drift ja belangstelling voor de staatkundige vragen van den dag heerscht. De Franschman leeft in een klaarder, doorschijnender, zonniger atmosfeer, wij in een meer nevelachtigen dampkring, Daarvoor zien wij de voorwerpen om ons heen minder blinkend en schoon, maar juister. Dat is in het intellectuele en morele ook het geval. Hij springt; wij gaan, tot slenterens toe. Het laatste is secuurder, doch men brengt het er niet zoo ver mede, indien.... het eerste goed afloopt. - Hadden wij onzen landaard de portie voorgediend, wij zouden hem en wat soep uitgenomen en wat huisbakkenbrood ingebrokt hebben. - Wij zouden de Proudhonsche grondstelling: la proprieté est le vol in al zijne brutaliteit hebben laten zien, en aangetoond, dat daaruit, onder welken vorm ook, de stelling moet voortvloeijen: le vol est la proprieté. Wij zouden nog duidelijker hebben aangewezen, dat het zoogenoemde regt op den arbeid inderdaad een regt op de luiheid, dat de organisatie van den arbeid inderdaad eene desorganisatie van den arbeid was. Wij hadden gaarne gezien, dat er meer voor Nederlandsche ooren ware gepredikt. Wij zouden het onzedelijke nevens het onredelijke van de gedane eischen hebben aangewezen - iets wat minder onmiddellijk op den weg van den professor in de staatshuishoudkunde lag. Wij zouden meer naar de Nederlandsche bevatting en opvatting, meer tot het Hollandsch gemoed hebben gesproken.
Intusschen neemt dit niet weg, dat hier menige gezonde gedachte wordt geúit, menig woord gesproken, dat verdient te worden vernomen en behartigd. Over de gelijkheid, de weelde, den eigendom verneemt men hier veel wat juist mag heeten. - De gevolgen van verzet en omkeering der maatschappij zijn goed, doch schier te beknopt geschetst. De raddraaijers bij zulke bewegingen krijgen op blz. 123 eene geeseling; wij hadden hun het brandmerk er bij gegeven.
Onwillekeurig ontglipte ons soms bij de lezing een dankbaar: God zij geloofd! het kwam onder ons niet zoo ver. Maar niettemin was het ons als bij de lektuur van eenig boek over eene ziekte die elders heviger woedde, doch waarvan zich onder ons verschijnselen genoeg openbaarden, die bewezen, dat wij daarvoor niet zoo bepaald vrij en veilig zijn. Het pauperismus is er, het dreigt te verergeren. Het heet: principiis obsta! ga het kwaad in zijne beginselen te keer. - Den drenkeling redding indien mogelijk, doch hulp vooral den zinkende, dobberende, met de laatste krachten kampende, den nijveren arme, door patronaat, door voorlichting, den kleinen landbouwer en keuterboer in uwe landprovinciën door kleine, rentelooze voorschotten ter aankooping van goed zaaikoren, pootgoed, meststoffen, het vervoer van deze en van zijne producten gemakkelijk gemaakt, en daarbij wel de regten maar geene aanmatigingen van aristokratische mannen ontzien! - Voor onze vervallen fabrieksteden eene vrije vereeniging tot gebruik van inlandsche stoffen. Er zullen er genoeg wezen, die niet toetreden. Het minder blinkende, meer solide, zal fatsoenlijk worden. Dat zij minder de geest des tijds; - het is het instinct van eigenbehoud. - Geene holle theoriën gevolgd, ach! waarom ook niet geene opgedrongene scheepvaartwetten aangenomen, die een paar jaren levendigheid kunnen aanbrengen, doch dan....? - Zijn wij een volk of niet?
Maar in de eerste plaats is daartoe, nevens een goed deel public spirit, iets