vorstengunst door de leerstellingen van het absolutismus te prediken. Enkele apostelen der inwendige zending (zoo hoog bij ons aangeschreven) dringen reeds aan op wettisch-Joodsche sabbaths-, in stede van op Christelijke Zondagsviering... Wie de geesten leiden, mogen toezien, dat ze het arme volk tot niemand dan Christus en door Hem tot een' Vader brengen; dat ze der schare het zachte juk des Evangelies, niet de slavenketen der wet of van menschenvonden opleggen. Godsdienst is niet genoeg: Christelijk, verzoenend, hartverheffend, veredelend moet ze zijn, zal ze voldoende, zal ze blijvende vrucht vóórtbrengen.
Strauss gaf ons meer aanleiding tot dit woord dan het wel op zijn werk van toepassing is. Wij verblijden ons meer over onze zamenstemming met hem in de hoofdzaak dan wij ons ergeren aan de afwijking in bijzaken. Inderdaad, wij bejammeren het, dat de Christenheid in onze dagen, in ons vaderland bovenal, door onderlinge twisten zich laat verdeden in stede van zich aan een te sluiten tegenover den gemeenschappelijken vijand. Wij hebben tranen, als men om de vraag: Rome of Genève, formulieren of geen formulieren, Dordtsch of liberaal? de hoofdvraag van onzen tijd: Christen of heiden? uit het oog verliest. We zouden kunnen wanhopen, zoo de Christen van wanhopen wist, wanneer we de zusterkerken, of wel de kinderen van 't zelfde huisgezin elkaâr zien dringen, smaden, verdoemen, - terwijl het Christendom van den Staat wordt verloochend en 't bij geheele massa's naauw meer blijkt dan een naam. Zeker, de geestelijke hoogmoed moet een hardnekkige hartstogt zijn, dat hij door zóó krachtige middelen nog niet wordt gebroken.
Moge Strauss meer van het oude willen herstellen dan wij, in necessariis bestaat tusschen hem en ons unitas. Hij is een man voor onzen tijd: tegenover de algemeene zedelijke slapheid heeft hij den ernst van den boetgezant: hij gevoelt, dat onze eeuw tot bewustzijn van zonde gebragt moet worden. Tegenover het verderfelijke beginsel, dat iedereen den lust tot heerschen, niemand den wil tot gehoorzamen geeft, handhaaft hij den eerbied voor weten gezag, op eene wijze, die zeker den theorist over den oorsprong van het maatschappelijk verband niet volkomen bevredigen, maar tot de handhaving van orde, bevordering van geleidelijke ontwikkeling veel bijdragen kan. Het is noodig, tot de vaste grondslagen van het historische terug te leiden in een' tijd, die van alle historisch verband het menschdom wil losrukken om op bodemlooze theoriën een' staat te bouwen zonder godsdienst, een godsdienst zonder God, een Christendom zonder Christus.
Strauss wijst u op 't woelen der zoogenaamde democratische partij, stelt de raddraaijers in al hun laagheid ten toon, ontmaskert hun drijfveêren, wijst u op hun verfoeijelijke middelen; maar vervult u ook met mededoogen voor den edelen dweeper, die, onbekend met de wereld, ontgloeid voor idealen, eene wijle in den maalstroom wordt omgevoerd, om er zielsrust en geluk in te zien verzwelgen. Teregt wijst hij op de onchristelijke beschaving en 't koude rationalisme en lichtvriendendom, als de hoofdoorzaken van 't diepe verval des Duitschen volks. Een' Evangelieprediker schetst hij, zonder geloof, een' herder zonder liefde, een' geestelijke met wereldschen zin, als Duitschland er maar al te velen heeft aan te wijzen. Treurig zij 't, maar waar is het niet minder, dat menig zoogenaamd Evangelieprediker een volksberoerder