| |
Mijne reis met de landmail van Batavia over Singapore, Ceilon, Aden en Suez tot Alexandrie in Egypte,
door Mr. J.C.F. Baron van Heerdt, Lid in den Raad van Justitie te Samarang. (Vervolg en slot. Zie Tijdspiegel 1851, II, blz. 160.)
Indien de Middellandsche zee de natuurlijke scheiding tusschen Europa en Afrika niet reeds gevormd had, zou ik de grenslijn dier werelddeelen midden door Alexandrië getrokken willen hebben, zoodanig dat het modern gedeelte aan Europa toekwame en het andere aan Afrika verbleve. Modern Alexandrië is nagenoeg geheel Europeesch, vooral daar, waar de wijk der konsulaten, eene ongeveer 100 voet breede straat, zich van het oude Necropolis tot aan de poort van Canope strekkende, behalve de beide genoemde logementen een tiental andere Europesche woningen, men mag zeggen paleizen, bevat, waaronder die van den Franschen en van den Engelschen konsul bijzonder uitmunten.
Onder deze fraaije gebouwen trekt een klein huis op zijne beurt misschien de aandacht van den geletterden vreemdeling. Het is een Europeesch koffijhuis welks gevel een groot uithangbord draagt, waarop ‘Kaffeneion Hellaenikon’ met Grieksche en dadelijk daaronder ‘Caffé Ellenico’ met Romeinsche hoofdletters geschilderd staat. Dit opschrift herinnert onwillekeurig aan de zeden en gewoonten der oude Grieken en stelt hunne leefwijs, hoe die vroeger moet geweest zijn, op nieuw voor de verbeelding.
Door de trapsgewijze veranderingen te volgen, welke sedert die tijden onder dit volk plaats grepen en zich nu meer en meer naar het beschaafdere Noorden schikten, kan men, ook te Alexandrië, bij eene opmerkzame beschouwing, met niet veel moeite den oorspronkelijken stand van zaken onderkennen en zich tevens een denkbeeld vormen van de huishouding der ouden, gelijk ons daarvan de schrijvers van dien tijd de beschrijvingen hebben nagelaten. Zoo brengt deze aankondiging zeker menigeen in de gedachte, hoe de wijnhuizen der vroegere bewoners van Griekenland even eens hunne uithangborden met het opschrift
| |
| |
‘kapaeleion’ naast de deur hadden en er eene soort van beurs of handelsplaats van maakten, gelijk heden ten dage in sommige hoofdsteden van Europa de beurzen tevens wijnhuizen, societeiten of zoogenaamde restauraties bevatten.
Men stelle zich echter niet voor, hier in het Kaffeneion Hellaenikon den Mareotischen wijn uit ramshoornen te zullen drinken, noch, dat de waard gewoon is in de taal van Demosthenes de verteringen der gasten op te schrijven. Een en ander is er door den tijd afgegaan, en de kroeghouder, een zeer modern Italiaan, vergenoegt zich tegenwoordig, den bezoeker Italiaanschen wijn voor Engelsch geld uit Fransche flesschen te schenken, en hem in eene der Europesche levende talen te woord te staan. Men vindt er een goed billard, bijna alles waarvan een koffijhuis in Europa gemeenlijk voorzien is, doch, voor zoover ik mij herinneren kan, geene nieuwspapieren.
Wijders zijn in deze straat, en verder stadwaarts in, fraaije winkels met allerlei Europesche koopwaren, werkplaatsen van schoenmakers, smeden, verwers enz., meestal toebehoorende aan Italianen en Franschen, wier namen en berigten, zoo in het Grieksch als in het Italiaansch, op de deuren en voorgevels prijken.
