Een kweekeling der polytechnische school was er bij, en zeide: ‘ik meende, dat de troepen het eerst geschoten hadden’ waarop Sauriac antwoordde: Gij vergist u, ik stond naast Lagrange, toen hij zijne pistool afschoot.
Op de vraag van den voorzitter of Sauriac is opgeroepen, antwoordt de advokaat Delangle bevestigend, maar dat hij tot heden niet is weêrgezien.
Mevr. Dubray van St. Cloud. In den avond van den 23. Februarij heb ik gezien, wat iedereen gezien heeft. Ik woonde in het huis van Mevr. d'Ormont, tegenover het ministerie. Wij meenden, dat alles gedaan was, toen wij zeer duidelijk een pistoolschot hoorden, onmiddellijk gevolgd door geweervuur, en al wat voorts in dien ongelukkigen avond is voorgevallen. Terstond verspreidde zich het gerucht, dat de heer Lagrange de pistool gelost had. Elkeen zeide dat, en men voegde er bij, dat hij het erkende. Het zijn geruchten, die ik niet...
De President. 't Is wel, Mevrouw, gij kunt u verwijderen.
Izaak Gansberg, koopman in rariteiten. In den avond van den 23. Februarij sloot ik mijn winkel uithoofde van den oploop. Ten ongeveer 10 uur zag ik door de straat rue basse du Rempart een troep van 150 man komen, uit welks midden eene pistool gelost werd, dat een geweervuur ten gevolge had, waardoor een menigte viel, als koren onder de sikkel des maaijers. Men beurde de gekwetsten op; ik bragt een kind in mijne woning, dat een kogel in den schouder had; spoedig daarop reed een voertuig langs mijne deur, getrokken door een wit paard, en vergezeld door fakkeldragers. Op dat voertuig lagen, naar ik geloof, vele lijken.
De President. Van welken kant kwam de bende, die gij gezien hebt, en vanwaar gelooft gij, dat het schot gelost is, hetwelk tot het geweervuur heeft aanleiding gegeven?
Gansberg. Van de zijde der straat d'Antin.
De President. Hoeveel tijd is er verloopen tusschen het pistoolschot en de komst der karren?
Gansberg. Een halfuur.
Courteille, commissaris van policie. Den 23 Februarij was ik officier de paix; ik ging in het koffijhuis des Variétés, waar ik mijnen vrienden berigtte, dat er niets gebeurd en alles geeindigd was. Een persoon, dien ik niet kende, kwam binnen en zeide: ‘gelooft niet, dat alles uit is. Lagrange is aan het hoofd der opstandelingen; hij gaat op nieuw beginnen.’ Een half uur later vertelde men mij van het schot door Lagrange gelost, en van hetgeen er opgevolgd is.
Gustave Duzuc, onderwijzer in de geschiedenis aan het lycée van Bourdeaux. Ik herinner mij tegenwoordig te zijn geweest bij een gesprek in de diligence, tusschen de heeren Sauriac en Bida. Zij spraken over een pistoolschot, door den heer Lagrange gelost op den Boulevard des Capacities; ik gaf te kennen, dat het gerucht de eerste schoten aan de troepen toeschreef; men zeide mij, dat ik dwaalde.
De Voorzitter. Voegden zij er bij, dat zij er bij tegenwoordig geweest waren?
Duzuc. Ik durf zulks niet verzekeren; 't is reeds zoolang geleden. Ik kende toen de eigenlijke betrekking dier heeren niet.
De Voorzitter. En welke was die betrekking?
Delangle. Sauriac werd naar Montauban gezonden, als kommissaris. (Gelach.)
Hierop werden gehoord de getuigen à charge.
Louis Vivant, advokaat te Azin. Sedert geruimen tijd ben ik een boezemvriend van Lagrange. Het artikel uit den