magtigen der aarde, rijke Nabobs, die hun paleizen hebben gesticht ten koste van 's naasten bezittingen? Hoe menigeen die uit Christelijke liefde vijfenzeventig leende, om honderd terug te ontvangen?
Nommer vier: het traktement. Een tafereel over 't algemeen zeer waar en natuurlijk geschilderd, soms wat al te scherp en bar. Helaas! arme dominé, die van uw traktementje, soms allerbitterst en sober leven moet! Doch, claudatur parenthesis.
De arme weduwe of de misleiding is een schurkenstreek op een kleine schaal.
De liefdebeurt. Ja, wie deelde niet in 't lot van onzen Schrijver! Gelukkig echter hij, die 't onaangename en hartverscheurende lot niet ondergaat, waar hier van gesproken wordt, en van honderden hoorders, slechts elf communicanten voor 't Heilig Avondmaal overhoudt, of zeggen moet, gelijk ge op bladz. 135 leest. ‘Menige boerentafel heeft een beter voorkomen, dan hier de Nachtmaalstafel had.’
‘Twee geheel onoogelijke tinnen bekertjes, gedeukt en met omgekromde randen, moesten tot kelken dienen.’ enz.
Ongelukkige gemeenten waar zoo'n geest heerscht!
Daar in trouwe moet Christus de Heer al heel weinig waarde hebben in de schatting der menigte.
Maar arme, beklagenswaardige medebroeder meteen, die in zoo'n onverschillige gemeente werkzaam moet zijn. Dáár in trouwe! is 't om den moed te verliezen.
De Schrijver verlangt dat de Synode zich daarmeê bemoeijen en scherp onderzoeken zon of ook op dàt punt alles in orde is.
Maar eilieve! staat de gelegenheid dan niet open bij de kerkvisitatie om te klagen? En buitendien al dat lasten en bevelen en besluiten, 'k ben er een aartsvijand van. Geen heerschappij in de Kerk. Geen pauselijk gezag! Neen medebroeders! dáár in zulke gemeenten is 't zwaar, is 't moeijelijk, vaak ondankbaar arbeiden, maar juist dáár moet gearbeid worden. En dat niet door een besluit van de Synode, neen! maar met verstand, met bedaardheid, langs den weg van overtuiging en liefde.
Maar buitendien. - Niet elke gemeente bezit middelen, in één woord is rijk genoeg, om zich van het noodige te voorzien. Er kan zooveel zitten, waardoor 't geen minachting en wat niet al genoemd wordt, of der gemeente ten laste wordt gelegd, ontstaat! Vrage men toch geene wetten meer, en dringe men toch niet meer aan op nieuwe besluiten! 't Is er haast meê als met Augia's stal, wie weet er doorkomen in? Werk zelve collega!
Heel hoog loopen wij met dit stuk niet weg. 't Is hier en daar tamelijk plat.
De verbodene betrekking. Ook hier geldt wat reeds vroeger is aangemerkt, 'k houd niet van dat biecht-afnemen. 't Verhaal zelve is belangrijk.
De barbier is niet onaardig.
Het tweede huwelijk of het juist gekozen geneesmiddel is niet het minste.
De twee weezen is zeer lief.
't Geheel wordt besloten met een stuk:
Het pauperisme. De inleiding is luimig; jammer maar dat het lijdt aan stuitende platheden. Uitdrukkingen toch als deze, hooren hier niet thuis:
‘Maar hoe dit ook zij, de algemeene beweging, ten gevolge waarvan zoo vele kroonen in de voddenmand beland, of handels-artikelen van den schagcherjood geworden zijn,’ vallen zeker niet in den smaak van 't beschaafd publiek. Zoo iets laat zich zeggen, maar, schrijven? ... neen collega! dat niet! Plat en populair zijn geen synonyma!
Wat de Schrijver overigens zegt van