dat er in huist. Wij willen echter den Clair-voyant niet al te hard vallen om dat woordeke ‘humoristische’; elk boek moet toch een titel hebben, en zooveel mogelijk een uitlokkenden titel, een die den kooplust opwekt, en in onze dagen doet humor nog al opgeld: waarschijnlijk omdat de echte waar zoo schaars aan de markt komt. Maar eerlijk is het toch nooit, den uitgever of het publiek door een niet toepasselijken titel om den tuin te leiden; wij zeggen den uitgever of het publiek, want met beiden heeft het nooit tegelijk plaats. Wordt het boek goed verkocht, de uitgever heeft er al ligt vrede mede dat de titel voor het boek niet past; laat het publiek zich door het fraaije uithangbord niet misleiden, de uitgever betaalt alleen tol.
Wij zullen nu alleen maar aannemen, dat het aangekondigde werk schetsen en portretten zijn, zonder eenige classificatie. Mogten wij ze classificeren, wij rangschikten ze onder die, welke zonder nadeel voor iemand, behalve voor den schrijver, geschreven kunnen, maar gedrukt niet behoeven te worden.
In de inleiding vertelt de Clair-voyant aan zijne lezers dat hij een kruidenier is. Wij gelooven dat niet, lezers, of liever wij durven u gerust verzekeren dat hij dat niet is, want zeker geen eenvoudig kruidenier leest Heemskerk's polemiek in den Gids, of weet iets van de ketterijen van het jonge Holland; veel min bedient hij zich hier en daar van Grieksch en Latijn. Maar is het ook soms humor, dat de schrijver zich uitgeeft voor iemand anders dan hij is, gelijk hij deze schetsen en portretten geeft voor hetgeen zij niet zijn?
't Zijn gedeeltelijk oorspronkelijke opstellen, gedeeltelijk navolgingen van Hoogduitsche en Engelsche schrijvers. De laatste zijn niet geschikt om onzen smaak voor de lettervruchten onzer naburen te verhoogen, of ons groot vertrouwen in te boezemen op den smaak van den ‘navolger’. Zeker er had veel beter kunnen gekozen worden. En of hetgeen bepaald als niet oorspronkelijk wordt aangegeven, ook niet met eenige andere schetsen en portretten vermeerderd moest worden, durven wij niet bevestigen. Sommige opstellen althans meenen wij wel eens in eene andere taal gelezen te hebben. 't Is evenwel mogelijk dat wij dwalen. Van een paar schetsen, iets meer.
Het stoomleven onzer eeuw (humoristische fantaisie). Wij hebben boven reeds den lezer gewaarschuwd niet te veel waarde te hechten aan het woordje humoristische, wanneer onze Clair-voyant zich daarvan bedient; nu raden wij hem aan er volstrekt geene waarde aan te hechten; want humor ontbreekt geheel aan deze phantaisie, en deze phantaisie is niets dan het voortbrengsel eener ziekelijke en ontstelde verbeelding. Dit alleen hopen wij, dat het humor (d.i. hier geen waarheid) zal zijn, als de schrijver ons verzekert dat hij deze bijdrage heeft voorgedragen in een letterkundigen kring, waar dames ook toegang hadden; want wij begrijpen niet hoe iemand, die zichzelven acht en het publiek waarvoor hij optreedt, op zulk eene plaats durft spreken van Wedeler's geheimen van den echt, en in figuurlijken zin gewagen ‘van het springen van locomotieven vóór zij het huwelijksstation bereiken.’ Fragmenten uit een onuitgegeven roman. Het hoofddoel van den schrijver met het openbaar maken dezer fragmenten, is hoogst waarschijnlijk eene proeve te geven van zijn talent, of liever aanleg tot plaatsbeschrijving, en wij moeten erkennen,