| |
| |
| |
De lijdensweek des Heeren.
Een historisch onderzoek door Dr. J.J.v. Oosterzee, predikant te Rotterdam.
I. De levensbeschrijving in het algemeen beschouwd.
Die Biographie ist nach ihrer Form ein Kunstwerk, als die in sich vollendete Darstellung einer bestimmten Idee durch die Erscheinung, aber sie wird dadurch zur Wissenschaft, dass sie nach Idee und Erscheinung an die objective Wahrheit der Historie gebunden ist,
Hase.
Eene eigenaardige, geheel bijzondere bewerking en straalbreking der theologische studiën, vertoont zich in het zuiver biografisch element, in de naauwkeurig bepaalde levensbeschrijving: daar grijpt de wetenschap meer regtstreeks in de godsdienst in; zij handhaaft hare oude, nooit verjaarde regten, tegenover de letter der Heilige Schrift; de deur wordt geopend voor eene bewerking, omwerking, welligt tegenwerking. Indien men het begrip der levensbeschrijving ontwikkelt en ontleedt, komt ook hier een formeel en materieel beginsel zigtbaar op den voorgrond, en de onderscheiding daarvan is uiterst gewigtig: - materieel noemen wij de bronnen op zichzelve, zooals ze bij geschrifte, of naar overlevering, bij gebrek van gedenkteekenen aanwezig zijn: de getuigenissen der tijdgenooten of berigtgevers, de kronijk, het dagboek; - formeel: de methode, de kritische, de beoordeelende methode, welke de latere levensbeschrijver kiest en volgt, om de hem gegevene stoffen tot een geheel te ordenen, en als eindresultaat, uit die gegevene bronnen, de gezuiverde, gefiltreerde waarheid aan het licht te brengen. - Derhalve is de billijke eisch aan elken levensbeschrijver, dat hij dit materieele en formeele beginsel in zichzelven vereenige, dat hij bezitte kennis, voldoende kennis der bronnen, en niet minder de wetenschap bezitte, om een welgeordend geheel te kunnen leveren; daarom was het woord van Hase ontegensprekelijk waar - ein Kunstwerk, - Meestal ontmoeten wij onder de verschillende levensbeschrijvers een gebrek, aan de eene of andere zijde: als hier bestaat volledige, schier overvloedige kennis der bronnen, ontbreekt dikwerf aan de andere zijde de kritische scherpzinnigheid, of ook wel onpartijdigheid, om aan de billijke voorwaarden te beantwoorden. - Men staat in den gewonen regel tegenover den mensch, wiens leven zal medegedeeld worden, verlegen en verwonderd. Ja, het is wel een wezen zoo als wij, van vleesch en
bloed, met deugd en zonde uitgerust, - een groot man, of een beroemd man, of een geleerd man, - maar door dat zooveel bevattende menschelijke, komt de eigene menschelijke zwakheid, beperktheid van den biograaf, duidelijk te voorschijn. Hij gevoelt zoo spoedig, dat het niet voldoende is, om getrouwelijk af te schrijven, en beleefdelijk na te praten, en half dommelend te refereren, wat anderen hebben gelieven voor te schrijven, en hem voort te schrijven over den natuurgenoot, - hij, de biograaf, gevoelt, dat hier in de allereerste plaats,
| |
| |
de waarheid, de onschendbare, de heilige waarheid, onvoorwaardelijk wordt geeischt, en dat men zich niet langer behelpen kan met een: men zegt, men vermoedt, men vooronderstelt. Bij niemand ter wereld mag de spreuk: geen aanzien des persoons en der personen, meer gelden, dan bij den biograaf, en daaruit verklaart zich het altoos zonderlinge verschijnsel van onzen vroegeren tijd, dat men denzelfden historischen persoon in een volstrekt tegenstrijdig licht, diametrale oppositie, heeft voorgesteld: een onheil, waardoor groote verwarring en gekibbel is gekomen. Wij hebben dikwerf deze strijdende biografiën van beroemde voorouders of vorsten vergeleken bij die verouderde, vreemde kunstproducten, schilderijen of teekeningen, bestaande uit regt opstaande strooken of reepen, welke aan beide zijden beschilderd waren. Als ge u ter regterhand wildet plaatsen, zaagt ge b.v. een vogel met bonte veren; want de eene zijde der strookjes was met de verschillende deelen van zulk een voorwerp beteekend; maar als ge nu aan de andere zijde van de schilderij stondt, kwam er juist een geheel ander voorwerp voor uw oogen - een huis, een bloem - en als ge vlak voor het stuk uw plaats zocht, zaagt ge niets. Die optische aardigheid verschijnt