Als zoon van eenen door zijne ondeugden beruchten vader, die verdiend onder de moordbijl der omwenteling viel, gaaft gij in uwe jeugd reeds blijken van krijgsmansmoed; maar de moed en vastheid van geest, die gij in den strijd met den tegenspoed deedt blijken, was grooter dan die van eenen held te midden van het oorlogsvuur. Uw lot verkeerde, en alhoewel gij later weder tot den vorstelijken rang opklom, vergat gij hierdoor de pligten van een getrouw echtgenoot en zorgvuldig vader niet. Uw talrijk wel opgevoed en met verschillende talenten versierd kroost, is het schitterendst bewijs voor uwe stille huiselijke deugden, die te meer waarde bezitten, naarmate zij der menigte minder in het oog vallen.
Van allen verlaten, verliet gij hen niet met uwe gedachten, van velen vergeten, vergat gij Frankrijk niet in uw ongeluk, gij vloektet zijne ondankbaarheid niet, maar bleeft het met belangstelling gade slaan. Hoeveel er ook moge vernield zijn, de sporen van uwe weldaden kunnen er niet uitgewischt worden. De gedenkteekenen, die gij er deedt oprigten, de paleizen, die gij deedt herstellen en met nieuwen luister versierdet, de kunsten en wetenschappen die gij aanmoedigdet en beschermdet, de welvaart die gij onder uw zacht bestuur onder alle standen verspreiddet, zijn grootere waarborgen voor uwe roemrijke nagedachtenis, dan bloedige overwinningen en zegepralen, met het leven van duizenden slagtoffers gekocht.
Maar uwe zwaarste taak kwam aan, toen gij op den troon verheven werdt. Te strijden hadt gij met onverzoenlijke staatspartijen, tegen herhaalde zamenzweringen, en gewapenden opstand. Uw moed verzaaktet gij niet, hoezeer gij aan talrijke moordaanslagen ten doel stondt. Als wonderdadig door de Voorzienigheid bewaard, moest gij uwe taak tot het einde toe vervullen. Gij bezweekt niet, toen uw hechtste steun, uw oudste telg, u door eenen plotselingen en noodlottigen dood werd ontrukt. Onverwrikt bleeft gij staan, totdat de eensklaps opbruisende golven der omwenteling, die gij zoolang bedwongt, u en uw geslacht in haren draaikolk medesleepten, en aan Albions kust als ballingen nederwierpen.
Rust zacht, o vorst! Uwe moeite- en zorgvolle loopbaan hier beneden is eindelijk volbragt. Met een dankbaar gemoed erkennen wij al hetgeen gij niet alleen voor Frankrijk, maar ook voor de rust van Europa gedaan hebt. Uwe vijanden zelf hebben door hun buitensporig gedrag een lofspraak op u gehouden. Gij hebt Frankrijk uit den poel der omwenteling gered, zij hebben het er weder in gestort. De geschiedenis zal tusschen u en hen regtspreken.
Eene schelklinkende lijkrede bij uw graf is uwer onwaardig, uwe daden en gevoelens spreken genoeg voor uwe nagedachtenis, even als eene burgerkroon en de olijftak des vredes het meest geschikt zijn tot versiering van uw eenvoudig grafgesteente!
J.A.B