| |
| |
| |
Kronijk van den dag.
October.
Binnenland.
- Nog in de maand September had in de Tweede Kamer de beraadslaging over het adres van antwoord op de troonrede plaats, te laat echter om in ons vorig verslag vermeld te kunnen worden. Wij komen derhalve thans daarop terug. Was het adres der Eerste Kamer reeds geen volkomen weerklank op de troonrede, dat der Tweede was zulks nog veel minder. Wij kunnen niet nalaten het geheele ontwerp der commissie over te nemen, met uitzondering van § 2 en 3, welke op de buitenlandsche aangelegenheden en de overwinning op Bali betrekking hebben.
1. Sire! De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft er hoogen prijs op gesteld, den Vorst, dien wij weinige maanden geleden als onzen grondwettigen Koning huldigden, in persoon deze zitting te zien openen, en uwe Majesteit onder de dierbaarste belangen des vaderlands in de eerste plaats te hooren noemen de verwezenlijking der Grondwet. Gij wilt, Sire, dat de Grondwet niet belofte blijve, maar weldaad worde. Gij wilt de wetten in het leven brengen, welke de hervorming eerst vruchtbaar zullen maken voor staat en volk, grootsche taak voor uwe regering weggelegd, en wier vervulling haar onvergankelijken roem moet verzekeren.
4. Wij zijn ver, Sire! het goede te miskennen, dat zich bij de beschouwing van onze binnenlandsche gesteldheid vertoont. Wij mogen echter niet ontveinzen, dat die toestand ook eene schaduwzijde heeft, en dat, behalve de tijdelijke rampen, welker afwending buiten menschelijk bereik ligt, ook andere ongunstige verschijnselen onze bezorgdheden wekken, en ons dubbel doen haken naar de gelegenheid, ons meer opzettelijk, dan tot nu toe mogelijk was, met het overwegen van middelen tot opbeuring van de stoffelijke belangen der Natie bezig te houden.
5. Tot behartiging dezer stoffelijke belangen, tot nieuwe regeling van ons financiëel huishouden, tot opbouw der instellingen, welke de gewijzigde Grondwet vordert, roept gij, Sire, onze bezadigde en eendragtige medewerking in. Nooit vond eene vorstelijke stem williger ooren en harten, dan de uwe bij ons. Zoo de uitkomsten van de werkzaamheid der vorige zitting zijn gebleven beneden hetgeen wij wenschten en de Grondwet verlangt, wij vleijen ons dat eene hoofdreden dier teleurstelling, gebrek aan overeenstemming tusschen de verantwoordelijke raadslieden der Kroon en deze Kamer, nu zij weggenomen, om te worden vervangen door eene eenparigheid, welke het onderpand zal zijn eener krachtige en spoedige bereiking uwer hooge
| |
| |
volk en vaderland lievende bedoelingen. Het wenschelijke dat de onzekerheid niet zonder noodzaak worde verlengd, - het groote belang dat de Kroon in ons midden zoodra mogelijk worde vertegenwoordigd op eene wijze, welke de zamenwerking aller takken der wetgevende magt waarborge, behoeven wij niet aan te dringen; wij behoeven ons slechts op uw koninklijk gevoel en oordeel te beroepen.
6. Hoe inniger wij met Uwe Majesteit beseffen, dat van hetgeen de Staten-Generaal thans in gemeen overleg met u, Sire, hebben te volvoeren, het geluk en de voorspoed onzes volks kunnen afhangen, des te hartelijker vereenigen wij ons met Uwe Majesteit in de bede om hooger zegen op onzen arbeid.
