ren die van wijsgeeren hebben ingenomen. Men denke slechts aan Italië en Palestina, waar toch het klimaat niet veranderd is! En wat de godsdienst betreft, wij mogen van het Christendom ten minste nooit toegeven, dat het, even als de plantensoorten, zijne breedtegraden hebben zou. En dit behoeft ook niet, mits men vorm met wezen niet verwarre: want zeker zal wel altijd de belijdenis voor 't Evangelie en de vereering van den Vader in Christus, het kleed wat moeten plooijen of de stof daartoe kiezen, naar 't klimaat der landen, en naar den geest der volken; - gelijk immers de ervaren reiziger ook doet? - maar slechts om te rijker zich te ontwikkelen en den geest der volken, zoo wel als den verkeerden invloed van ieder klimaat, te beheerschen.
Het gevoel, dat ons betaamt omtrent onze ouders en omtrent den hemel, wordt door de Latijnen te regt met één woord (pietas) aangeduid, zooals bij de Chinezen geheel het stelsel van godsdienst, zedeleer en staatkunde op den eerbied voor de ouders is gebouwd. Zoo als nu de menschen met den naam, het afbeeldsel en de reliquiën van afgestorvene ouders doen, zoo handelen zij ook met de godsdienst. Sommige hebben altijd ‘de zalige moeder’ en ‘den braven vader’ op de lippen, en hangen de portretten in de huishoudkamer, zoodat kinderen en vreemden al ligt zich onder die kleine herinneringen en groote uitweidingen vervelen, en spotten met staartpruik en kapsel van den ouden tijd; terwijl 't den verhaler zelv' al ligt òf gewoonte wordt, òf eigenwaan, altijd van die ‘dierbare ouders,’ te spreken. Maar anderen hangen die afbeeldsels zoo hoog of ver weg, dat bijna niemand ze ziet, en er soms een duim dik stof op komt. Evenzoo wordt door hen de nagedachtenis der ouders, ernstig en aandoenlijk als ze is, zoo zorgvuldig in den verborgensten hoek van het hart weggelegd, dat er zelden menschenoog toe doordringt, en er soms ook wel een duim dik stof op komt. - Is niet evenzoo het spreken over de godsdienst sommigen gewoonte, zelfverheffing, speculatie zelfs op anderer godsdienstig gevoel; maar ook velen een huiveringwekkend, ongewoon en spookachtig iets? Deze laatsten ontwijken het godsdienstig gevoel zoo ver of begraven het zoo diep, dat zij het niet weten te vinden, als het hun toch eindelijk eens te pas komt.
Deugd is strijd. Vandaar dat het organiseren der deugden en ondeugden zoo slecht gaat. Het vermeerdert de laatste en doet de eerste van koude inkrimpen. Vele en belangrijke gevolgen kunnen hieruit worden afgeleid omtrent armenwetten, wetten op de openbare zedelijkheid en wat al niet meer! De Staat doe hierin het onvermijdelijk noodige, en late vooral de godsdienst, en de liefde en heiligheid, die zij kweekt, de meest mogelijke vrije werking; - en hij heeft genoeg gedaan.
K** S***