De Tijdspiegel. Jaargang 8
(1851)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 152]
| |
Brievenbus.I. Brief uit Gent aan de Redactie van den Tijdspiegel, over een magtigen Spaanschgezinden bondgenoot des heeren Alberdingk Thijm.Mynheeren! In den Tydspiegel werd reeds meermaels gesproken over den heer Alberdingk Thym en zyne Bloemlezing uit Nederlandsche Gedichten: er wordt echter tegen hem alleen te velde getrokken, als ware hy de eenige Spaenschgezinde in de heele wereld. Zulks is toch niet billyk jegens hem handelen: trouwens de heer Alberdingk Thym is de eenige panegyrist niet van het Spaensche juk, dat door Noord-Nederland moedig werd afgeschud en op de ongelukkiger, doch niet min moedige Zuidelyke Gewesten, door Spanje's overmagt drukken bleef. De heer Alberdingk Thym is niets anders dan een satelliet der katholieke Hoogeschool van Leuven, waer men schijnt gezworen te hebben Filips II te doen kanonizeren. De lof van den grooten koning is er aen de dagorde. Niet alleen in de Bloemlezing worden onze schrandere Brusselaer Marnix van Ste. Aldegonde en de Zwyger verguisd; DeZwyger, Staatsman, Vorst, en Oorlogsman te gader,
Maar Christen in 't gemoed, in wandel, en gedrag,
Die alles onderstond voor 't bandenvry geweten;
Geen zucht voor Grootheid had, maar Waarheid, (maar Geloof,
En, daar hy 't Vaderland ontweldigde aan de keten,
Zich-zelf en al zyn bloed blymoedig gaf ten roof;Ga naar voetnoot1)
maer ook in het onlangs verschenen Verslag over de werkzaemheden van het leuvensch Genootschap Met tyd en vlyt, aen welks hoofd prof. David staet, noemt men de helden die den compromis onderteekenden, eenen hoop woelzieke onruststokers. Filips II integendeel wordt er in gezegd met de zachtste, de redelykste middelen, het indringen der hervorming te keer te zyn gegaen, (Getuigen Alva en zyn bloedraed, het martelen en levend verbranden van Onroomschen, enz.) en het onderwys door het oprigten van scholen (van Jezuïeten?) te hebben willen uitbreiden en de volksklasse (met brandstapels?) verlichten. De eenige ware reden der Nederlandsche Beroerten, zoo zegt de Verslaggever van het Leuvensch Genootschap, en in zyne hoedanigheid van sekretaris, spreekt hy als de tolk der gevoelens van gantsch het Genootschap, was gekwetste eigenliefde en heerschzucht van eenige Edelen, voornamelyk van Willem van Oranje. o Heilige Menschheid, die niet wilt dat een dwingeland zyne medemenschen, als eene kudde schapen, schere en kele; o Heilige Gewetensvryheid, die niet gedoogt dat men den Roomsche of Hervormde râbrake of verbrande, omdat gene des zondags ter misse gaet en deze ter preek, maer die iedereen, volgens zyn hert en zyne overtuiging God laet eeren, - gy waert voor niets in die heldenworsteling van een strookje lands tegen het magtige koningryk, waerop nooit de zon onderging!... Men denke niet meer dat de Nederlander regt, wat zeg ik, een enkel voorwendsel had, om het zwaerd tegen Filips II te trekken: heel die volksmassa, welke, als een enkel man, over gansch Nederland opstond, wilde | |
[pagina 153]
| |
zich zoo maer doodvechten voor eene hersenschim, voor het eigenbelang van twee - drie havelooze Edelen!... De Hoogeschool van Leuven met den heer Alberdingk Thym wil het zoo. Het is waerachting zonderbaer te zien met welke woede men de schoonste bladzyden uit de geschiedenis der Nederlanden wil scheuren! Zoude men niet zeggen dat wy over de grootsche daden van onze reuzenvaderen blozen moeten? dat wy de verdedigers van Antwerpen en Leiden moeten vervloeken om alleenlyk de lofbazuin te laten schallen voor inkwiziteurs en beulen?... Ik zal, Mynheeren, deze weinige regels met twee verzen sluiten: zy zyn in de negentiende eeuw nog geene logen. Ik vond ze by den Gentschen dichter Jacob van Zevecote, dien Willems, aen wiens nagedachtenis even als aen degene van Bilderdyk, de Bloemlezing van den heer Alberdingk Thym opgedragen is, den prins der Belgische Dichteren noemt: Die in dit vrye lant op Spaignen is gesint,
Al is hy hier geteelt, is een onwettlick kint.
een belgische katholiek. |
|