De algemeene strekking van dit adres werd, met uitzondering van slechts ééne stem, goedgekeurd. Op §§ 1 tot 4 werden geene bedenkingen gemaakt, over § 5 had daarentegen eene belangrijke discussie plaats. Daarop werden twee amendementen voorgesteld. Dat van den heer Groen van Prinsterer behelsde eene gewigtige verandering, overeenkomstig met de bekende staatkundige meeningen des voorstellers. In de beraadslaging daarover nam de Minister van Binnenlandsche Zaken het woord ter bestrijding der geheele paragraaf. Hij wilde zich verzetten tegen de (naar zijne meening) ongegronde beschuldiging tegen het ministerie, die daarin lag opgesloten, beweerde, dat als de Kamer in deze zitting meer had verlangd, zij het onmogelijke had begeerd, dat het ministerie aan de bepaalde voorschriften der Grondwet, door het aanbieden der vereischte wetten, had voldaan, en sprak eindelijk met wijdloopigheid over het gebrek aan overeenstemming tusschen het ministerie en de Kamer. Naar het schijnt had zijne Exc. uit de scherpe afkeuring der gewigtigste wetsontwerpen en de bitse woordenwisseling daarover nog lang niet begrepen dat er zulk een gebrek aan overeenstemming bestond. Die wetenschap, zeide hij, werd verkregen bij gelegenheid, dat twee leden het ministerie verlieten, en er vergeefsche pogingen werden aangewend om hetzelve voltallig te maken. Toen scheen er verwijdering tusschen het ministerie en de Kamer te bestaan, en toen hadden de ministers ook hun ontslag verzocht.
Het is wel jammer dat de heer de Kempenaer niet vroeger heeft begrepen, dat ook naar de meening der Kamer zijne handelwijze als minister volstrekt niet strookte met hetgeen men uit zijne antecedenten had mogen verwachten. Door vroeger af te treden zou hij waarschijnlijk geene aanleiding hebben gegeven tot het verlies van eenen aanmerkelijken en thans vooral kostbaren tijd; dat er bepaaldelijk tusschen hem en de Kamer geene overeenstemming bestond was toch sedert maanden voor ieder, behalve hem naar het schijnt, duidelijk genoeg.
De vijfde paragraaf werd, de afstemming der amendementen, met 44 tegen 12 stemmen aangenomen, en na de aanneming der 6e. paragraaf, het geheele voorstel met 49 tegen 5 stemmen goedgekeurd.
Bij de aanbieding van het adres aan den Koning, gaf Z.M. daarop het volgende ten antwoord:
Mijne heeren! Het is mij aangenaam te ontwaren, dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal mijne bedoelingen omtrent de verwezenlijking der Grondwet juist heeft opgevat en gewaardeerd, en dat ik op hare medewerking kan staat maken ter bevordering en bestendiging van het geluk en den voorspoed des Va- | |
| |
derlands. Indien ik het opregtelijk betreur, dat de gezamenlijke raadslieden, aan welke ik mijn vertrouwen geschonken had, niet dezelfde overeenstemming bij de Kamer hebben mogen vinden, vlei ik mij nogtans de daaruit ontstane moeijelijkheid weldra te zullen kunnen opheffen, en ook hierdoor den weg te banen tot eene welwillende en krachtige zamenwerking der onderscheiden takken van de wetgevende magt.
