men met eene zekere hoeveelheid van steenen en hout werken moet. Dan moet men er toch wel eens een balk in leggen, die met de andere minder goed overeenkomt, hoe men er ook schaaf en zaag bij gebruike, om hem zoo goed mogelijk te maken. 't Komt ons voor dat de Schrijver zóó gehandeld heeft. 't Heeft den schijn alsof hij eenige preken zoo goed mogelijk heeft zoeken te vereenigen. De vijfde leerrede was gemaakt voor den dankdag in 1847, de tiende voor een zendelingsbidstond, de elfde op het pinksterfeest tijdens de woelingen in het staatkundige. Natuurlijk werd de gang van des schrijvers redenering daardoor belemmerd. Of dat goed te keuren is als men zich bouwstoffen verschaffen kan, om in een beteren, meer gemakkelijken stijl te bouwen?
Wij zijn 't ook niet in alles met den Schrijver eens, als hij den tekst verklaart. 't Kwam ons geene gelukkige gedachte voor, om de Grieksche woorden, bij de onzen vertaald door armen van geest over te betten door die bedelen voor den geest. Door die hand die ergert wordt zijns inziens uitgedrukt de werkkring die een mensch op aarde heeft, zijn ambacht, zijne nering, zijn beroep. Dit zouden wij toch niet gedacht hebben.
't Is vervolgens reeds meermalen gezegd dat Jozef eene neiging tot hoogmoed had, die door 't lijden gefnuikt werd. Dit wordt gezegd, opdat wij de wijsheid van 't Godsbestuur in de leiding van Jozef te beter zouden opmerken. De beschuldiging van hoogmoed tegen Jozef ingebragt door Engelsche deïsten, werd eerst geheel verworpen, maar nu weer eenigzins gewettigd, om de opvoedende wijsheid van God in 't regte daglicht te stellen. Hoezeer wij 't prijzen moeten, dat men de wijsheid van God leere opmerken, zoo moeten wij toch vooral de historie niet a priori construeren, opdat er zulke resultaten uit voortkomen, die ons de wijsheid Gods doen verstaan. Ligt mogelijk dat de Allerhoogste geheel andere oogmerken had, dan wij a priori meenden te moeten vaststellen. Daar was een tijd dat men het zonnestelsel construeerde naar de toenmalige begrippen, en de wijsheid Gods aantoonde en loofde, omdat Hij juist op die wijze den loop der hemelligchamen geordend had. Maar zie later blijkt 't, dat 't zonnestelsel hoogst waarschijnlijk lang in duigen gevallen was, als't zoo ingerigt was, als ze toen met de wijsheid Gods zoo overeenkomstig geoordeeld hadden. De geschiedenis spreke dan, men hoore haar eenvoudig verslag, maar overdrijve niets, al ware het dat Gods wijsheid daardoor heerlijker zou schitteren. Vooral worde er geene traditioneele exegese uit geboren.
Van Jozef zegt onze schrijver nu ook, ‘dat er in zijn hart eene sterke neiging tot hoogmoed huisvestte, door zijns vaders partijdige liefde gevoed en reeds vrij erg ontwikkeld.’ 't Bewijs voor die beschuldiging is, dat hij droomde, dat hij die droomen verhaalde en 't kwaad gerucht van zijne broeders overbragt. Daaruit wordt dan bewezen hoe goed de leiding Gods voor Jozef was. Zonder aan 't laatste iets te derogeren beschuldigt men den jongeling Jozef toch vrij hard. De zeventienjarige jongeling bragt 't kwaad gerucht van zijne broeders tot zijnen vader. Maar is dat nu een bewijs voor eene vrij sterke ontwikkeling van hoogmoed? De jongste kinderen in 't gezin doen dat niet zelden, vooral als de ouders hun eene groote voorkeur betoonen. De schuld lag zeker meer bij Jakob. Hij betoonde aan Jozef bij voor-