Het godsdienstig onderwijs:
‘Als bijzondere taak beschouwt hij daarbij, niet, gelijk in onzen tijd bij het onderwijs gemeenlijk plaats heeft, bij voorkeur op het verstand, maar vooral op het hart te werken. Hij misprijst het volstrekt, dat men zich bij de kerkelijke opvoeding der jeugd veel te veel er op toelegt, om het godsdienstige nadenken te oefenen, terwijl toch voor het jeugdig gemoed niets verderfelijker is dan een redenerend godsdienstonderwijs. Daardoor toch, dat het kind reeds gedwongen wordt, om, als een volwassen man, de godsdienstzaken uit te pluizen, verkrijgt het juist die eenzijdige verstandsrigting in de godsdienst, die onze jeugd zelfs in woeste gemeenheid doet vervallen.’
Hoort het Katecheten, en leert van de Wette uwe leerlingen tot Christenen en niet tot hairklovende beunhazen in de theologie op te leiden.
Hoort hem, als hij, eenentwintigjarige in zijne ‘idée over het beoefenen der godgeleerdheid’ spreekt, profeteert in heilig geestdriftvuur van de heerlijke roeping des predikers van den gekruiste. Dat woord in het hart, jongelingen, die u aangordt tot een' arbeid, waartoe gij meer dan wetenschap, waartoe gij geloof en liefde moet meêbrengen; - dat woord in het hart mannen, die van den kruiseling getuigt tegenover eene wereld, wie 't kruis op nieuw eene ergernis geworden is en eene dwaasheid: 't is een hooge, heilige Geest, 't is de Geest van Christus die spreekt in den jongeling, zoowel als hij den stervenden grijze de woorden op de lippen legt:
‘Wat alle wijsheid van deez' tijd,
Wat list, geweld, niet kan verwerven:
Vreê, vrijheid, heil, geregtigheid,
Doet slechts het Geloove ons beërven’
Zulk een' man moet men ongeloovige hooren smalen! Vele zulke ongeloovigen bidden wij van den Heer voor Zijne kerk af.
Wij danken den waardigen Rombouts, dat hij ook onze godgeleerden op de Wette wees: hij heeft geen' overbodigen arbeid gedaan: de oorspronkelijke schriften der Duitsche theologen zijn, men ontveinze 't zooveel men wil, voor velen ontoegankelijk: Schenkel had ten onzent weinig lezers gevonden. De vertaling is verdienstelijk, wel wat angstvallig naauwkeurig en overdreven puristisch. Maar wij weten het bij ervaring que l'art est difficile: onze taal is te arm aan wijsgeerige uitdrukkingen. Het bijvoegsel is een welkome gave, waarvoor wij althans danken.
d. K.