Algemeen was nu de verwachting van weldra een ministerie te zien benoemen, waarvan de heer Thorbecke, zoo al niet het hoofd, dan toch lid zou zijn. Bevreemdend en in dit opzigt weinig goeds voorspellend was het wel dat deze heer in plaats van onmiddellijk door Z.M. geraadpleegd te worden, slechts door tusschenkomst van verschillende personen om opgaven en mededeelingen van verscheiden aard werd gevraagd; en de Staats-courant wel het officiëele berigt mededeelde, dat een staatkundig programma van hem was verlangd, maar niet of hij dit had gegeven, van welken inhoud dit was, en hoe het door den Koning, of zijne bekende of onbekende raadslieden, was beoordeeld. Zeer verdeeld waren de meeningen ten aanzien van den heer Thorbecke; maar algemeen was men van gevoelen dat hij, in de Tweede Kamer zoodanig op den voorgrord gekomen zijnde, ook te eeniger tijd in het ministerie, waarschijnlijk aan het hoofd, zal moeten komen, en velen, zelfs van zijne vijanden of verdenkers, wenschten daarom dat hij nu maar terstond optrede, opdat het blijken moge in hoeverre hij al of niet de man is, waarvoor zijne vrienden hem uitgeven. En inderdaad, al moest het ook te zijnen opzigte bewaarheid worden, dat - gelijk de heer Groen in zijne laatste redevoering zeide - de mannen eener partij, zoodra zij aan het bewind komen, zeldzaam aan de wenschen hunner medestrijders kunnen beantwoorden, zou het wenschelijk te achten zijn dat deze soort van proefneming spoedig werd gedaan, daar bij de meening van zoo velen, dat de heer Thorbecke de ware man zou zijn om de vernieuwde grondwet in haren waren geest te verwezenlijken, bezwaarlijk eenig ministerie tot vastheid zal kunnen komen, voor dat deze heer Minister is of geweest is. Op het oogenblik dat wij schrijven, zegt echter het gerucht, dat de onderhandeling met den heer Thorbecke is afgebroken, en eerlang een ministerie zal worden benoemd, hetwelk geen ander stelsel dan dat van het aftredende bewind zal volgen. Het is te hopen dat
deze uitdrukking niet datgene zal beteekenen, wat zij oppervlakkig schijnt te moeten beteekenen. Het stelsel van het aftredende ministerie scheen toch te zijn dat het voldoende was de letter der Grondwet te volgen, door wetten aan te bieden, al waren de ontwerpen ook van zoodanigen aard dat zij oordeelvellingen verdienden gelijk daaraan in de afdeelingen der Kamer met bijna algemeene stemmen zijn te beurt gevallen. Het nieuwe ministerie zal integendeel het stelsel moeten hebben om de Grondwet in ernst en in haren waren geest ten uitvoer te leggen, of alles zal wederom op nutteloos, of liever schadelijk redetwisten en tijdverlies uitloopen. Reeds is men genoodzaakt het nieuwe tijdperk van ons staatkundig bestaan met allerlei onregelmatigheden te beginnen. Tijdig met eene begrooting voor 1850 gereed te komen is reeds eene onmogelijkheid geworden: een nieuw uitstel van de zoo hoog noodige verbeteringen in ons belastingstelsel, en de regeling der staatsuitgaven. Mogt het tot eene ontbinding der
| |
| |
Kamers komen, waarvan, hoe bevreemdend ook, het gerucht reeds gesproken heeft, zoo zou men geene andere kieswet hebben dan de voorloopige, met al hare zoo overvloedig geblekene leemten. Terwijl deze bladzijden reeds ter drukkerij zijn gegeven, deelt de Staats-courant het berigt mede, dat de Koning de Heeren Thorbecke en Nedermeijer van Rosenthal persoonlijk bij zich heeft ontboden.
| |
Frankrijk.
