| |
| |
| |
Kronijk van den dag.
April.
Binnenland. - Toen de Eerste Kamer hare werkzaamheden begon, kwam bij haar, even als vroeger bij de Tweede, de vraag op, of eenigen harer leden, die bij vernieuwing tot burgemeesters waren benoemd, daardoor ophielden leden der Kamer te zijn, en even als vroeger werd deze vraag ontkennend beslist. Zij is aldus, hoe men over het te dezen aanzien aangenomene stelsel moge denken, als afgedaan te beschouwen. Reeds bij de discussie werden de klagten, die vooral in Zuid-Holland over de handelwijs van het ministerie bij de jongste burgemeesters-benoemingen zijn aangeheven, ter sprake gebragt. Later maakte de heer Hoffman daarvan het onderwerp eener aan den minister van Binnenlandsche Zaken gerigte interpellatie. De willekeur, welke daarbij scheen te hebben plaats gehad, deed den spreker op inlichtingen aandringen omtrent het in dit opzigt gevolgde stelsel. Men weet dat bij de zoo goed als algemeene herbenoeming eenige oudburgemeesters waren uitgeschoten, dewijl zij tevens notarisen waren, terwijl andere beide betrekkingen bleven vereenigen. Inderdaad was voor de ministeriële verkiezing in dit opzigt geen redelijke grond aan te wijzen, en enkele gevallen gaven tot zeer scherpe klagten en beschuldigingen aanleiding, daar op sommige plaatsen algemeen geachte en beminde, door ingezetenen en autoriteiten aanbevolene personen ter zijde waren gesteld, om voor menschen plaats te maken, die geene andere aanbeveling schenen te hebben dan hunne politieke kleur, aanhangers van liberaliteit in den zin van den heer Thorbecke. Het breedvoerige antwoord des ministers bevatte zeer weinig zakelijks, en deed den heer Hoffman antwoorden, dat hij door de gegevene inlichtingen geenszins was bevredigd, maar de handeling als van willekeurigen aard bleef beschouwen, en meende dat zij algemeene afkeuring had gevonden, terwijl hij besloot met zijne hoop te kennen te geven, dat wat er ook gebeurde, de natie zich als één man om den troon zou scharen en
uitroepen: Leve de Koning, weg met de republiek! - Waarop dit opmerkelijke slot der rede van den heer Hoffman eigenlijk doelt is niet onduidelijk. Wij gelooven echter dat tegenwoordig niemand in ons vaderland dwaas genoeg meer is, om zich te vleijen president eener republiek te zullen worden; en dat alle burgers van Nederland thans wel overtuigd zijn, dat die regeringsvorm, in plaats van verligting van den druk der belastingen aan te brengen, want dat is toch voor de meesten het voorname punt, dien druk onberekenbaar zou verzwaren. Er is geene reden om te denken, dat onze republikeinen (mogten er hier nog ge- | |
| |
vonden worden) eerlijker, onbaatzuchtiger, billijker, of verstandiger zouden zijn, dan zij die Frankrijk de weldaad der republiek hebben geschonken. Wij zeggen het dus den heer Hoffman na: Weg met de republiek en de republikeinen.
Na in het verslag van haar voorloopig onderzoek vele bedenkingen te hebben gemaakt, en nadat verschillende leden die bij de discussie nog ernstig hadden aangedrongen, heeft de Eerste Kamer toch ook de wet op de brievenposterijen aangenomen, en zal dus het in onbruik geraakte monopolie hersteld worden. De minister van Financiën heeft een aantal beloften gedaan aangaande de gematigdheid en omzigtigheid, waarmede dit wederom zal worden ingevoerd, en daarvan zal het grootendeels afhangen of de ingezetenen de zoogenaamde verbetering inderdaad voor eene verbetering zullen houden, en niet zullen wenschen voor brieven van afgelegene plaatsen liever een hooger port te betalen, dan ongerief in hunne correspondentie met nabijgelegene plaatsen te ondervinden.
