Het verwijt van onkieschheid beantwoordt hij met eene herinnering aan de Zwitsersche boerinnen, die algemeen korte rokken dragen, en aan de schilderachtige kleeding der Poolsche dames, welker staatsiegewaad in eene korte tunica bestaat. ‘Maar om digter bij huis te blijven,’ vervolgt hij, ‘indien de kieschheid lange kleêren voorschrijft, waarom begaan onze dames dan zoo dikwijls de onkieschheid van hare rokken op te tillen, ten einde ze niet in het slijk der straat te laten slepen, hoewel zij er toch reeds het vuil der voetpaden mede hebben opgeveegd? Eenige moddervlakken meer of minder op den zoom van haar gewaad zijn toch niet te vergelijken met het verwijt van onwelvoegelijkheid, waaraan zij zich op die manier blootstellen.’
Wat het on vrouwelijke van het costuum betreft, beweert hij dat het niets mannelijk behoeft te hebben. ‘Het bovengedeelte van het kleed’ zegt hij ‘kan aan den smaak der draagsters worden overgelaten: alleen zouden wij verlangen dat de borst en de armen minder geprangd werden dan tot nog toe. Het eigenaaraardige van het nieuwe costuum is een rok, die niet verder dan halfweg tusschen de knie en den enkel reikt, en daaronder eene broek van matige wijdte, die om den enkel is vastgebonden. Daarbij schoenen of laarsjes naarmate het saizoen en het weder vereischt.’ Als doctor beweert hij dat deze verandering van kleeding niet alleen gemak zou aanbrengen, maar ook bevorderlijk voor de gezondheid zou zijn, daar bij regenachtig weder natte rokken om enkels en voeten zouden slingeren. Ten laatste beweert hij dat tot een oordeel over het nieuwe costuum niet bevoegd zijn, de heeren die den tegenwoordigen kolenemmerhoed dragen, en de dames die liever met den zoom van haar gewaad het straatvuil willen opvegen of door het opnemen van hare rokken vier vijfdedeelen van hare kous laten zien, dan de nieuwe dragt aannemen.
Zoo gaat het in Amerika, waar het Bloomers-costuum bij de periodieke pers zoowel voorstanders als bestrijders vindt. In Engeland daarentegen gaat er een algemeene kreet tegen op. Het is evenwel opmerkelijk dat de aardigheden waarmede de dagbladpers dit costuum belagchelijk wil maken nog veel flaauwer zijn dan de gewone couranten-snedigheden, en dat zelfs Punch zijn vernuft schijnt te verliezen als hij zich tegen de Bloomers wil spitsen. Met reden is er niets tegen te zeggen; men bepaalt zich dus tot schimpen en uitvaren over het indecente dat men er in gelieft te vinden. Dit indecente is echter alleen in het vreemde gelegen. Ook wij moeten zeggen, dat eene dame, die goedvindt zich in het openbaar te vertoonen in een costuum, waarvan zij weet dat het afkeurende aandacht moet trekken, en waarschijnlijk een troep janhagel om haar heen verzamelen, wat meer moed aan den dag legt dan wel met de vrouwelijke zedigheid schijnt te strooken. De sporen van oproerigheid tegen de heerschappij der mode, die zich tot nog toe in Engeland hebben vertoond, zijn dan ook nog maar gering.
Eerst lieten zich op de wandelingen van zeebadplaatsen, enkele dames in Bloomers costuum zien; daarna vertoonden dezelfde of andere zich in de Londensche parken; telkens waren zij echter genoodzaakt spoedig de wijk te nemen voor de opschudding waartoe hare kleeding aanleiding gaf. Zekere Mrs Dexter beproefde de zaak door een stouten stap te bevorderen. Er werd aangekondigd dat zij eene openbare voorlezing over de nieuwe kleeder-