zijn dan Salomo's koele spreukstijl? Dat alies behoort evenwel alleen tot den vorm; zoo min het kleed den man maakt, zoo min maakt ook 't schoonevan woordenmuziek en gebarenspel 't eigenlijke wezen der Christelijke prediking.
Met hartelijke ingenomenheid las ik daarom ook altijd leerredenen, die van bijzondere toepassing zijn op onzen tijd. Dat zie ik ook bij anderen. Dikwijls vind ik de menschen in de kerk onverschillig, zelfs bij de meest ernstige redenering, bij de meest duidelijke ontwikkeling, zelfs bij de grootste inspanning des sprekers, om alles zoo practikaal mogelijk te maken. Maar als er iets behandeld wordt dat met onzen tijd in onmiddellijk verband staat, als men spreekt met 't oog op groote gebeurtenissen, die der volken aandacht trokken, hoe oplettend, hoe opmerkzaam worden ze dan niet? Ik las ook gaarne preken, die door schitterenden stijl mij boeiden, of die door de eenvoudigheid van een geloovig hart de kritiek ontwapenden, zelfs als men met het plan ter beoordeeling begon te lezen. Zoo boeiden de preken door u gezonden mij niet; ze zouden belangrijker voor mij geweest zijn als ze van meer bijzondere toepassing waren op onzen tijd. De onderwerpen door den schrijver behandeld waren daarvoor zeer geschikt, zooals des Heeren woord: hoort de gelijkenis van den zaaijer, Agrippa's uitboezeming: gij beweegt mij bijna een Christen te worden. Ja, bijna Christen te zijn, zie dat wil onze tijd, dat willen regeringen en onderdanen. Maar om geheel Christen te zijn, om den wille van 't eeuwige leven het tijdelijke te wagen, om den wille van de heerlijke kroon de gouden appelen op de loopbaan voorbij te snellen, zie, dat wil onze eeuw niet, die voor 't tijdelijke alles over heeft.
't Is een kenmerk vervolgens van onzen leeftijd, dat men gaarne op Pelagiaansche wijze den vreesselijken ernst der zonde wegnemen wil. Men wil, zooals Lange eens zeide, het ondier der zonde, wiens giftige adem reeds schaadt, als een keffend hondje voorstellen, dat hard blaft maar niet bijt. De onrust van 't geweten wil men stillen, want zoo kan zelfs onze vindingrijke eeuw de zonde niet kleeden, dat zij niets van hare verderfelijke oogmerken zou verraden. De min klare inhoud van den beker des genots, dien de zonde ons biedt, waarschuwt reeds voor 't giftige mengsel, gelijk op die prentverbeeldingen, waar men den boozen geest voorstelde, altijd nog iets voor den dag komt, waaraan men den afvalligen engel kennen kan. Zoo is 't ook met de zonde. Als men nu 't middel eens vinden kon om 't geweten te doen zwijgen, de vrees voor 't oordeel weg te nemen, hoeveel rustiger zou men dan niet kunnen genieten. De vernuftige mensch vond weldra een palliatief in uiterlijke Godsvereering, in Christus' dood, als een goed werk dat men voor zich koopen kon door 't noemen van een naam, door 't uitspreken van een woord, door 't bijwonen van eene plegtigheid. Dat middel is evenwel in onzen leeftijd ongenoegzaam bevonden, vooral omdat er een ander bestaat, waarbij men zelfs de uiterlijke Godsvereering missen kan. Dat middel bestaat in de poging van onzen tijd om zelfs hoornen en staart van den boozen geest te bedekken. Met gejuich wordt elk woord gehoord, dat 't strafbare der zonde verwerpt, hoeveel toepasselijks op onzen tijd kon men niet gezegd hebben bij de behandeling van onderwerpen, als: de onrust der zonde, de oorsprong der zonde, de gevolgen der zonde. Maar, zult ge zeggen, dat vond de schrijver niet goed.