Nutsvergadering, tegenover den prediker, bespied, en dat gij hem ook al liet sterven, en zoo sterven, dat was, na het eerste sterfbed van Mevr. Weenink, een waagstuk. En toch, gij hebt hier eene gelukkige, eene treffende, eene aandoenlijke tegenstelling geleverd. Het was een dubbel krachtige greep, den Schrijver dezer tafereelen waardig. Door dat iteretur van het sterfbed, hebt gij vast reeds een paar honderd lezers en een honderdtal lezeressen gewonnen, en niet van de minste soort. Wij danken u inzonderheid voor Kring, voor den oefenaar, den over-orthodoxen, over-oudgereformeerden Kring, den vinnigen, lastigen, naren, ondragelijken Kring. Gij hebt hem meesterlijk geschetst, een toonbeeld van onzen tijd, Zijne oefening, blz. 127-136, staat daar, als echte daguerreotype. Velen zullen u van overdrijving beschuldigen, anderen, die het voorregt genoten, om dergelijke stichtelijke oefening bij te wonen, zullen u toejuichen, en zij die hier hun eigen beeld terugvinden, ook bij de toehoorderessen, de freules van Gaaij, zij zullen boos, rood tot over de ooren worden, en weder bleek van spijt, u helpen verdoemen, als zij kunnen, en voor Chonia hetzelfde bereiden, wat hij naar luid der voorrede (die geen voorrede mogt heeten) ook bereidde: scorpioenen. Wat de noot beteekent, sporadisch authentiek, zullen velen niet dadelijk begrijpen.
Eindelijk nemen wij pastoor de Haan in plaats van Labarius, die moest verdwijnen om voor een opvolger plaats te maken, mede gaarne aan. Gaarne? eigenlijk neen! Wij wenschten dat de pastoors andere menschen, andere ‘hanen’ waren; maar helaas! 't geldt ook hier: ‘zoo zijn er.’ Er is alweder te veel waarheid in dit karakter, en toch, alles ook hier gemotieveerd door het grondbegrip: een dorpspastoor. - Diepenbeek No. 2 schijnt over het algemeen meer polemisch gezind tegen de Katholieke geestelijken, dan Diepenbeek No. 1. De duistere, zwakke, droevige, miserabele zijde, de keerzijde der Roomsche medaille, is volstrekt niet verbloemd; daar zal men u, Chonia, hierom van onverdraagzaamheid beschuldigen; men zal uw boek hatelijk tegen de Roomschen noemen, en over het hoofd zien, dat gij toch zeer veel waarheid hebt geschreven, veel hebt bemanteld en vergoelijkt, dat een onzer Fakkeldragers geheel anders had toegelicht. - En nu ons resumé:
Hier en daar zijt ge achter vader Limburg Brouwer gebleven. Het ironische, caustische, sarkastische, dat in Diepenbeek's origineel ligt, is door u niet geheel teruggegeven; maar uwe eigene, oorspronkelijke karakters, de Diepenbekers van Chonia, privatim, staan niet beneden de helden van het eerste bedrijf. Uw blik is juist, vast, scherp. Uw kennis van het menschelijk hart en zijne locomotieven, uitmuntend en diep. Uw gevoel voor Christelijke deugd en waarheid, vooral voor Christelijke liefde, is meer dan goud, is navolging en toepassing waardig. Als gij een prediker zijt, en dit beginnen wij te vermoeden, wegens de kennis van vele leerstellige stukken, staat ge in de voetstappen van uwen Meester. Gij wilt liefde en vrede, maar niet ten koste der waarheid. Gij erkent in uw Diepenbeek de zonnige hoogten der Christelijke deugd in de straalbreking van geloof en liefde; maar gij toondet den afgrond aan van Godonteerende dweepzucht, van diepgezonken Bijbelgoochelspel onder den schijn van vroomheid. Gij hebt de maskers afgeligt, en ze onder den voet geworpen. Uw boek kan goeds stichten,