Letterkunde.
Theorie en praktijk.
Hermes. No. 1. Beschouwingen over den stoffelijken en zedelijken toestand der tegenwoordige Europesche maatschappelijke stelsels; en Ontwerp van een plan ter wering der armoede en ter bevordering der nijverheid, onafhankelijkheid en van den voorspoed in de maatschappij. Voor rekening van den schrijver, te Schiedam bij P.J. van Dijk 1850.
De inrigting tot het weren der bedelarij te Gouda, door J. Herman de Ridder, uitgegeven ten behoeve der arme Hollanders te Fredrikstad aan den Eider te Schoonhoven; bij S.E. van Nooten, 1850.
Wij kunnen deze werkjes over een veel besproken punt weinig meer dan aankondigen, en het tweede aanbevelen.
Hermes (Trismegistus, de raadseloplosser?) bevat beschouwingen, die - waren zij even afdoende ter zake als ver gehaald, plannen, die - waren zij even uitvoerlijk als welgemeend - mogelijk veel goeds konden stichten. Met een paar helder gedachte woorden had hij een beteren aanloop kunnen nemen, een en beteren grond leggen, dan hij thans deed. Bij de beantwoording van de vraag: naar den oorsprong der armoede, verliest hij zich op de ééne bladzijde, daaraan gewijd, in algemeenheden, hebbe hij ook eenigermate regt als hij zegt: ‘wij schenden de wetten Gods, verwerpen Zijne zegeningen en verwaarloozen onze bestemming.’ Hij wil eene kolonie stichten, met directeur die ?f 150 in geld en ?f 50 op het ontgonnen land, en onderdirecteurs die ?f 150 en f 100 's maands zullen genieten, waar de arbeiders ?f 35 en ?f 30, de jongens en vrouwen f 15 en f 12 's maands zullen verdienen, en tot dat einde eene leening doen van een, twee of drie millioen gulden. Eene repetitie van de Maatschappij van Weldadigheid. Och, zie even de rekeningen na dier Maatschappij, Hermes! Dan kunt gij mogelijk nog iets er bij berekenen. Namelijk - wanneer dat geld weg zal zijn en de zaak in duigen vallen. Hij meent het overigens goed, en dan zij het verre van ons, dat wij hem harder zouden vallen dan noodig is: er zijn enkele goede wenken in.
De heer de Ridder geeft verslag van hetgeen in Gouda geschiedde ter wering der bedelarij, die daar hooger geklommen was dan in de meeste steden. Men heeft er met beleid handen aan het werk geslagen, gebruik makend van de middelen die onder bereik waren, en een armenhuis opgerigt, waar wordt gearbeid en gegeten. Moge men die handen met vastheid aan het werk geslagen houden! Wij zagen toch reeds soortgelijke inrigtingen, op een andere leest geschoeid, elders vervallen en tot een' staat van kwijning komen. Tegen eene hoofdoorzaak van zulk verval verheft de heer de Ridder met kracht zijne stem. Het was eene te weeke philanthropie. Die is het euvel niet van