juiste middelen kiezen, om geweldige schokken te voorkomen. Gelukkig de staat, die niet onvoorbereid, alleen door den drang der omstandigheden, naar het doel wordt gevoerd, maar waar men zelfbewust het doel wil bereiken. Veel moet er hier en elders nog worden gedaan, eer de natiën geschikt zullen zijn voor den nieuwen toestand die haar wacht, maar men vergete niet, dat zij er eenmaal toe moeten geraken, en de verantwoording zal groot zijn voor hem, die, zonder te letten op de teekenen des tijds, het volk bij voortduring wil doen gaan aan den leiband van verouderde en vermolmde instellingen. Eenmaal verschaft het zich zelf regt, en dan is de wraak dikwerf verschrikkelijk; wèl hem, die met het oog op de toekomst zich in het tegenwoordige zooveel mogelijk tracht voor te bereiden om zonder schokken tot het toekomende over te gaan.
Vrijheid in het stoffelijke, verstandelijke en zedelijke, vrijheid bovenal ook in het onderwijs. Dat beginsel werd in de grondwet van 1848 opgenomen; maar terwijl men wat het middelbaar en lager onderwijs betreft dat beginsel ten minste gedeeltelijk huldigde, stond het slechts in schijn voor het hooger onderwijs geschreven, want het besluit van 23 Mei 1845 bleef in volle werking. Het ongelukkige besluit van 23 Mei 1845, waartegen zich tot nog toe te vergeefs zooveel stemmen hadden verheven, en welks vaststelling alleen te verklaren is uit de jammerlijkste onbekendheid met den aard en de eischen van het hooger onderwijs, met de regten der hoogescholen, met de grenzen van bevoegdheid, die der regering omtrent dit punt noodwendig zijn gesteld. Is het voor het tegenwoordige al onmogelijk, dat de regering het onderwijs geheel en al vrij late, is het zelfs wenschelijk, dat dit voor alsnog niet geschiede, zij bepale zich tot toezigt en bezoldiging, maar sluite niet eigenmagtig de tempelen der wetenschap. Eene hoogeschool is eene vrije, eene voor ieder geopende instelling, eene universiteit, eene leerschool voor allen. Het staat der regering niet vrij van een vroeger bereikten trap van ontwikkeling afhankelijk te maken, of deze of gene die hoogeschool al dan niet bezoeken zal; het staat der regering niet vrij de gelegenheid tot onderrigt voor sommigen af te sluiten, die, juist omdat zij minder gevorderd zijn, het meest behoefte hebben aan keringen ontwikkeling; het staat der regering niet vrij sommigen harer onderdanen uit te sluiten, waar het beschaving en verlichting geldt; het staat der regering niet vrij aan het hooren van het akademisch onderwijs voorwaarden te verbinden, zonder er tevens voordeelen aan te verzekeren.
Men heeft bij het besluit van 23 Mei 1845 geheel uit het oog verloren, dat de staat alleen dan het regt kan hebben een onderzoek in te stellen naar de bekwaamheden der onderdanen, wanneer de onderdanen op grond van die bekwaamheden den staat wenschen te dienen. Dan is zulk een onderzoek niet slechts geoorloofd, maar het is eene dure, heilige verpligting, die op de regering rust, door zulk een onderzoek, en wel een zoo streng mogelijk onderzoek, zich te verzekeren van de geschiktheid der zoodanigen aan wie zij de zorg voor een gedeelte van de algemeene en bijzondere belangen wenscht in handen te geven. Een zoodanige maatregel behoort tot heden onder de pia vota. Maar geheel iets anders is het dat de meer of minder beschaafde jongeling van de gelegenheid wenscht gebruik te maken, die hem door het aanwezig zijn van hoogescholen of athenaea wordt aangeboden, om zich