De meeste levendigheid en handelsvertier bevinden zich in Oud-Alexandrië, in dat gedeelte van de stad, waar de inlandsche kooplieden wonen en men de fabrieken van linnen, wol en zijden stoffen aantreft. Elke tak van nijverheid heeft hier zijn afzonderlijk kwartier, gelijk dit voorheen ook in Europa het geval plagt te zijn. Geheele straten, waar men slechts te voet of per ezel en zeldzaam met een rijtuig doorkomen kan, zijn er alleen door koperslagers bewoond; andere, waar men niet dan suikerbakkers en handelaars in suikerwerk aantreft, weder anderen, die uitsluitend door zadelmakers, fabriekanten van paardetuigen enz. bezet zijn. Bezienswaardig is vooral de groote bazaar of koopmarkt. In Europa zou men door de uitdrukking markt niet ten onregte eene opene ruimte verstaan, waar allerlei koopwaren, hetzij op den grond, hetzij in kleine, van planken opgeslagen kramen, ter verkoop gerangschikt worden. Hier is het, hetgeen men in Holland eene groote kermis noemt: vier of vijf in evenwijdige rigting geplaatste rijen kleine steenen en houten winkels, die alle op iedere rij aan elkander sluiten, en een smallen, ongeplaveiden weg tusschen beide openlaten, waarop zij ter weêrszijde hunne uitgangen hebben, doch boven welke van het eene eind tot het andere, eene tent van grof linnen gespannen is, die den bezoeker tegÖ en reÖgen en zonnehitte beschermt.
Verreweg het meerendeel dezer winkels of kramen bevat katoen, linnen en wollen stoffen van verschillende soorten. Tusschen mutsen, mantels, hemden, shawls, sluijers enz. ziet men hier Turken, Grieken en Arabieren met gekruiste beenen op eene soort van toonbank hunne pijp rooken en handel drijven.
In eene andere kraam lagen een drietal Circassische en Nubische slavinnen te koop, die hare onvergelijkelijke schoonheid meer zien dan gissen lieten, daar zij, met een lossen sluijer van wit gaas slechts ten halve bedekt, in hare natuurlijke dartelheid wel eens schenen te vergeten, dat die ligte kleeding, om nog eenigzins dezen naam te verdienen, zorgvuldig gesloten behoorde te blijven.
Hier wordt iedere twijfel aan de mogelijkheid, dat eene zwarte vrouw schoon kan zijn, opgeheven, en ligt het bewijs voorhanden, dat de natuur zich in hare
| |
| |
rijkste gave aan geene kleur stoort, en zoowel de Afrikaansche als de Europesche vrouw begunstigd heeft. Het was moeijelijk onder dit drietal eene keus te doen, maar ook moeijelijk de oogen er van af te wenden.
En deze wezens, die zeker hunnen vernederenden toestand niet beseften en hun lot onder 's werelds alledaagsche zaken plaatsten, zaten daar, om voor 60 en 80 guinjes verkocht te worden, terwijl voor 30 en 40 dezelfde koopman in eene aangrenzende kraam eene Grieksche kleeding van het fijnste laken vertoonde, waaraan slechts de schoenen ontbraken, om iemand op staanden voet in een' Griek te herscheppen. De waarde van den mensch, en wel van de schoonste soort, werd hier alzoo op eens zooveel geschat als die van een stel nieuwe kleêren.
Niets is intusschen onzekerder dan het bezit van zulk eene schoone, daar zij haren meester ontvlugtende niet ligt terug te bekomen is. Noch door regtsmiddelen (want er bestaat geen koopbrief, noch ander schriftelijk bewijs van eigendom) noch door eigen magt (want het spoor der slavin is in deze streken moeijelijk uit te vinden), kan de kooper in zijn bezit hersteld worden. Er schiet hem zelden iets anders over, dan in zijn verlies te berusten en de waarde van de zaak: voor genoten te houden.
Heeft hij, op deze wijs voortslenterende, het belangrijke binnen Alexandrië opgenomen, dan doet de landmailreiziger wel, zich van een ezel te voorzien en naar buiten te rijden.
Den weg door de stad of het kamp der Arabieren nemende, ontdekt hij in de eerste plaats den Toren der Romeinen, wiens overblijfsels nog geheel op zich zelven staan en hunne volle belangrijkheid behouden hebben.
Verder op in de nabijheid van de synagoge der Joden en de oude basiliek of moskee van Sint Anastasius, staan, tusschen eene massa ruïnen, op een afgelegen plek aan de oevers der nieuwe haven, de Naalden van Kleopatra, twee obelisken, waarvan de eene op den grond uitgestrekt en bijna geheel onder het zand bedolven ligt en de andere zich nog regt opstaande vertoont, op de vier zijden met hieroglyphische figuren bedekt. Beide zijn uit één blok rood graniet vervaardigd, dat, zoo men zegt, in Egypte menigvuldig is.