inderdaad weder bij menige veelkleurige levensbeschrijving, alwaar de biograaf, met zijn penseel en zijne kleuren in de handen, den held der geschiedenis eerst in schets brengt, later opwerkt, en eindelijk het stuk, nog nat en vochtig, ten toon stelt, opdat anderen zullen beoordeelen, of de gelijkenis - dat is de waarheid - gevonden is. Wij zullen namen kunnen noemen, om te bewijzen, wat hier gesteld is. Herinner u aan de levensbeschrijving van vader Luther, van de Katholieke en Protestantsche zijde! Hier een heilige, daar een duivel! hier de taal der waarheid, daar de verpeste ketter. - Verneem de verschillende stemmen over onvergetelijke, beroemde mannen en vrouwen in onze
vaderlandsche geschiedenis; zie, hoe men hier Willem den Eerste den lauwertak om het hoofd vlecht, en hem daar die kroon wil afrukken, - noen, zoo barbaarsch is men nog niet - maar toch behendig afwippen, en als een bedekten opstandeling tegen het Spaansch oud, goed, koninklijk = goddelijk regt te boek stellen, - of hier, waar men eene Anna Maria Schuurmans iet of wat vergoodt en hare vroomheid rehabiliteert, terwijl anderen haar als eene hoogst laakbare, overspannen dweepster, beklagen, maar ook beschuldigen. - Of kent ge den lofzang en het brandmerk niet voor den ouden man, op zijn stokje leunende, Joan van Oldenbarneveld, dien men bijkans met een voetbal zoude kunnen vergelijken, welken de verschillende partijen zich hebben toegekaatst? hier de vriend, daar de vijand des vaderlands! - Louter strijd, louter voor en tegen - gevechten, belegeringen, storm loopen, tegen elkaâr in, met Bilderdijksch geschut gewapend, of met de grondschoten uit de anti-Bilderdijksche school. - Dergelijke merkwaardigheden mogen ons, als wij de hedendaagsche historieele wetenschap beleefdelijk den pols voelen, niet ontsnappen. - Er schijnt eene ongemeene, ongewone, onbegrijpelijk philanthropische neiging bij sommigen ontstaan te zijn, eenegeschiedkundige geestdrift, om enkele voorouders, het koste wat het koste, te dehabiliteren, en in staat van beschuldiging te stellen, en anderen te rehabiliteren. - Als een der merkwaardigste voorbeelden wijzen we u op den al te wel bekenden, beruch- | |
| |
ten protector, beschermheer (?) Olivier Cromwell, onlangs door den geleerden Zwitserschen leeraar Merle d'Aubigné in die mate in eere hersteld, en bijna van alle zijden gerehabiliteerd (vergelijk het Tijdschrift Waarheid in Liefde 1851, 1ste stuk, in het breedvoerig verslag van d'Aubigné's werk) dat men op eenmaal een' heilige der Protestantsche kerk voor zich ziet, een uiterst vroom, gemoedelijk man, die - en wel principaal volgens zijne
vertrouwelijke zeer religieuse brieven, allergruwelijkst miskend is geworden, terwijl, helaas! zijne daden van bloed en geweld, en dolzinnige dweeperij, zijne kleine puriteinsche Bartholomaeusdagen in Ierland met eenen drie voet dikken mantel der liefde worden bedekt. - Wij wijzen op dit voorbeeld als een eenig bewijs, hoe een overdrevene, alles over het hoofd ziende, protestantsche godsdienstijver, aan de geschiedenis en de waarheid schreeuwend geweld aandoen, hoe ligtelijk geleerde en degelijke mannen, eens aan het tobben en hollen geraakt, zichzelven en anderen daarenboven misleiden, om, force majeure, een idée, een stelsel door te drijven, en aan de subjectieve opvatting, de objectieve historiëele waarheid, hoogst ongelukkig, op te offeren. - Men vergeve ons bij de eenigzins uitvoerige aankondiging van een gedeelte der levensbeschrijving des Heeren deze algemeene inleidende opmerking: zij vloeide ons ongevoelig uit de pen, en wij laten de gevolgtrekking aan onze bescheidene en kundige lezers over. - Nogmaals keeren wij terug tot den dubbelen eisch van een materieel en formeel beginsel bij den levensbeschrijver, van welken aard ook - hij kan er zich onmogelijk aan onttrekken: bronnen, kronijken, hier - voortreffelijk! maar nu ook de kritiek, de indringende beoordeeling, de schifting, het oordeel des onderscheidt daar. - De biograaf is een echte chemicus; hij wake voor het mislukken der proeven:
Wie Wein von einem Chemikus
Durch die Retort getrieben,
Zum Teufel ist der Spiritus,
Das Phlegma ist geblieben.
