niet plaats maken voor de vraag: Wer wird geladen? Ik kon hem niet waarschuwen: Vrind lief, ge loopt er in met uw No. 3; want gij wilt uwe hoorders als gasten tot de bruiloft noodigen, en wie zal nu de bruid zijn? De man moest door eigen schade leeren, jawel: ‘Wer ist die Braut?’ vroeg hij, en het antwoord was: ‘Man nennt sie wohl Ekklesia, die Erwählte, und wer ist sie anders, als die Menschenseele, die begnadigte, mit Glauben an den Seelen-Bräutigam hochbegnadigte Menschenseele?’ De hoorders werden dus dringend genoodigd om als gasten de verloving te vieren van hun eigen ziel met Christus: zoo ver ik zie, kwamen alleen hun ligchamen daar aan die uitnoodiging beantwoorden, - en dat zal de spreker toch niet bedoeld hebben. Dat die consequentie den man toch niet geleerd heeft, hoe innig valsch zijn exegese en zijn thema was! Op 5: Wer wird dort sein? had de tekst het antwoord: Wer will; maar dat scheen in 't systeem van den Herr Doctor niette passen; hij zocht in het woord: sie wollten nicht kommen ‘grosse Tiefen,’ es bezeugt mir nämlich aus Gottes Munde, das wir für das Göttliche allen und jeden Willen verloren haben und das wir nichts behalten haben, als - nicht wollen.’ Ja, van die eerste genoodigden mogt dat waar zijn, fluisterde mij een nevenman toe, maar de anderen van de ‘Strassen’ kwamen toch, wilden dus komen, en wat regt heeft de prediker om mij onder de eersten te rangschikken? Ik stiet den man even aan; 'k houd niet van fluisteren in de kerk, en juist was de prediker ook begonnen met te zeggen, dat het bruiloftskleed de ‘Gnadenrock’ was. 't Wou met de exegese maar niet bij dien man; en nu hij van het bruiloftskleed een ‘Gnadenrock’ in plaats van de regte gezindheid gemaakt had, bleef er ook voor de toepassing geen plaats
over. Hoe menig Evangelieprediker heeft anders met dat woord den valschen geruste, den koud-orthodoxe en den eigengeregtige in de ziel gegrepen.
Ik hoop toch niet, dat de heer Lössel doctor in de theologie is. Dat zou mij leed doen voor de eer van de universiteit, die hem promoveerde. Ik althans had hem het adres van van Hengel wel eens willen geven. Heb ik u nog van triviale uitdrukkingen gesproken, als ik hoogst ongaarne van gewijde plaats spreek of hoor, b.v. ‘die fettesten und reichsten Biszen der königlichen Himmelsküche werden dort aufgetragen,’ - God is niet ‘nach der Welt Sinn, “ein guter Alter,” en “Man bittet um die Ehre mit Frau und Fräulein Töchtern, zur Hochzeit zu kommen,” - heb ik er nog bijgevoegd, dat de prediker in zijn: Wo wird die Hochzeit gefeiert?’ het heil van den Christen geheel jenseitig maakte, - dan is zijn zondenregister ten einde, en heb ik u rekenschap gegeven van mijn woord, dat tot afkeuring der preek als geheel mijn oordeel meest zou overhellen. Dat ik dobberde tusschen goed- en afkeuring is u echter een bewijs, hoe ik de preek als geheel, maar niet de geheele preek afkeurde. En inderdaad, er was schoons in. Reeds in het uitwerken van het beeld lag vernuft. Maar er was meer dan vernuft: hooge ingenomenheid met Christus en het Evangelie sprak uit de rede. Zij greep in de ziel, toen ze de laatste vraag beantwoordde: ‘Seht, es wird uns hier Einer beim Eintritt des Königes in den Hochzeitsaal bezeichnet als “der kein hochzeitlich Kleid anhatte.” Welcher ist dies wohl? Kein Namen, noch sonstige Bezeichnung, ist uns von ihm aufgehoben. Das bedeutet etwas, lieben Freunde.