Eenige schreden van hier verwijderd, bezochten wij het kerkhof en de ruïnen van een aan de nieuwe haven gelegen paleis, en keerden stadwaarts terug om nabij het meer Mareotis de kolom van Pompejus te bezoeken.
Deze zuil behoort tot de Korinthische bouworde en bestaat uit drie hoofdstukken: het kapiteel, de schacht en de basis. Het kapiteel, dat eertijds het beeld van Pompejus, of, volgens latere berigten, dat van Diocletianus droeg, is tegenwoordig hier en daar door den tijd afgeschilferd en van zijne bladen beroofd. De schacht of stijl, op zichzelve uit vier stukken bestaande, is van fijn inlandsch marmer van verschillende kleuren vervaardigd, heeft eene hoogte van ongeveer 90 voeten en kan in hare breedte door vier menschen niet omvat worden. Zij maakt met een gedeelte van het voetstuk één geheel blok uit. Het derde stuk, de basis, waarvan elke zijde minstens 15 voet breedte en even zooveel in hoogte heeft, is thans nog in haar geheel en alleen door eene massa van ingesneden namen van reizigers, meest Engelschen, geschonden.
Het geheel heeft eene hoogte van 112 voeten, staat op een heuvel van harden
| |
| |
steen en schijnt volgens sommigen tot baken voor de zeevarenden gestrekt te hebben. Thans is het een bestovene, op zich zelf staande steenklomp, dien de landmail-reiziger, bij het eerste gezigt, dat hij reeds in het kanaal daarop had, zijne aandacht te naauwernood waardig keurt, en ook, zoo als ik vroeger zeide, geene andere belangrijkheid bezit dan dat het een overblijfsel der oudheid is, dat, nog gaaf en geheel gespaard gebleven, in zijne soort het grootste der wereld wordt genoemd.
In de nabijheid van deze kolom zou eertijds een Huis van Wijsheid gestaan hebben, hetwelk door gebrek aan behoorlijk onderhoud - waarschijnlijk het gevolg van gebrek aan behoorlijk bezoek - vóór zijnen tijd tot puin vervallen is. Wat dat gebouw te beduiden had, of de wijsheid van daar uitging, dan wel aldaar binnen gevoerd werd, kwam ons niet ter kennisse; doch vreemd is het, als men daartegenover de goede orde stelt, waarmede men in Egypte de gekkenhuizen in stand houdt, ofschoon de ongelukkige bewoners er zelden lang vertoeven, daar men hun geen ander middel van genezing verschaft dan uithongeren. Zoo is de strijd tusschen verstand en hongerdood bij deze beklagenswaardige wezens spoedig beslist.
Meerdere overblijfselen uit de geschiedkundige oudheid vindt men in de omstreken van Alexandrië, doch deze zijn van mindere vermaardheid en maken, wil men ze allen bezigtigen, een oponthoud in deze stad noodzakelijk, langer dan gemeenlijk eene overland-reis toestaat.
Op het midden van den dag keerden wij naar het Hôtel d'Europe terug en waren regt blijde, ons met een kop krachtige bouillon verwelkomd te zien, eene verkwikking, die ik mijnen in deze luchtstreken reizenden landgenooten, evenzeer als het bad, niet genoeg kan aanbevelen.
De eetzaal vonden wij een paar uren vóór het middagmaal aan eene Europesche societeit gelijk geworden. Men zat er, onder het rooken uit Duitsche en Goudsche pijpen Engelsche en Fransche dagbladen te lezen, schaak te spelen of te domineren om een gentiaantje. Een van ons gezelschap had zich op den Bazaar eene hookah of hokka, door de Engelschen hubly-bubly genoemd, aangeschaft, eene waterpijp, bestaande uit een langwerpige glazen buis of flesch, ten halve met water gevuld, en waaraan een lang en buigzaam roer wordt bevestigd, dat men even als een koord om het lijf winden kan, terwijl de buis zelf, op wier top een koperen bakje is vastgeschroefd, waarin zich de tabak bevindt, altijd op den grond geplaatst wordt De daarbij behoorende inlandsche tabak is grof gekorven en, ofschoon van eene ligte vale kleur, zoo sterk van smaak, dat eene herhaalde wassching er van in laauw water dient vooraf te gaan, zal hij rookbaar zijn.