Als eene inrigting van blijvenden aard is bij Koninklijk besluit een comité van defensie ingesteld, om den minister van Oorlog van advies te dienen omtrent zaken die, 's Rijks verdediging betreffen of daarmede in verband staan. Het getal der leden van dit comité is onbepaald. De generale staf, de infanterie, kavallerie, artillerie en genie zullen echter steeds onder hen vertegenwoordigd moeten zijn; de militaire administratie en geneeskundige dienst alleen dan, wanneer de zaken de medewerking dezer buitengewone leden vereischen. - Dat de instelling van dit comité eene zeer nuttige strekking kan hebben is buiten twijfel, vooral om een eind te maken aan de gedurige afwisseling der defensieplannen van opvolgende ministers van oorlog, gelijk in de laatste jaren den lande schatten hebben gekost, en die ten gevolge hebben gehad, dat na het besteden van millioenen nog over de hoofdpunten van een defensie-plan wordt getwist en de kostbare aangelegde werken misschien nutteloos zullen gekeurd worden.
De Tweede Kamer heeft de discussie over de wet betrekkelijk het toezigt en de zorg over de zaken der munt hervat, en het ontwerp als nu aangenomen. Over de wetten op de scheepvaart heeft zij een uitgebreid rapport bekend gemaakt, te veel in bijzonderheden tredende om den inhoud daarvan te kunnen aanstippen, Het schijnt echter de aanneming der ontwerpen, misschien met eenige wijzigingen, te doen vooruitzien. Verder is aan de Tweede Kamer aangeboden een ontwerp van wet op het regt van enquête. Volgens dit ontwerp zou de Kamer de bevoegdheid hebben om, na het besluit tot het doen van eenig onderzoek te hebben genomen, alle ingezetenen op te roepen om door eene daartoe benoemde commissie te worden verhoord, en iedereen verpligt zijn om aan deze oproeping te voldoen op straffe van geldboete, en bij volhardende weigering van lijfsdwang of gijzeling. De getuigen kunnen onder eede worden gehoord: de afgelegde verklaringen zullen echter niet als bewijs in strafzaken kunnen gelden; en geheimen van beroep of stand zal niemand verpligt zijn te openbaren.
In eene vereenigde zitting der beide Kamers zijn de ontwerpen van wet aangeboden ter regeling van het regentschap en de voogdij des Konings, in geval van minderjarigheid des troonopvolgers bij zijne komst tot den troon. Tot regent wordt voorgedragen des Konings broeder Prins Hendrik der Nederlanden; en als
| |
| |
leden van den raad van voogdij zouden benoemd worden: H.M. de Koningin, Prins Hendrik, Prins Frederik, en onderscheidene aanzienlijke personen ten getale van nog zeven, waaronder de tegenwoordige voorzitters der Eerste en Tweede Kamer, zijnde het getal zoo groot gesteld opdat bij mogelijke sterfgevallen niet terstond eene aanvulling noodig mogt zijn. Daar de bepalingen der Grondwet in dit opzigt slechts niet zeer klare aanduidingen waren, is er eerst gehandeld over de wijze waarop de Kamers deze ontwerpen behoorden te behandelen, en zijn zij vervolgens overgegaan tot het opmaken van een reglement van orde voor deze vereenigde zitting.