De geestkracht der waarheid moet hem uit zijne historische, en kronijkmatige retorten geschonken worden; hij moet met de amica veritas, tusschen zijne bestovene oirkonden geplaatst, een heilig verbond hebben aangegaan, zelfs nog heiliger en min onschendbaar, dan dat der Europesche potentaten ten jare 1815, dit heilig verbond, dat ook thans weder schijnt gerehabiliteerd te moeten worden. - De levensbeschrijver moet meer zijn dan schilder-portretteur, hij moet, maar dat is nu eens niet mogelijk, met zijne daguerréotype alom gereed zijn, en zelfs niet, gelijk de kunstenaars doen, de kleuren er later opleggen, om de trekken der personen te verlevendigen - met één woord, hij moet de helden, die men als herlevend onder zijne handen wenscht geboren te zien worden - kennen - geheel, onpartijdig kennen - uit- en inwendig, zonder eenige prae-opinie - niet alzoo: ‘ik heb den man of de vrouw reeds in het hoofd of in de pen, vóórdat zij op het papier staan,’ - maar: ‘zoo als hij geweest is, buiten mijn hoofd en buiten mijne pen, zóó, naar waarheid verschijne de held!’ - Zekerlijk, dat een gemoedelijk, braaf biograaf, zoo als er velen zullen geweest zijn, de zaak van deze hoogstgewigtige zijde heeft leeren beschouwen, en daarmede wenschen wij hem, zijne lezers, en zijn tijd, van harte geluk.
| |
| |
| |
II. De levensbeschrijving des Heeren, in haren omvang en moeijelijkheid voorgesteld.
Wij vervolgen onzen weg: wat in het algemeen geldt, geldt ook in het bijzonder, en weder geheel bijzonder, als men het leven van den Eenigen, den Heer, den Christus zal beschrijven. - Of vermeent ge dat we hier, wegens den exceptioneelen toestand, een der beide eischen zullen terugnemen of beperken? In geenen deele! Gelooft ge, dat wij den geleerden theologant, die het groote werk onderneemt om het leven van Christus te schrijven, iets door de vingers zullen zien, of met eene bijzondere toegevendheid behandelen? Dat ware even onbillijk als onverstandig, want wie zich tot zulk een werk aangordt, en zich daartoe geroepen gevoelt - zeker niet door een uitgever, of door een: ‘ge moest het ook eens beproeven!’ - wie deze taak op zich laadt, weet zekerlijk ook wat hem, wacht, en wat zijn tijd, de geleerde en ongeleerde wereld van hem eischt, - en wij wenschen geheel overtuigd te blijven, dat, b.v. een katechizeermeester, of een proponent, versch van de academie, of een schoolmeester ten platten lande, hoe braaf en gemoedelijk anders ook, nooit een leven van Jezus zouden willen aanbieden. - Behoort ergens ter wereld de Paulinische panoplia, de geheele wapenrusting Gods: helm, speer, schild, zwaard, alles, zoo is het hier, waar men een werk aanvaardt, bij welks voltooijing het gewigt de moeijelijkheid evenaart, misschien te boven streeft. - Dit schijnt bij den eersten oogopslag mogelijk iets te sterk gesproken. Gij zegt, waarde lezer! op uw gewoon standpunt geplaatst, en ge meent het waarlijk goed, - gij zegt: die groote zwarigheid zie ik nog niet geheel. - Wat betreft het materieël beginsel, heeft men immers de bronnen gereed; zij liggen als voor de hand, de drie Evangelien, de synoptici, de zamenstemmenden, de harmonie, de geheiligde drieklank: daarnevens het Evangelium spirituale, het kostbare πνευματιϰόν van Johannes, als toelichting,