- De hervatting van de zittingen der Wetgevende Vergadering heeft op den bepaalden tijd plaats gehad. Reeds in de eerste zitting werden door de Ministers eenige krediet wetten, gezamenlijk ten bedrage van 9 millioenen, voorgesteld voor de kosten der Italiaansche expeditie. Reeds dadelijk begreep men dat dit voorstel een twistappel tusschen de verschillende partijen zou worden; maar ook de President der republiek werd in het geschil gemengd, dat voor de toekomst van Frankrijk weinig goeds schijnt te voorspellen, daar blijkbaar de belangen des lands thans evenzeer voor personele inzigten worden ten achter gezet, als ooit ten tijde van het koningschap het geval was. Wel is waar was dit vroeger reeds duidelijk genoeg te zien, maar tot nog toe hadden alleen de uiterste partijen dit zoo openlijk aan den dag gelegd; thans zijn de rollen verwisseld, en geven de eerste staatslieden der gematigden de bergpartij gelegenheid om hun dezelfde verdraaiingen van feiten en slinksche streken te verwijten, die voorheen den socialisten en ultra-republikeinen voor de voeten werden geworpen. Doch ook reeds in de eerste zitting deed de bergpartij eene nieuwe poging om de regering te bemoeijelijken. Geene andere strekking toch had het voorstel van Napoleon Bonaparte om de leden der beide vorstelijke geslachten weder in Frankrijk toe te laten, en de gedeporteerde insurgenten van Junij in vrijheid te stellen. Terwijl het geschil over de Italiaansche zaken hangende bleef, werd de behandeling van dit voorstel verschoven; men duchtte dat het een ernstiger twistappel in de Vergadering zou werpen; eindelijk echter is er besloten om het niet in overweging te nemen, en de moeijelijkheid aldus vooreerst ontweken; schoon het niet onwaarschijnlijk is, dat het voorstel in een anderen vorm wederom ter bane zal gebragt worden. Voor de voordragt betreffende de Italiaansche expeditie werd eene commissie benoemd, waarin onder anderen Thiers en Victor Hugo zitting hadden. Weldra vernam men, dat onder
die commissie groote oneenigheid bestond, en dat de meerderheid volstrekt niet instemde met de staatkundige gevoelens welke de President der republiek in zijnen bekenden brief had ontwikkeld. Het was de heer Thiers, die belast werd met het uitbrengen van het verslag. In dit verslag werd in het breede gesproken overeen manifest, waarmede de Paus den brief van Lodewijk Napoleon als het ware had beantwoord, en hetwelk als het ultimatum kon worden aangemerkt van de inwilligingen, waartoe de Paus zou willen overgaan. De instellingen, welke de kerkvoogd aan zijne onderdanen wilde schenken, waren: een door den Paus benoemden staatsraad, welke verslag zou doen aangaande ontwerpen van wet; eene staats-consulta, of rekenkamer, insgelijks door den Paus benoemd, en die geheel raadgevend zou zijn en over niets dan aangelegenheden van belasting zou mogen handelen; provinciale raden, door den Paus benoemd uit candidaten, welke door de gemeentebesturen zouden worden voorgesteld; gemeentebesturen, benoemd door aan eenen census onderworpene kiezers, doch waarvan de voor- | |
| |
zitters door den Paus zouden worden aangesteld. Verder werd nog van eene speciale commissie tot het voordragen van wijzigingen in wetgeving en bestuur gewag gemaakt, en ten slotte eene algemeene amnestie verleend, echter met zoo vele uitzonderingen, dat men bijkans diegenen, welke van dezen maatregel genot zouden hebben, de uitzonderingen mogt noemen. Al de leden der vroegere constituerende vergadering waren van die amnestie uitgesloten, zelfs zij die niet zonder levensgevaar het tijdelijke gezag des pausen hadden verdedigd. Dit stuk, hetwelk zoowel in Italië als in Frankrijk met algemeene ontevredenheid was ontvangen, en hetwelk eene onbewimpelde weigering der eischen van Louis Napoleon mogt heeten, werd door Thiers in zijn verslag aangemerkt als eene weldaad, waarmede de paus alles verleende wat slechts eenigzins van hem mogt worden gevorderd. Het doel der expeditie was, volgens hem, geweest,