Duitsche Staten. Het voorloopig centraal bewind met 1 Mei moetende aftreden, is men vol verwachting op welke wijs dit zal vervangen worden; tot nog toe is uit de geruchten niets met zekerheid op te maken. Intusschen heeft het Erfurtsche, zoogenaamd Pruissisch-Duitsche parlement zijne werkzaamheden begonnen, waarvan echter velen niet verwachten dat zij ooit eenen werkdadigen invloed op de aangelegenheden van Duitschland zullen hebben en alleen zullen leiden tot het uiteenvallen van het reeds door den afval van Hanover en Saksen verzwakte verbond. Bij de opening der zitting van het parlement waren daarin vertegenwoordigers van de volgende Staten aanwezig: Pruissen, Baden, Keur-Hessen, Rijn-Hessen, de Thuringsche Hertogdommen, de beide Mecklenburgen, Oldenburg, Nassau, Brunswijk, Anhalt en de drie Hanze-steden. Ook Saksen, schoon geene afgevaardigden gezonden hebbende, had zich doen vertegenwoordigen. Eene commissie van vijf leden, met den Pruissischen regerings-commissaris von Radowitz aan het hoofd, handelt als uitvoerend bewind der beide Huizen. De werkzaamheden begonnen met het onderzoek der door de Pruissische regering aangebodene constitutie door eene commissie van het Statenhuis. Verschillende voorstellen werden deswege geopperd; terwijl de meerderheid op spoed aandrong, en verlangde dat de constitutie en bloc zou worden aangenomen, met bepaling van eenige punten, die naderhand zouden herzien worden, wilde de Pruissische commissaris, dat vooraf de zoogenaamde grondregten, welke zijne regering niet allen welgevallig zijn, zouden gewijzigd worden. Dit verwekte groote oneenigheid in de commissie, en het was bijna toeval, dat zij er toe overging om de aanneming en bloc aan het parlement voor te dragen. Van de zijde der Pruissische regering werd daarop al het mogelijke gedaan om de aanneming harer eigene voordragt te verhinderen; maar de liberale partij in het parlement, waarschijnlijk hopende aldus de
grondregten te redden, viel het voorstel der commissie bij, en zoowel in het Volkshuis als in het Statenhuis werd hetzelve met meerderheid van stemmen aangenomen, waarop terstond met de beraadslaging over de ter herziening aangewezene punten werd begonnen. Dit is nagenoeg de toedragt van het gebeurde, zoover die uit de verwarring der politieke kuiperijen en de gedurige weifeling der verschillende partijen is op te maken. Men vreesde dat de Pruissische regering, haren invloed aldus door de liberalen overwonnen ziende, zich nu zou terugtrekken en de geheele zaak laten steken. Zij heeft echter hare toetreding tot het besluit van het parlement te kennen gegeven, en schijnt voornemens alles in te spannen om Noord-Duischland tot eenen vastvereenigden bondstaat te vormen. Het gelukken van
| |
| |
dit plan blijft hoogst twijfelachtig, daar de besluiten van het parlement ook door regeringen der verbondene Staten moetende goedgekeurd worden, nog voor wijziging vatbaar zijn, en alsdan nogmaals door het parlement overwogen moeten worden, zoodat voor alsnog alles op losse schroeven staat. In het begin werd van dwangmaatregelen tegen Hanover en Saksen gesproken, thans echter schijnt men geheel daarvan te hebben afgezien. Tusschen Wurtemberg, welks regering zich zeer vijandig tegen het verbond had getoond, en Pruissen zijn de diplomatieke betrekkingen afgebroken; aan eenen oorlog schijnt echter niet gedacht te worden.
Geen der Duitsche Staten schijnt door de gebeurtenissen van de twee vorige jaren in benarder toestand te zijn geraakt dan Baden. Uit vrees voor stoornis der rust bij eene openbare beraadslaging heeft de vertegenwoordiging in eene geheime zitting beraadslaagd over het zenden der Badensche troepen naar Pruissen, om aldaar weder aan krijgstucht te worden gewend. Daartoe worden aanzienlijke kosten gevorderd, die te zwaarder drukken zouden daar de schatkist reeds zoodanig was uitgeput, dat men vele belastingen tot het dubbel van vroeger heeft moeten verhoogen. En in dat land heeft men nog maar de proef genomen van eene republiek met demagogische professoren aan het hoofd!
Frankrijk. - Een der leden van de wetgevende vergadering, Laroche Jacquelin, heeft het gewaagd met een voorstel op te treden om de republiek op eene wettige wijs wederom af te schaffen, waarmede hij trouwens voor zichzelven niets waagde. Zijn voorstel hield in, dat de ingezetenen zich bij algemeene stemming over den regeringsvorm, dien zij de voorkeur gaven, zouden verklaren Republiek of Monarchie; en in geval de meerderheid voor de laatste bleek te zijn, eene nieuwe constituerende vergadering zou worden benoemd. Gelijk te verwachten was, is de vergadering met bijna algemeene stemmen tot de orde van den dag overgegaan, hoewel vele leden bekend staan met geene de minste voorliefde voor de republiek bezield te zijn.