als heerlijke Epexegese - wat wil men meer? Uit die bronnen dan een geordend geheel als uitgeligt, de kleine oneffenheden met eene voorzigtige, maar toch krachtige en onbeschroomde hand, gelijk gemaakt. - De Chronologie door wikken en wegen, door hier wat te geven, en daar wat te nemen ('t geldt hier slechts den tijd, en niet de waarheid, zegt ge) weder gerehabiliteerd - de feiten in een behoorlijk, duidelijk licht gesteld - en alles dan, naar Hase: gebunden an die objective Wahrheit der Historie, en zoo is men reeds genoegzaam aangegord van de materiëele zijde. - Wij danken u voor uwe vriendelijke bemoediging, waarde lezer. Mogt het maar zóó zijn! maar nu, wat het formeele betreft, de subjectieve opvatting van den geleerden levensbeschrijver, die den Heer zal voorstellen, zoo als hij was - zijne methode, zijn vorm, zijn dogmatisch standpunt, zijne kleur, dat woord beteekent thans, ongelukkiglijk, geweldig veel, zijne ratio interpretandi, zijne school - ja, hoort ge dat wel, hoor het nog eens: zijne school! De Dordsche of de Leidsche, de Groningsche of de Berlijnsche, die van Schleiermacher of van Tholuck, van Rudelbach of Hase. - De school? Welnu! Wij zien elkaâr, dunkt mij, zeer bedenkelijk aan, want de levensbeschrijver, wie hij zijn moge, behoort toch wel tot de eene of andere school, - hij draagt ook wel zijne kleur. Gij wederlegt
| |
| |
ons weder en zegt: dat behoeft niet, want de geleerde man, die in onze eeuw, waar de zoogenaamde scholen op een gehoopt liggen òfte zieltogen, òf gebakerd worden, of afgeleefd zijn, of bloeijen, veel leven en geweld maken, de geleerde man behoeft zich daar niet aan te binden, - hij ga alleenlijk in de school bij de gewijde schrijvers, en putte dáár, alleenlijk dáár zijne waarheid, zijn licht, dáár vinde hij zijne methode, daar is zijne subjectieviteit. Voortreffelijk! als het slechts mogelijk ware, dat onze biograaf op eens alles kon vergeten en uitwisschen, wat hij hier en daar gelezen en geleerd en opgedaan heeft; als hij zich maar in die mate met Matthaeus, Markus, Lukas, en Johannes kon vereenzelvigen (eene eigenaardige communicatio idiomatum) dat hij niet de Hoogleeraar A, of de prediker B, of de geleerde C was en bleef, met huid en hair, maar dat geheel in hem herboren wierde - Matthaeus of Johannes! - en ook in dat geval zoude hij immers weder zijne menschelijke individualiteit geheel verliezen, en eigenlijk niet anders kunnen worden dan de echo, de getrouwe referent van een der Evangelisten, of wel van de vier Evangelisten te zamen, een synoptikus der synoptici! neen! neen! opregt en eerlijk hier gehandeld! men wil en wenscht juist die Evangelische berigten opgehelderd, vereenigd, duidelijk, verstaanbaar og emaakt - uit die fragmenten moet een voortreffelijk geheel gevormd - alles genivelleerd, gemotiveerd, geordend, juist en op elkaâr sluitend, gezuiverd, verstaanbaar, voor de eeuw en voor den tijd. - Ziet daar, getrouwe levensbeschrijver! wat gij van uzelven eischt, en wat met niet minder regt anderen van u verlangen - nu waag het eens, met de hand op het hart, te loochenen, dat een zoodanig werk schier is - kom, eerlijk gesproken! - boven uwe menschelijke krachten? - De zwarigheden vermeerderen; de last wordt voor menig schouderpaar ondragelijk - en toch,
men heeft zich daaraan gewaagd. - Als ge ons hier wederom van eene zekere overdrijving wildet beschuldigen, moeten wij billijkerwijze naar een bondgenoot omzien, die aan onze zijde staat; wij deel en zijne woorden mede, en wel die van den hoogleeraar Hase, reeds boven door ons aangehaald: hij, die zelf een wetenschappelijk leven van Jezus heeft geleverd, mag in dezen wel gehoord worden (zie D. Karl Hase, das Leben Jesu, § 18 Schwierigkeit der Geschichte Jesu, 3e Auflage, Leipz. 1840.)
