maar toch zijn eigen weg bewandelend opgeeft, hoe de onchristelijke wereld in hare leuzen, die leuzen werden van strijd en moord, eene onwillekeurige hulde bragt aan het Christendom, dat vrijheid, gelijkheid, menschen waarde, broederschap predikt, maar deze niet misvormd tot de karikaturen der dolle omwentelingszucht of van een dweepend communismus. Dat alles is hem een suizen van den geest Gods, aanduiding van de ontvangbaarheid dier wereld voor het Christendom, punt van aanknoopiug voor den Christenzendeling, dat zoodanige wereld zoowel in haar ontwikkeling, als in haar ongenoegzaamheid hem aanbiedt.
En nu volgt bladz. 23 en volgg. eene schets van onzen tijd, wier trekken blikken van een' wijzen mogen heeten gekleed in dichterlijk woord, zacht soms, soms schokkend, eene schets in tableaux met meesterhand voorgesteld, waarna telkens een enkel woord als ter toepassing volgt, dat in het hart grijpt, - eene schets, waarin wij het gesteen vernemen van het zuchtend schepsel, noodkreten hetzelve ontperst door den druk eens tijds, die vorsten en vorstendienaars welke hunne roeping vergaten van hunne zetels zag bonzen, wiens wetenschap verslagen staat voor eene krankheid, die de wijsheid der wijzen beschaamt, die meer sterven dan ziekte mogt heeten.
Aan het slot oppert de Schrijver de vraag: hoe in onzen tijd dat zendingswerk moet worden verrigt. Het heet in het algemeen: in den geest van Christus, die een geest is der wijsheid en der liefde, die teregtbrengt met eenen zachtmoedigen geest, die niet verdoemt maar tracht op te bouwen in het goede, die uitgaat van en voert tot Hem, die de weg en de waarheid en het leven is. - Zal misschien het laatste sommigen voorkomen als afstekend bij het vorige wat levendigheid en zeggenskracht betreft; het ontbreekt ook hier niet aan gedachten, aan gevolgtrekkingen, die aanspraak maken op behartiging. Hier is het minder om te treffen dan om aan te wijzen wat er moet geschieden en om te bewegen te doen. Wij deelden daaruit boven bereids een staaltje mede. Er mogen er hier nog enkele volgen:
De wereld moet Christelijk, niet de kerk verwereldlijkt worden.
Het zendingswerk droeg wel eens meer de kleur eener partij dan de kleur van het Christendom (Otaheite). Dat zal beter zijn als wij meer kerk zijn geworden.
Elk Christen moet een zendeling zijn, elk Christen moet het Evangelie prediken door woord, meer nog door daad.
Doch wij willen niet meer afschrijven. - De stijl mag de zilveren schaal heeten, waarop de gouden appelen prijken, die deze meer doet uitkomen.
Wij zijn rond voor onze vriendschappelijke betrekking uitgekomen. Wij hebben ons door deze evenwel niet laten besteken. Wij zouden de redevoering niet minder hebben geprezen, was die ook van een vreemden geweest. - Het woord vinde koopers, hoorders, doenders!
Vrome wenschen aan het einde der aankondigingen van geschriften, als het stuk in quaestie, zijn zoo stereotyp geworden, dat onze lezers ons van de openbaarmaking, al hebben wij ze ook, wel zullen verschoonen.
CH.