den paus op zijnen zetel te bevestigen, en eene toenadering tusschen het Fransche republikeinsche gouvernement en de welgezinde bevolking van Rome te bewerken, in het belang van Frankrijk, der geheele Christenheid, en der vrijheid; dit doel was gedeeltelijk bereikt, en het overige, dat nog niet verkregen was, zou zeker spoedig tot stand gebragt worden. Van den brief des Presidents werd in dit verslag met geen enkel woord gewag gemaakt, en zoowel door dit stilzwijgen als door de strekking van het verslag zelve gevoelde de President zich zoodanig gekwetst, dat men eene openbare scheuring tusschen hem en de gematigde partij, welke het verslag haren bijval schonk, voor onvermijdelijk rekende. De politieke profeten voorspelden reeds wederom eene reeks van onheilen; zij vreesden dat de President zich in de armen der republikeinen zou werpen - zoo ver is het met de republiek reeds gekomen - en een ministerie met Marrast aan het hoofd zou benoemen, waarvan wederom onlusten en burgeroorlog de gevolgen zouden zijn. Men vond echter eene schrandere uitvlugt. Bij de discussie over het voorstel werd eene klucht gespeeld, die niemand bedroog, hoe wel allen, behalve de bergpartij, veinsden zich er door te laten bedriegen. De minister de Tocqueville hield eene uitvoerige en kunstige redevoering, waarin alle gezigtspunten zoodanig werden verschoven en verward, dat het ten laatste bijna den schijn had alsof de brief des Presidents en het manifest van den Paus zeer wel met elkander overeen te brengen waren. Dit manifest had wel niet geheel aan de verwachting der Fransche regering voldaan, maar men moest niet uit het oog verliezen, dat daarin de kiemen waren gelegd van al die hervormingen, waarop van de zijde van Frankrijk was aangedrongen, dat de paus burgerlijke en regterlijke hervormingen had beloofd, ener geene reden bestond om aan zijn woord te twijfelen. - De aanhangers der bergpartij bestreden deze redevoering, en verklaarden zich thans voor het eerst ter
gunste van den President. Zij spraken over het geheel ditmaal met eene waardigheid en kalmte, welke men weinig van hen gewoon is; echter kreeg Thiers menigen scherpen uitval te hooren. Zekere afgevaardigde Matthieu voegde hem zelfs toe, dat hij vroeger gezegd had de verkiezing van Louis Napoleon als eene schande voor Frankrijk te beschouwen. Dit gezegde werd door Thiers met eene logenstraffing beantwoord, waarop een ander republikein, Bixio, de partij voor Matthieu opvatte, hetgeen eindelijk op
| |
| |
eene uitdaging uitliep. Thiers en Bixio gingen dadelijk te zamen heen, schoten op elkander, zonder te raken, en alstoen zeiden de getuigen dat de twist op eene eervolle wijs was beslecht (?!) Later voerden Cavaignac en Victor Hugo het woord, heide in den geest van den brief des Presidents; de Montalembert deed zulks daarentegen ter gunste van het pausdom en verlaagde zich tot eene schimptaal, die hij genoodzaakt werd in te trekken. Nu en dan werd het in de vergadering wederom zeer onstuimig; bij de stemming werden evenwel de kredietwetten met eene overgroote meerderheid goedgekeurd. - Hoewel men de uitbarsting van het ongenoegen des Presidents heeft weten voor te komen, en hij zelfs Thiers in het openbaar de hand heeft gegeven, moet hij nog zeer ontevreden blijven over de handelwijs van sommige ministers, die hebben bijgedragen om zijnen brief als het ware ter zijde te doen schuiven, en is er nog gedurig spraak van eene wijziging van het ministerie. Onder hetgeen overigens in de Wetgevende Vergadering is behandeld, zou men nog vele blijken kunnen opnoemen van den zonderlingen toestand, waarin Frankrijk door de Februarij-omwenteling is geraakt. Terwijl de toestand der financiën hoe langer hoe ongunstiger wordt, bestemt men zes millioenen ter verfraaijing van de Louvre, en in eene volgende zitting wordt eene heftige discussie gevoerd over de vraag of de afgevaardigden wederom wettiglijk heeren zullen genoemd en de met de omwenteling ingevoerde titel Burger afgeschaft zal worden, waartoe met eene aanzienlijke meerderheid besloten wordt.
| |
Duitsche Staten.