‘Eene voorstelling der geschiedenis van Jezus, afgezien van de gewone moeijelijkheden verknocht aan eene geschiedkundige behandeling, naar oudere en Oostersche oirkonden, is in zooverre niet moeijelijk, daar zijn karakter van die tegenspraak en dubbelzinnigheid bevrijd is, welke anders in den regel bij groote mannen, raadselachtig genoeg, als opgehoopt aanwezig zijn, maar van eene andere zijde is deze voorstelling de allermoeijelijkste, omdat zij het hoogste in den menschelijken geest omvat en beteekent, tot welks aanschouwing de geschiedschrijver zichzelven verre boven zijne eigene werkelijke zelfstandigheid moet weten te verheffen. - Gemakkelijk wederom, omdat de geest van Jezus geen bont teruggekaatst beeld eener op hem terugwerkende buitenwereld is - veeleer door den eigenen helderen wil de geschiedenis reeds heeft gevormd, maar tevens moeijelijk, omdat de verwachtingen, die aan den naam van den Messias verknocht waren, on de beteekenis, welke Jezus als stichter der kerk
| |
| |
verkreeg, vooral door eene vermenging van den godsdienstigen geestelijken en den volks-Messias, reeds bij de eerste en vroegste opvatting van zijn leven, de geschiedkundige onzijdigheid verstoorde en belemmerde, en tot op den tegenwoordigen tijd toe belemmerd heeft. - Buitendat is het onvermijdelijk, naar onze gewoonte, den Heer slechts op den berg der verheerlijking te zien, terwijl het indringen in de kleine verhoudingen en vraagstukken van zijn leven, iets beleedigends schijnt te hebben, zelfs dan als deze ten koste en in het voordeel der menschelijke natuur en der waarheid worden beslist. Om die reden moge eene dergelijke onderzoeking niet verder worden voortgezet, dan eene heldere aanschouwing van zijne eigendommelijkheid toelaat; de eenvoudige waarheid is groot genoeg in en door haar zelve, en het rijk van Christus behoeft geene censuur.’ -- Alzoo, ingewikkeld genoeg, een bevoegd beoordeelaar, en in deze paragraaf worden alleenlijk eenige moeijelijkheden genoemd, die echter niet gering zijn. - Reeds de opmerking, dat de persoon, wiens leven naar de vastgestelde regelen der biografie zal beschreven worden, in alle opzigten volstrekt transcendentaal is, en zeer verre boven het peil der menschelijke waarneming staat, vergroot de zwarigheid; - de eigenaardige kleur der berigtgevers - Hase spreekt van antiken und Orientalischen Quellen voegt zich daarnevens. - Waar zijn hier de grenzen? Waar kan en mag de levensbeschrijver het westen der negentiende eeuw in het oosten der eerste onzer jaartelling overbrengen? Waar mag hij omschrijven, aanvullen, toelichten, en waar niet? Waar is hem de hand vrij gelaten, om den echt geestelijken-Messias van den volks-Messias te onderscheiden? Waar wordt hem hier de hand gebonden? Ziedaar bedenkingen, die de levensbeschrijver van Jezus niet te laat mag overwegen, en waartegen hij zich ten minste wapenen moet, om niet