Even gaarne als van den republiekeinschen regeringsvorm, zou men van het algemeene stemregt willen terug komen, indien men daartoe slechts kans zag. Men moet het eene onmogelijkheid achten wederom eenen census in te voeren, maar acht het toch hoogst noodig het stemregt op eene andere wijs eenigzins te beperken. Daartoe zou een voorstel strekken, door den afgevaardigde Lespinasse ingediend, hoofdzakelijk inhoudende, dat iemand om in eene gemeente het kiesregt uit te oefenen, twee jaren daarin moet gewoond hebben, en tevens kunnen bewijzen aan eenige onderneming van landbouw, handel of industrie deel te nemen; werklieden zouden moeten bewijzen, minstens eene maand aan zulk eene onderneming verbonden te zijn geweest; de stemming van het leger zou voortaan geheim wezen; en alle om eenig misdrijf veroordeelden, bedelaars en vagebonden zouden van het stemregt zijn uitgesloten. - Inderdaad hangt thans de uitslag der verkiezingen grootendeels van de stemming af van menschen, bij wien noch kunde noch goede wil te vooronderstellen is.
De wetgevende vergadering zet intusschen hare zittingen bijna onafgebroken voort, zich bezighoudende met beraadslagingen, die door allerlei incidenten worden gerekt en niet zelden door onstuimige en ergerlijke tooneelen worden
| |
| |
gestoord. De regering durft hoe langer hoe minder op de meerderheid rekenen. De wet op de maires heeft geene kans meer om aangenomen te worden, en het lot der beteugelings-wetten wordt zeer twijfelachtig geacht. Over eene voordragt om het zegelregt op de dagbladen te herstellen is een heftige pennestrijd gevoerd, waaruit schijnt te blijken dat die maatregel niet eens doel zou treffen en veel meer de verspreiding der gematigde bladen dan die der ultrarepublikeinen en socialisten tegengaan. De geheele drukpers, met uitzondering der organen van het ministerie, is er dan ook tegen opgekomen. De Napoleon wordt nog bij voortduring uitgegeven, maar strekt misschien meer om de zaak des Voorzitters, onder wiens invloed dit blad blijkbaar geschreven wordt, te benadeelen dan te bevoordeelen. Dat Lodewijk Napoleon de populariteit, welke zijn naam hem verschaft had, grootendeels heeft verloren en al meer en meer verliest, blijkt duidelijk genoeg. Een paar malen is hij zelfs door eenen, opgewonden troep gemeen volk in het openbaar beleedigd, en schoon de ministeriële bladen deze voorvallen tot onbeduidende toevalligheden poogden te maken, schijnen zij toch niet van gewigt ontbloot te zijn geweest.
Onder deze omstandigheden ziet men eene nieuwe verkiezing, waarvan de uitslag wel tegelijk met de verzending van dit nommer van den Tijdspiegel bekend zal worden, met angst te gemoet. De socialistische afgevaardigde Vidal heeft bij zijne dubbele benoeming van die te Parijs afgezien, zoodat aldaar een ander in zijne plaats moet verkozen worden. Zullen de gematigden of de socialisten bij deze gelegenheid de overhand behouden? - Dit is de vraag, waaraan als eene proef van de gezindheid der bevolking, een overgroot gewigt gehecht wordt. Beide partijen hebben gepoogd personen te vinden, die als kandidaten alle stemmen op zich kunnen vereenigen opdat door geene verdeeling van stemmen de kracht der partij verloren ga. Men heeft dit echter thans nog moeijelijker bevonden dan anders, en van beide zijden zijn verscheidene kandidaten voorgesteld, maar uit vrees dat zij niet algemeen aangenomen zouden worden, weder afgewezen. Thans staat aan den kant den gematigden zekere Leclerc op den voorgrond, een man zonder politieke antecedenten en alleen bekend dewijl hij zich tijdens den Junij-opstand een zeer ijverig en kloekmoedig verdediger der orde heeft getoond. De tegen hem over geplaatste kandidaat der socialistische partij is de bekende romanschrijver Eugène Sue, welke echter niet aan alle socialisten schijnt te behagen, en dus misschien nog met een ander zal worden verwisseld. Verscheidene democratische clubs, waarin over de verkiezingen werd beraadslaagd, zijn door de policie gesloten, zonder dat daarbij verzet heeft plaats gehad. Wat echter de Regering moge doen, om den invloed der socialisten tegen te werken, het is ontwijfelbaar, dat zich deze onder de volksklasse meer en meer uitbreidt. Vooral begint onder de troepen een geest van wederspannigheid te heerschen, die reeds tot bedenkelijke verschijnselen aanleiding gegeven. Onder anderen zijn te Angers zulke grove ongeregeldheden onder een bataillon linietroepen voorgevallen, dat de Regering te rade is geworden