- In Pruissen gaat de vertegenwoordiging voort met de herziening der constitutie en worden alle daarbij opkomende vragen doorgaans in monarchalen zin beslist. In Baden worden nog bij voortduring doodvonnissen uitgesproken en ten uitvoer gelegd, De toestand van Sleeswijk blijft verre van rustig; gedeeltelijk heerscht daar een geest van wederspannigheid, die tot gevechten tusschen de vreemde troepen en de burgers aanleiding geeft, gedeeltelijk wordt die geest door de willekeurige maatregelen van het militair gezag, zoo als het bedreigen van stokslagen, bedwongen. - Pruissen volhardt nog bij het voornemen om een naauwer verbond der Noord-Duitsche Staten tot stand te brengen, maar heeft toch ook eene overeenkomst met Oostenrijk gesloten ter vestiging van een voorloopig centraal bewind over Duitschland. Men is niet vreemd van de gedachte, dat Oostenrijk met geene andere beweegreden tot de ratificatie dier overeenkomst zou zijn overgegaan, dan om Pruissen in de vestiging van het Noord-Duitsche verbond te bemoeijelijken. Intusschen heeft de aartshertog Johan zijn gezag nog geenszins nedergelegd, en ducht men derhalve voor steeds moeijelijker verwikkelingen. Reeds vreest men dat eene of andere mogendheid zich meester make van de schepen, welke men met den naam van Duitsche vloot heeft vereerd, en is de maatregel in omvraag geweest om deze in eene Belgische haven te laten overwinteren.
| |
Oostenrijk.
- Na de onderwerping van Gorgey, die daarmede alleen ten doel schijnt gehad te hebben om zichzelven te redden, en de andere hoofden van den Hongaarschen opstand aan de wraak hunner Oostenrijksche vijanden heeft overgelaten, bleef alleen de vesting Komorn nog tegenweer bieden. De sterkte dezer vesting en hare bezetting maakte de Oostenrijksche generalen, die in Hongarije bevel voe- | |
| |
ren, huiverig voor een beleg, en deed den kommandant Klapka gunstige voorwaarden van overgaaf verwerven. De bezetting verkreeg vrijen aftogt, de officieren zelfs met behoud van hun zijdgeweer. Klapka begaf zich naar Hamburg, waar hij door de burgerij met eerbewijzingen werd ontvangen. Terwijl aldus dat gedeelte der insurgenten, dat het langste tegenweer had geboden, in veiligheid aftrok, werden die hoofden van den opstand, die door de onderwerping Gorgey als het ware gebonden waren overgeleverd, en daaronder dezulken, die zelfs in de oogen der Oostenrijksche regering tot de minst schuldigen moesten behooren, voor krijgsraden teregt gesteld, die met spoed eene reeks van doodvonnissen velden, door welke ook hoofden der aanzienlijkste geslachten van Hongarije werden getroffen. Onder de slagtoffers behoorde de gewezen voorzittende minister van het revolutionair bewind, graaf Bathyani, die te Pesth tot den strop werd verwezen. Waarschijnlijk wilde de bevelvoerende generaal Haynau door deze schandelijke doodstraf aan de Hongaarsche partij een des te grooteren schrik inboezemen; hij toonde zich ten minste zeer verbolgen, toen men buiten zijn weten dit vonnis in de kogelstraf had veranderd, nadat de veroordeelde bij eene poging om zich van het leven te berooven, zich eene zware wond in den hals had toegebragt. Het aanzienlijke vermogen van den veroordeelde werd tevens verbeurd verklaard. Nog een twintigtal andere hoofden der insurgenten werden kort daarop te Pesth en te Arad met den strop of den kogel ter dood gebragt, daaronder mannen uit de voornaamste geslachten, sommigen
zelfs aan vorstelijke huizen vermaagschapt. Wat officieren van minderen rang aanging, werd de algemeene maatregel genomen om hen als gemeene soldaten onder het Oostenrijksche leger te steken, een lot dat in hunne oogen harder dan de dood moest zijn, daar het hun aan de vernederingen en mishandelingen onderwierp, waarmede de willekeur hunner vijanden, meesters in het toedienen van stokslagen, hen verkoos te overladen. Deze zoogenaamde teregtstellingen deden door geheel Europa een kreet van afgrijzen en verontwaardiging opgaan, luid genoeg om zelfs de Oostenrijksche regering in de ooren te klinken, welke thans gezind schijnt te zijn om de verantwoording van het gebeurde geheel voor generaal Haynau te laten en hem van het opperbevel over Hongarije te ontslaan. Van de wijze waarop het militaire gezag aldaar de orde handhaaft, welke de Oostenrijksche troepen, volgens de proclamatiën hunner generalen, kwamen herstellen, deelt een Weener dagblad een voorbeeld mede, waarbij alle aanmerkingen overbodig zijn. - In Rutsky werd eene vrouw, tot den beschaafden stand behoorende, alleen op aanklagt van een paar haar vijandige gezinnen, zonder eenig voorloopig onderzoek, uit haar huis gehaald, te midden van een bataillon soldaten met roeden getuchtigd, en daarop gevankelijk weggevoerd. Haar echtgenoot bragt zichzelven van wanhoop om het leven. Zekere von Lichtenstein, een ritmeester der dragonders, wordt genoemd als de man, die de verantwoordelijkheid van dit bedrijf op zich nam.