overwonnen te worden - want, men verwarre hier den levensbeschrijver toch niet met den blooten uitlegger; deze kan zich met zijn geleerd uitlegkundig toestel boven zeer veel verheffen, of veel stil ter zijde laten, wat de biograaf, die een geordend en doorloopend geheel moet geven, volstrekt moet aanroeren. - Zekerlijk is de grond en de voorwaarde van eene degelijke, eigenlijke levensbeschrijving des Heeren in de eerste plaats te vinden in eene naauwkeurige uitlegkundige behandeling en bewerking, waaruit alles eindelijk moet voortvloeijen; maar er worden hier nog grootere eischen gedaan: - het resultaat dezer voortgaande uitlegkundige studiën moet zich in de geheele onverdeelde verschijning, in de algemeene opvatting van den Christus vertoonen, en hier wordt de levensbeschrijver, als zijns ondanks, op een leerstellig, dogmatisch gebied gedrongen; hij moet getuigen voor den Heer, en moet dàt doen, ondersteund door de geschiedenis, door de uitlegging der geschiedenis, door het resultaat, dat hem de aldus bewerkte geschiedenis geeft. - Nogmaals gevraagd: is die eisch niet zwaar? Intusschen hebben we al de zwarigheden nog niet aangevoerd. - Wij beweren, dat eene eigenlijke levensbeschrijving van den Heer, van eeuw tot eeuw steeds moeijelijker wordt en zwaarder, juist door de talrijke bewerkingen en proeven, - door het groote getal voorwerkers, die hier, wel uiterst beleefd en vriendelijk de hand bieden, maar wederom door hunne uiteenloopende voorstellingen hot eigen oordeel, de eigen zelfstandigheid doen
| |
| |
weifelen of wankelen, en door de keuze, de beslissing telkens meer bezwaarlijk maken. - Of als we willen beginnen bij: Ludolphus de Saxonia (1330) Vita Jesu Christie 4 Evv. et scriptoribus orthodoxis concinnata - tot op Strauss en anderen, zelfs na hem - welk een legioen levensbeschrijvers! hoevele zijden van beschouwing! hoeveel hier en daar gesteld, tegengesproken, opgehelderd, verduisterd, bevestigd en verworpen, en is de hedendaagsche levensbeschrijver, bij alle mogelijke kalmte en onpartijdigheid, zichzelven altijd meester genoeg, om niet bij voorkeur naar de eene of andere zijde over te hellen? Om, met eenig zelfbehagen, hier de voetstappen van dien meester, daarvan een ander' te drukken, en daardoor, zeer ter goeder trouw, een goed deel van zijne zelfstandigheid te verliezen? Als we dat alles bij elkaâr nemen, en het zijn geene zaken van geringen omvang, verwachten wij billijk van den levensbeschrijver des Heeren, in onzen tijd, zeer veel, en niemand zal het ontkennen dat het werk, door hem ondernomen, zoowel onze aandacht als onze meer indringende beoordeeling vereischt. - Onzen landgenooten is het bekend, hoedanig de begaafde en geleerde Rotterdamsche prediker het vraagstuk heeft opgelost, en de beoordeeling van zijn Leven van Jezus was, als wij ons niet bedriegen, over het algemeen gunstig en aanmoedigend. Men heeft echter dadelijk den schrijver weder uitgeschreven, of geprezen, of hier en daar tegengesproken, zonder den omvang en de zwarigheid vooraf in het licht te stellen, aan zijne poging noodzakelijk verknocht, waartoe wij ons echter genoopt vinden. - Onze bedoeling is slechts de laatste aflevering van het leven van Jezus, onder den titel: de Lijdensweek, van eenige zijden te beschouwen, waarbij de opmerkingen, die wij hier boven mededeelden, ons niet onverschillig zijn. Mogt het ons voor de lezers van dit Tijdschrift gelukken, hunne opmerkzaamheid nog eenige oogenblikken
te vestigen op deze hoogst belangrijke proeve onzer vaderlandsche godgeleerdheid.