Deze wassching beneemt wel is waar den tabak 2/3 van zijne oorspronkelijke kracht; doch dit belet niet, dat hij, die ongewoon is dusdanige pijpen te gebruiken, in den beginne reeds bij den tweeden of derden trek veelal eene duizeling in het hoofd en flaauwte ondervindt, welke hem spoedig op den grond doen tuimelen, zoo hij niet bij tijds het roer nederlegt. De oorzaak ligt nu niet meer in den tabak, maar in het roer, waaruit de onervaren rooker door twee of drie gewoonlijk zeer lang gerekte teugen den rook naar den mond zoekt te brengen, welke eerste trekken anders een Sipajer, aan wien in deze landen bij uitsluiting de zorg voor de hokka wordt toevertrouwd, buiten de kamer gewoon is te doen.
| |
| |
Eerst nadat de eigenaar der hokka, te midden van liet talrijk gezelschap, eene dusdanige bedwelming had ondervonden, werden wij omtrent de behandeling van de waterpijp ingelicht.
Eene Turksche pijp komt mij, ook voor zoover de soort van tabak, dien men daarbij pleegt te rooken, betreft, verreweg verkieslijker voor; doch, het zij den Hollander ter eere nagegeven, dat bij eene naauwkeurige beproeving der voordeelen van elke bekende pijpsoort, geen van alle bij die van Gouda haalt, zooals men deze dan ook, even als onze kaas, schier in alle werelddeelen vinden kan.
Na het middagmaal begaven de gasten zich gewoonlijk op weg, om langs de wel verlichte straten van Alexandrië rond te wandelen en vooral in de wijk der konsulaten, alwaar bij helder maanlicht de beau monde in verschillende bonte groepen op en neder wandelt, zich onder de menigte te mengen.
De klok van negen ure riep ons dan aan de speeltafel in den salon, of wel wij werden op het balkon van het Hôtel teruggehouden door de onderhoudende gesprekken van een der dischgenooten.
Reeds den eersten avond van onze aankomst werden wij aangenaam verrast door een orgue de Barbarie - eene benaming even barbaarsch als ons draaiorgel - dat, door een' Italiaan onder het balkon bestuurd, beurtelings het lied van Proch, das Alpenhorn, en Leszinsky's wel bekende polonaisen speelde, hetgeen ons geheel en al deed vergeten, dat wij in Egypte waren.
Vier genoegelijke dagen hebben wij in deze stad doorgebragt.
Tijdens onze aankomst in dit Hôtel lag de Avviso van de Navigazione a vapore del Lloyd Austriaco, houdende: ‘L'J.R. Pacchetto postale a vapore No 1 nomto: Arciduca Lodovico, comandato dal capitano Sig. F.M. Zencovich partira (tempo permettendo) il giorno Mercordi 13 del mese Maggio alla ore 9½ a: m: per Sira,’ onder de overige papieren voorhanden, en konden wij, die, sedert het vertrek van de Oriental naar Southampton, niet meer dan twintig in getal over Triest naar onze respectieve haardsteden terugkeeren zouden, gedurende drie dagen ons tot de voortzetting van de reis gereed maken en daartoe het benoodigde aanschaffen.
In den vroegen ochtend van den 13den Mei bragt een cainariero onze rekeningen. De mijne:
|
Mai le 9. No 7. |
Du |
9. |
Bordeaux 1 bouteille. |
30 |
|
9. |
Soda 1 bouteille |
5 |
|
10. |
Bordeaux 1 bouteille |
30 |
|
|
Domestique. |
80 |
|
|
Pour nourriture et chambre 4 jours |
200 |
|
|
|
345. |
veroorzaakte aanvankelijk geen geringen indruk. Ook de overige reisgenooten bleven, naar het mij toescheen, niet zonder verkropte verbazing over de hunnen, en tuurden met wijdgeopende oogen, de boterham nog in den mond, op de ellendige kladjes, waar men die vreesselijke sommen zoo losweg op neêrgekrabbeld had, totdat men ons te verstaan gaf dat hier geen sprake was van florijnen of Spaansche matten, maar van Turksche piasters, waarvan 22 op eene Spaansche mat gaan en die in Holland de waarde van 11½ cent het stuk heeft, - een berigt, dat ons zeer bevredigde en van lieverlede met de rekeningen verzoende.