om een aantal officieren van dat bataillon te ontslaan en de soldaten naar Afrika te zenden. Eene noodlottige gebeurtenis heeft deze zaak op nieuw ter sprake gebragt en veel gerucht doen maken. Bij den uit- | |
| |
marsch uit de stad is de hangende ijzeren brug over de rivier de Maine gebroken, waardoor verscheidene kompagniën in het water zijn gestort, en dewijl het stormachtige weder en bijkomende omstandigheden de redding der drenkelingen zeer moeijelijk maakten, omtrent driehonderd menschen op de jammerlijkste wijs omgekomen zijn,
Italiaansche Staten. - Eindelijk is de Paus in Rome teruggekomen. Reeds terwijl hij naar, ja zelfs in zijne Staten op reis was, bleef men nog in het onzekere, of hij zich naar zijne hoofdstad, dan wel naar eene andere plaats van zijn wereldlijk gebied zou begeven. Hij schijnt tot het laatste toe geaarzeld te hebben in de keus om zich onder de bescherming van Fransche of van Oostenrijksche bajonetten te stellen, en inderdaad bescherming van vreemde bajonetten noodig te hebben om zijn wereldlijk gezag te kunnen handhaven. Hoe zeer in Italië zijn geestelijk gezag is gedaald, blijkt genoegzaam uit de onverschilligheid, waarmede zijn protest tegen de besnoeijing van de voorregten der geestelijken in Sardinië is ter zijde gelegd. In weerwil van dat protest zijn de wetten, waarbij aan geestelijken en kerken hunne middeleeuwsche voorregten worden onttrokken, door de gedeputeerden en den Senaat aangenomen, en terstond door de Regering afgekondigd. Te Turin en te Genua hebben bij die gelegenheid opschuddingen plaats gehad, welke echter gevolgen waren van de ingenomenheid der volksklasse tegen de partij der geestelijkheid, en door de Regering zijn onderdrukt.
Engeland. - Het Parlement heeft in den jongsten tijd verschillende maatregelen van binnenlandsche aangelegenheid overwogen en gedeeltelijk goedgekeurd. Als eene zonderlingheid trekt daaronder de aandacht, dat het voor kleine diefstallen van jeugdige misdadigers de ligchamelijke kastijding (geeselstraf) heeft aangenomen, en aldus noodig schijnt te hebben geacht bij het penitentiaire stelsel iets van het afschrikkings-systema te voegen. Het wordt eene moeijelijke vraag, wat met de steeds in aantal toenemende misdadigers uit te rigten. Van het plan om door deportatie naar de Kaap-kolonie eenen uitweg te vinden, heeft het ministerie door den onverzettelijken tegenstand der bevolking moeten afzien. Het met veroordeelden bevrachte schip de Neptunus is eindelijk van daar naar van Diemensland gezeild, en na deszelfs vertrek hebben de ingezetenen der Kaapstad door eene algemeene illuminatie hunne blijdschap daarover aan den dag gelegd.
Als eene zaak van algemeen belang trekt de groote tentoonstelling van Europesche nijverheid, welke in 1851 te Londen gehouden zal worden, reeds in hooge mate de aandacht. Men heeft besloten de daartoe noodige gebouwen in Hydepark op te rigten, en de commissie van beheer der tentoonstelling heeft niet minder dan 229 plannen voor die gebouwen ontvangen, terwijl allerwege reeds aanzienlijke sommen zijn ingeschreven tot goedmaking der onkosten. In Londen bedragen die inschrijvingen reeds 29,000 π st., op andere plaatsen insgelijks reeds aanmerkelijke sommen. Men verwacht verbazende toezendingen van buitenlandsche nijverheid, vooral uit Frankrijk en Duitschland. Ook België zal zich inspannen om zijne industrie eer aan te doen, en Koning Leopold, die schoon voor het uiterlijke de rol van een roi neant spelende, zich de belangen van zijn land ernstig aantrekt, spoort de voornaamste industriëlen persoonlijk tot deelneming aan. Zou Nederland zich geheel moeten of willen stilhouden?
|
|