| |
Italiaansche staten.
- Van het manifest des Pausen hebben wij reeds melding gemaakt. Voor het overige blijven de zaken te Rome in denzelfden toestand. De kardinalen-kommissie en de Fransche bevelhebber staan tamelijk vijandig tegen elkander over, en de bevolking koestert tegen beiden eenen wrok, die het verblijf aldaar voor de Fransche bezetting zeer
| |
| |
zeer onaangenaam maakt. De afgevaardigden der constituerende vergadering, die van de Pauselijke amnestie zijn uitgesloten, zouden door de regeringscommissie in hechtenis zijn genomen, indien de Fransche prefect van policie dit niet had verhinderd; zij zijn echter genoodzaakt geworden om Rome te verlaten. - Als een staaltje hoezeer de priesterpartij in Italië wederom hare oude rol speelt, verdient wel vermeld te worden, dat ditmaal te Napels, bij het jaarlijksche wonder van St. Januarius, het bloed tweemaal vloeibaar is geworden, als een compliment van den heilige aan den het mirakel bijwonenden Paus. En van dezen Pius IX verwachtte men de bevordering van verlichting en vooruitgang!
| |
Engeland.
- Het verzet van de bewoners der Kaapkolonie tegen het invoeren van tot transportatie veroordeelde misdadigers, heeft de regering bewogen van dezen maatregel af te zien. Toen de koningin zich eenigen tijd geleden in Ierland bevond, deden Engelsche dagbladen het voorkomen alsof daardoor aan de ellende van dat land voor goed een einde zou gemaakt worden; dat die vleitaal gelogenstraft zou worden was wel te verwachten. Reeds vertoonen zich wederom dezelfde bedenkelijke verschijnselen, die in het vorige jaar alle beschikbare troepen naar Ierland deden zenden; het weigeren van pachten, het gewelddadig verzet tegen executiën en het tusschentijds wegvoeren van den oogst, om een beslag daarop voor te komen, is in sommige streken wederom algemeen, en getuigt dat het bezoek der vorstin weinig heeft gebaat om den eeuwen-ouden wrok te smoren, dien de Ieren tegen de handlangers van het stelsel koesteren, waardoor hun vruchtbaar land tot den tegenwoordigen toestand van uitputting is gebragt.
| |
Amerika.
- Zeer beknopt deelen de dagbladen het berigt mede van eene vreedzame omwenteling, waardoor eene republiek in een keizerrijk is herschapen. De wetgevende vergaderingen van Haïti hebben een voorstel goedgekeurd om den president Soloque de keizerlijke waardigheid op te dragen, en deze heeft onder den titel van keizer Faustin I de regering aanvaard. Men verwacht de benoeming van een aantal prinsen, hertogen en edelen. - Wie zal zeggen over hoe kort of lang de Fransche bladen dit berigt, met verandering van een paar namen, zullen kunnen overnemen?
|
|