Had ik nu de pen van eenen Kneppelhout, ik zou zeker het oogenblik van ons vertrek beschrijven, toen wij, het hôtel d'Europe willende verlaten, aan de deur van de salon de beide Europesche hôtelbe- | |
| |
dienden ons met eene beleefde buiging zagen groeten en op hunne ministerieele tronies de duidelijke kenteekenen meenden te bespeuren van eene kleine herinnering aan de gebruikelijke fooi, die hier, te oordeelen naar hunne elegante kleeding en wellevende manieren, niet gering mogt wezen.
De eersten, die reeds de deur doorgegaan waren en als ter sluik de fooi met een sterk gesloten hand - die dan gemeenlijk geen groot geldstuk bevatten kan - in die van den hôtelbediende gedrukt hadden, maakten die achteraan kwamen eigenlijk zoo voor hen als voor zich zelven verlegen, daar men niet wist, of de bedienden met het gegevene wel tevreden waren, hetgeen ons, die den trein der vertrekkenden sloten, een oogenblik deed stil staan om over de fooi te raadplegen, waardoor de aandacht der bedienden, die hunne plaats niet verlieten, gaande gemaakt en de zaak ten laatste zoo verergerd werd, dat, het zij hier in vertrouwen gezegd, wij het meer dan ooit raadzaam geloofden, maar in 's hemels naam twee colonnaten te geven en daarna van Alexandrië afscheid te nemen.
| |
Besluit.
Over de reis met de landmail heeft zeker menigeen zijn gevoelens reeds geopenbaard. Bij dezen komt zij te duur, bij genen te vermoeijend, bij anderen daarentegen goedkoop en ‘comfortable’ en bij zeer velen welligt alleen goed voor brieven en pakketten voor. Dit heeft, zoo als alles in het ondermaansche, zijne reden, en men zou, bij een meer naauwkeurig onderzoek van de karakters der reizigers, van de drijfveren die hen tot de reis noopten, van de omstandigheden, waaronder zij ze ondernamen, als anderzins, al zeer spoedig tot de oorzaak geraken kunnen, waarom zij onderling zoo van gevoelen verschillen en het op vele punten wel nimmer eens zullen worden.
Zeker is het, dat de reis met ongemakken gepaard gaat voor hen die een talrijk huisgezin bij zich hebben of eene groote hoeveelheid goederen medenemen. Wie zich met beiden op dezen weg waagt, dien mag men belangrijke tegenspoeden voorspellen, althans zoo hij eene andere route dan de ‘Southamptonline’ volgt, gelijk dan ook, naar ik vertrouw, uit de voorgaande bladzijden eenigermate is op te maken.
Niettemin komt mij de landmailreis voor de voorkeur te verdienen boven de reis langs de Kaap de Goede Hoop, en in het algemeen boven alle togten op zeilschepen, al ware het enkel om de onbewegelijkheid van een stoomvaartuig, om de verscheidenheid van reizigers, die men op den overlandweg aantreft en om de belangrijkheid der plaatsen, die men aandoet en die, schoon slechts voor korten tijd bezocht, evenwel eene steeds welkome en aangename afleiding verschaffen en tevens de gelegenheid om zich van de ongerieven van het leven aan boord te herstellen.
Ik mag de reis met de landmail aanbevelen aan hen, die, uit Nederlandsch-Indië naar Europa terugkeerende, niet gaarne gaan in een schip, geladen met suiker, tabak, specerijen of andere handels-artikelen, welke, bijzonder onder de keerkringen, eene sterke, op den duur onverdragelijke lucht van zich geven; aan hen, die de reis met spoed willen doen; die met de zeeziekte geplaagd zijn; die, van natuur met hoofdpijnen gekweld, niet blootgesteld wenschen te zijn aan het doordringend geklop van
| |
| |
kalfaathamers, zooals dit maar al te dikwijls op onze Nederlandsche koopvaardijschepen gedurende de reis plaats vindt, voorts aan hen, die behoefte hebben aan een' wellevenden omgang, en in het algemeen aan hen, die door vrouw Fortuna niet karig bedeeld zijn met hetgeen de dichters wel eens
Stof slechts waar de wind meê speelt.
gelieven te noemen.
|
|