| |
III. Vorm en methode in de lijdensweek van dr. Van oosterzee.
Treedt ergens het eigenaardige karakter van den geleerden theologant kennelijk te voorschijn, het is waar hij als levensbeschrijver van den Heer optreedt, en zich op het een of ander standpunt plaatst, waar hij ons uitnoodigt, om nevens hem, onze plaats te nemen. Zoo ontmoeten wij den goeden, trouwen vader Hesz in eenvoudige waarheidsliefde, en omzigtige tekstverklaring, en tamelijk vrijzinnige voorstelling, terwijl het gemoedelijke levensbeginsel hem eigen is en blijft. - Wilt gij aan den Heidelbergschen hoogleeraar Paulus, die over het algemeen met een zwarte kool staat aangeschreven, uwe aandacht wijden, gij vindt het eens gehuldigde rationalisme in volle vaart terug: de hoogst gewaagde, dikwerf belagchelijke uitleggingen, die aan het levend Evangelie de huid afstroopen, en een levenloos iets, dat geen Evangelie meer is, overlaten ter behartiging. Zal de bedachtzame Neander u de geschiedenis des Heeren mededeelen, gij vindt scherpzinnige, juiste combinatiën, indringend in den geest des tijds, en toch somtijds stoute en onverwachte grepen, die u bijkans zouden mishagen, als gij den regtschapen geleerde niet zeer hoog moest achten. Gaat gij ten gehoore bij den eenigzins wispelturigen von Ammon, gij vindt u
| |
| |
dadelijk omgeven door Syrische geleerdheid, door eene rijke, toch eenzijdig rijke, theologische litteratuur, ge worstelt met den biograaf, tusschen waarheid en vooronderstelling, op leven en dood; eindelijk hoort ge hier en daar den flaauwen naklank uit de verte van den Heidelbergschen Paulus, en het altoosdurend omzigtig bemantelen van eene kwalijk verborgene neologie stuit u tegen de borst. Als ge den Zwitserschen hoogleeraar Lange tot uw gids neemt (en onze landgenoot van Oosterzee is naar den geest van meer dan ééne zijde met hem bevriend en vermaagschapt, zoo als men zegt) vindt ge u op een zeer ongewoon gebied verplaatst - op eene wereld, waar de levensbeschrijver u van de dichterlijke zuidpool naar de wijsgeerige noordpool jaagt, of weder de gematigde luchtstreek, de zuivere geschiedenis, met u zoekt, - maar altijd zijt ge als in angst en vreeze, om op eenmaal, onverwacht, door een geweldige hypothese overvallen, door eene dichterlijke mystische opvatting verrast te worden, zoodat het u en ieder zeer moeijelijk zal zijn om het eigenlijke, zuiver dogmatische, leerstellige standpunt van den genialen godgeleerde te vinden. Men no eme hem daarom den Magus vom Süden, maar helderheid, verstaanbaarheid, duidelijkheid, zoeke men niet op elke bladzijde bij den dichterlijken Zwitser-germaan; en als we nu eindelijk den gevreesden naam van Strauss hier bij voegen, dan beeft en verbleekt ge een weinig. De beeldenstormer in de gewijde galerij des Evangelies is reeds genoeg gebrandmerkt, en hij gaat als ter aarde gebukt onder al de anathema's van geleerden en ongeleerden. Men kent zijne mythische, kritische sappeursmethode, die niets ontziet, en met vasten voet voortgaat, alles voor zich nederwerpende, waarbij echter zeer gewigtige concessiën ten gunste der nedergehamerde geschiedenis, in latere geschriften, zeer merkwaardig zijn, en de anders geweldig consequente Ikonoklast zich in groote inconsequentiën
heeft ingewikkeld, die niet te loochenen en niet gemakkelijk te verdedigen zijn. Zoo uiteenloopend is de vorm en methode van sommige der voornaamste levensbeschrijvers des Heeren, terwijl wij onzen lezers en onszelven den moeite zullen besparen, om van andere geleerden, zoo als van Greiling, Ebrard, Weisse, Hase, Krabbe enz, verder te gewagen. Thans is de vraag: welke methode en vorm heeft de heer van Oosterzee in zijne levensbeschrijving, en wel bepaaldelijk in de Lijdensweek, gevolgd? Wij gelooven de waarheid getrouw te blijven, door dadelijk te verklaren - geen der bovengenoemde methoden; - want als we bij onzen geleerden landgenoot bepaaldelijk naar het zuiver rationalistische, of naar het streng dogmatische, of naar het poëtischmystische, of naar het mythisch afbrekende element wilden zoeken, wij zouden dan niets vinden - veeleer is de methode van den heer van Oosterzee de eklektische, de meer kritische, die door opgave en zamenstelling der verschillende opiniën zijner voorwerkers een eigen resultaat tracht te vinden, en, al goedkeurende of wederleggende, de belangrijkste feiten in een juist en helder licht tracht te stellen; eenigzins vinden we die methode in de Bijbelverklaring van den Hoogleeraar van der Palm terug, hoewel, dit lag in den aard der zaak, met eene groote beknoptheid. Gewoonlijk haalt de heer van Oosterzee - wij bepalen ons weder bij zijne Lijdensweek - de verschillende gevoelens van geleerde mannen, bij voorkeur Lange,
