De Tijdspiegel. Jaargang 8
(1851)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijBrievenbus.VI. Brief aan den onbekendenGa naar voetnoot1) schrijver van het stukje ‘Sterke Drank’ in den Tijdspiegel Februarij 1851, bladz. 132-136.Dit Tijdschrift, waarmede gij onbekende, weldenkende heer, meester of predikant (het laatste heeft de meeste waarschijnlijkheid) u in eenige betrekking gesteld hebt, opent gaarne de kolommen voor elke bijdrage, die in het belang der gezonken menschheid wordt vervaardigd en opgezonden, - om die reden was uwe schets van den bekeerden dronkaard, aan wiens zijde de vrouw als reddende engel verschijnt, zekerlijk aan elken lezer welkom. Uwe bijdrage droeg het inwendig kenmerk der waarheid; want zoo iets verdicht men niet, daarvoor is de korte geschiedenis te eenvoudig, te weinig gezocht. Schrijver dezes verzekert u, dat hij, en velen met hem, in allen deele u toestemmen, dat men den ellendigen dronkaard niet verder moet nederdrukken, in zijne eigene oogen nog afschuwelijker maken, dan hij reeds is, maar juist omgekeerd, hem opbeuren en opheffen, en de mogelijkheid aanwijzen zoowel van terugkeering op het pad van Christelijke deugd en vrede, als de zekerheid dat ieder weldenkende juist daar den eens verloren, maar nu terug gevonden zoon der zonde, met liefde zal te gemoet gaan. De methode bij velen, die ook leden zijn der beteugelende genootschappen, om met den banvloek, het anathema, den armen zondaar te vervolgen, is mij en velen met mij even ongepast als onchristelijk voorgekomen, of, wat nog erger is, het andere uiterste: hoe meer zonde, hoe meer genade! zal door ieder, die Christus' woord en geest kent, verworpen worden - maar dat de zondaar altijd een open deur ter bekeering vindt, dat alsdan de liefde Gods, en ook de liefde der menschen, den geredden broeder weder aannemen, - dat gelooven we zeker beide, - en daarom was uwe voorstelling van den diep ellendigen weduwenaar, en verloren burger der maatschappij, later aan God, aan de wereld, aan de maatschappij, aan zichzelven teruggegeven, door de edele zelfopoffering eener vrouw, - die voorstelling was even nuttig, noodig, als rijk aan toepassing. - Wij dachten bij de lezing uwer voortreffelijke bijdrage aan | |
[pagina 236]
| |
de heerlijke spreuk van Shakespeare: ‘never load a falling man.’ (Belast den reeds gevallen mensch niet meer) hij heeft genoeg, en meer dan genoeg te dragen. Wij zouden u, onbekende heer (wij houden u op inwendige gronden nog altijd voor een ChristenleeraarGa naar voetnoot1), durven voorstellen, om zelf de hand aan het werk te slaan, en als tegenhanger van de Flesch, zoo als ge zelve wenscht, naast de slang die daar uit omhoog kronkelt, een bloemruiker der liefde te plaatsen, en zoo den bekeerden dronkaard voor te stellen: dat is u wèl toevertrouwd, en de heer Fuhri zoude zich welligt met de verspreiding en uitgave van zulk een tafereel, waar niet de nachtelijke, maar de heldere zijde door de bekeering werd gezien, willen belasten. Het is op deze booze wereld zoo goed en weldadig, als men ook bij den zondaar de kiem tot het edele, goede en betere aantoont, en waar men hem met de vingers, en met de pen tusschen de vingers, den naasten aan wijst, die niet geneigd is om God en zijnen evenmensch te haten, zoo als dit ergens werkelijk staat, maar om tot God terug te keeren, en den naaste lief te hebben. Gij deelt, onbekende vriend! niet in de verdoemings-theorie der hedendaagsche Christenen, die den duivelenaard der menschen, als het eerste en voornaamste en grootste vereischte, in het theologisch stelsel op den voorgrond plaatsen, en vermeenen het beeld Gods eerst te moeten vermorzelen en verbrijzelen, om het later, met goed gevolg, weder te herscheppen, en wonderbaar goed te maken wat verloren en verdorven was. Gij zult uwe tijd- en landgenooten verpligten, als ge hen, ook in de kolommen van dit Tijdschrift, dergelijke opbeurende, eenvoudig geschetste tafereelen mededeelt, die uwe pen, en uw zedelijk godsdienstig gevoel, gelijkelijk tot eere verstrekken. 't Zal u welligt niet onaangenaam zijn, te vernemen, dat de schrijver van dezen brief onlangs eene leesbeurt in een der kleine Geldersche steden heeft waargenomen, en toen als bijdrage, voor de leden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, waaronder menig beschaafd hoorder en hoorderesse, uwe schets mededeelde, en wel tot groote en merkbare voldoening der aanwezigen, die met gespannen aandacht en geschokt gevoel, den armen jongeling, den diepgezonken huisvader, en den geredden echtgenoot, zoo gelukkig, zoo wèlgezeten, zoo geacht, vergezelden, en u, onbekend, hartelijk toejuichten. - Gij hebt ons eene zeer goede en noodige les gegeven, om met het steenen werpen op anderen, ook in onzen tijd, zeer omzigtig te zijn, en de geest der liefde, die het Evangelie bezielt, in het huiselijk, maatschappelijk, en burgerlijk leven terug te brengen: daarom dank ik u, uit naam der toen vergaderde leden van de vaderlandsche Maatschappij, voor het zuiver en eigenaardig genot, dat gij hun, door mijnen mond, hebt geschonken, en mij werd het opgedragen, u daarvan te verwittigen. Ik voldoe dus mits dezen aan mijne tijdelijke lastgevers, en beveel u, onbekende Heer! verder den schoonen strijd aan voor waarheid, liefde en licht, zoo als ge dien werkelijk in uwe hoogstbelangrijke bijdrage, onlangs medegedeeld, hebt gevoerd. Spiritus Asper en Lenis. |
|