den beter lazen. - En toch is het naauwelijks dit, wat ons het meest goed deed. - De Bruine was een meer regtzinnig theoloog, willen wij en mogen wij ook niet kerkelijk-regtzinnig zeggen (men zie blz. 198); - maar hoe laat hij Luther, zijn karakter, zijn werk geregtigheid wedervaren! Ziet, dat zijn teekenen des tijds, waarbij wij zeggen: wij zijn vooruitgegaan. De protestantsche kerken zijn elkanderen genaderd, broederlijk, beide wassend aan Dien die het Hoofd is, naar den geest meer één, naar de belijdenis meer één, vooral meer éénig in de liefde. Men bouwe verder op God en Christus en verwachte veel van den tijd, of liever van de pogingen der weldenkenden aan alle zijden!
Bij de preek over den heiligen vriendenrol, een lumineus idee, zou het tweede deel, had de Bruine daaruit slechts enkele gedachten behouden, kunnen worden gemist. - En naauwelijks minder oorspronkelijk mag het denkbeeld heeten om (was de prediker daartoe genoodzaakt?) op eenen algemeenen dankdag ter afscheidsrede eenen tekst te kiezen als 1 Corinth. III: 6b. en de gedachte ‘God heeft den wasdom gegeven’ alzoo tweeledig toe te passen. - Hier als elders ontwaren wij, hoe dat nederig, dankbaar, afhankelijk en vertrouwend gemoedsbestaan, dat hij anderen toewenschte, de Bruine eigen was. En zoo kon hij te Balk, Vlissingen en Middelburg voor zich in gelukkige tevredenheid, anderen tot zegen, zijnen God en Heer ter eere werkzaam zijn, - viel ook van het zaad dat hij uitstrooide sommig aan den weg en onder doornen. - Er zal echter zeker veel in goed land zijn gevallen; mogten dat ook de woorden, welke hij nog aan den rand des grafs tot- en voor de gemeente wilde hebben!
Kleine aanmerkingen welke wij hadden houden wij gaarne terug, waar wat de hoofdzaak betreft zoo veel goeds is te vinden. - Hij kon zeggen: ‘Heer, ik geloof!’ Dat geloof zij thans aanschouwen geworden! - Waar men bij die betuiging nog een: ‘kom mijn ongeloof te hulp!’ heeft te bidden, de waarheid slechts gedeeltelijk gevonden, gedeeltelijk te zoeken, de denkende mensch niet zoo auf's Reine is, moge die bede worden verhoord! - Er sprak in menige betuiging van den ontslapene eene verzekerdheid, welke velen als hun deel zullen wenschen. - En toch, moed gehouden! ook bij het denken over - het vorschen naar de waarheid. Niet allen is hetzelfde pad tot haar gebaand. Zijn er punten, waarvan velen Paulus naspreken: ‘niet alsof ik het alreede gegrepen heb, maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mogt;’ - wij willen bedenken dat er ook gesproken is: ‘zoekt en gij zult vinden, klopt aan en u zal worden opengedaan.’ - Es wird eine Zeit kommen, wo das suchende Herz auch das gesuchte ist, zegt Claus Harms. - Wij dachten deze gedachten, toen wij hier op menige plaats de borgtogtelijke voldoening indien al niet nomine toch re vonden, - bij de regtvaardiging uit geloof, zonder eenig werk van 's menschen zijde, - bij den Bijbel geheel dis Gods Openbaring, - bij meer dan eene overbrenging van Oostersche beeldspraak op onzen Westerschen bodem, bij soms minder aangenaam doch van zeer veel geloof getuigend beeld als eene bres in den muur van China, of wat krasse metaphers, b.v. de bloedberg. - Zou het niet ook van het geloof aan - mogen heeten: En hij gaf den eenen vijf, den anderen twee, den derden één talent?
chon.