| |
| |
Neander, Weisse, Ebrard, en dikwerf Strauss, in de noten aan, en doet, scherp genoeg, hunne disharmonie uitkomen, en poogt alsdan, door een zelfstandig oordeel, het besproken Evangelisch feit toe te lichten, te verdedigen, of soms wel te redden. - Zietdaar eenvoudig genoeg de methode van onzen geleerden prediker u aangewezen. Wij willen er ter loops gaarne bijvoegen, dat meermalen de warmte en de gloed van den welbespraakten kanselredenaar zeer schoone en welluidende volzinnen mededeelt, en men onder en in den bedachtzamen levensbeschrijver toch dikwerf den spreker terugvindt, die zijne gevoelens op eene even sierlijke als indrukmakende wijze uitdrukt, en ook dikwijls juist; wat de helderheid van begrip, en het meer bestemde in de voorstelling en inkleeding betreft, aarzelen wij niet hem den palm toe te reiken boven den breedsprakigen, al te uitvoerigen Neander, en den duisteren en in de uitersten overslaanden, half dichtenden en half idealiserenden Lange. - Het kenmerk van den Nederlandschen godgeleerde, dat de heeren Germanen als Nüchternheit beteeken en, verloochent zich waarlijk niet bij onzen landgenoot, en toch heeft ook deze methode, hoe gezond en veilig, hare eigenaardige gevaren en inwendige belemmeringen, die ons bij de lezing der hoogst belangrijke Lijdersweek meer en meer duidelijk zijn geworden. - Het is ons dikwerf voorgekomen, alsof eene zekere beschroomdheid, eene opzettelijke terughouding, bij de verklaring van belangrijke gebeurtenissen, den schrijver zeer belemmerend in den weg stond; alsof hij, door de gevoelens van andere geleerde mannen heen en weder geworpen, geslingerd, geen vasten bodem meer onder de voeten kon houden, en eindelijk zichzelven zijnen Heer zoekt - te redden - en de oorzaak van dat weifelen en wankelen hier en daar las grootendeels in zijne zeer prijzenswaardige eerlijkheid; er is dikwijls eene zekere schroomvalligheid in het vaststellen van zijne eigene zienswijze; hij vreest den
andersdenkende al te nadrukkelijk terug te wijzen; hij wankelt nu en dan tusschen de letterlijke en de overdragtelijke opvatting: een volstrekt natuurlijk gevolg der eklektisch- kritische methode, die aan anderen hun goed regt laat, en zelf zoekt naar een eigen goed regt. - Wij gelooven zeer gaarne dat niets moeijelijker is, dan om in eene levensbeschrijving van den Heer inderdaad volmaakt consequent te zijn, en wij weten dat die theolegant nog geboren moet worden, die als kritisch onderzoeker niet meermalen met zichzelven in tegenspraak komt. - Het is hier alweder het groote verschil tusschen: litteram en Spirillum, tusschen het ϰατα ϱ̔ƞτòν en ϰατα διάνоιαν. Als men eens eene levensbeschrijving des Heeren zag verschijnen van een streng leerstelligen, Dordschen godgeleerde, van een onzer afgescheidene predikers, die er zich aan waagde, wij zouden welligt een meer consequent leven van Jezus voor ons zien; maar het zoude dan tevens allermerkwaardigst zijn, om den invloed te ontdekken, welken de leerstellingen der kerk op de vrije behandeling der geschiedenis uitoefenden. Wij twijfelen er niet aan, dat er dan een soort van monsterdier in de godgeleerde wereld zoude geboren worden: - een monstrum horrendum, ingens. - Uit dien hoofde beweren wij voor als nog, totdat men ons beter inlichte, dat de kritische methode van den heer van Oosterzee, zoo niet de volmaakte, toch wel de beste is, in de gegevene omstandigheden, en
| |
| |
dat de eigenaardige bezwaren, waaraan ze onderhevig is, niet kunnen weggenomen worden. Dat ook die methode intusschen altijd voor eene hoogere volmaking vatbaar is, en zelfs nu en dan door onzen schrijver beter en juister had kunnen toegepast worden, dit beweren wij even zoo, en wenschen, om het groote belang der zaak, in eene volgende aflevering van dit Tijdschrift, onze overtuiging door bewijzen uit het werk zelve - de Lijdensweek - genomen, nader te staven.
Spiritus Asper en Lenis.
|
|