dewijk XV, den hertog de Richelieu en mevrouw de Pompadour voorgesteld, even als de verbastering en de onverschilligheid voor echte godsdienstigheid der hooge geestelijken, in den bisschop van Meaux Louis de Narniers en zijn neef. Hiertegen maakt het strenge karakter van Brydaine het scherpst kontrast, zijne innige overtuiging, zijne zelfverloochening, zijn ware godsdienstzin, verre verheven boven de inschikkelijkheid en huichelarij der Jezuïeten, die op het punt staan van uit Frankrijk verdreven te worden, maken hem de achting die Rabaut hem toedraagt ten volle waardig. Wij hooren hem in de Notre Dame te Parijs woorden van waarschuwing en bestraffing uitspreken, waardoor de ligtzinnigheid en het ongeloof voor een oogenblik tot nadenken en tot een huiverenden inkeer worden gebragt. De schildering van de aanhangers der
zoogenoemde wijsgeerige school, van d'Alembert, Diderot, Helvetius, Damilaville, Grim, Holbach enz. is geestig, en naar waarheid zijn hunne bijeenkomsten en gesprekken geschetst. Treffend is vooral de omstandigheid bijgebragt dat onder de geschriften der philosophen en de boeken der Protestanten, die op last van het Parlement verbrand werden, wij te gelijk met het beruchte geschrift van Helvetius, de l'Esprit, het Nieuwe Testament aan de vlammen zien opofferen.
In een belangrijk geprek van Rabaut met Court de Gebelin worden wij met de groote geleerdheid, werkzaamheid en menigvuldige geschriften van dien veelomvattenden en edelen schrijver bekend gemaakt. Niettegenstaande de bekwaamheden van eenen hertog de Choiseul zien wij Frankrijk hoe langer hoe meer in- en uitwendig in zedelijke en staatkundige kracht afnemen en rijp worden voor eene geheele om verwerping der bestaande orde, waarvoor de vrees zelfs den door wellust verstompten, maar niet geheel uitgedoofden geest van Lodewijk XV bekruipt, hoezeer hij mogt uitroepen: ‘après moi le déluge.’
Te midden van de onverschilligheid, de zedeloosheid, het ongeloof en de verfijning der weelde, zien wij de eerbied-waardige gestalten van Rabaut en zijne geloofsgenooten optreden, slagtoffers der vervolging en barbaarsche straffen in eene eeuw die verdraagzaamheid en menschelijkheid predikte. Alles veil hebbende, alles opofferende voor hunne ongeveinsde godsdienstige overtuiging, God voor oogen houdende terwijl allen rondom hen Hem vergaten.
De godsdienstige ijver der Fransche Protestanten, niet terugdeinzende voor het martelaarschap is een hoogst belangrijk verschijnsel in de 18de eeuw, en karakters als Rabaut, Fabre en Galas boezemen de grootste achting en den diepsten eerbied voor het Christendom in, dat hun die onverzettelijke kracht verleende. Hierdoor is het geschrift van Bungener van eene hooge waarde, en in onzen tijd, waarin velen, zoo niet alle godsdienstige en zedelijke grondbeginselen. missende, echter met eene laakbare onverschilligheid daaromtrent behebt zijn, nog te meer aanbevelenswaardig.
Als letterkundig voortbrengsel bezitten de Trois Sermons sous Louis XV vele verdiensten in stijl en inkleeding, ofschoon het beschrijvende gedeelte voor het dramatische moet achterstaan, en de wreede en akelige bijzonderheden van de strafoefening van Damiens, en de pijniging en ter dood brenging van Calas te veel uitgewerkt zijn. Zij verdienen dus als een merkwaardig verschijnsel van de litteratuur onzes tijds, waarin zoo vele misgeboorten voorkomen, een vereerende onderscheiding.