veel poëzij in de proza-kolommen der dagbladen. Men veroorlove ons ten slotte aan te merken, dat menig vaderlander, die den gestorven vorst beminde, ook als mensch en medeburger, buiten den glans van het hof, bij het nadragen van ridderkruis, zwaard en dergelijken, door oude generaals gedragen, bij de tooneelvertooning van het rouwend paard, enz. enz. enz. zijne eigene gedachten had, die zich eindelijk oplosten in een - glimlach.
Niet alleen dat de huizen en gebouwen en het paard op hunne verschillende wijzen hebben gerouwd, ook de menschen, niet alleenlijk die menschen, welke, als tot het groote staatsgezin, tot de huishouding van den gestorven vorst behoorend in het zwart moeten verschijnen - en de vreemde hoven ook - maar velen, die welligt in vorige dagen of jaren, een zeer ongunstig oordeel over den slapenden koning en zijn bestuur uitspraken en zich dapperlijk bij de oppositie stelden; ook deze, plotseling bekeerd, en als wonderbaar wedergeboren, staan in het sombere gewaad, treurende groote, jonge, oude, grijze, mooije, leelijke lands-kinderen, tot in de ziel bedroefd over den verloren vader. Wij zien hier dus eene bevestiging, hoe teeder en aandoenlijk het Nederlandsch menschelijk gemoed is, hoezeer de menschen, die zich anders zeer weinig met vorsten of vorstelijke zaken bemoeijen, tot in het diepste der ziel geroerd, de rouwdragt aannemen, en opdat men toch niet denke, dat zij over eigene betrekkingen rouwen, de veel beteekenende nationale kleur, zacht en liefelijk temperend, er bij aannemen, - eene stille ster der hope in den donkeren nacht. - Men heeft wel eens gevraagd, waarin de eigenlijke waarde van den rouw bestaat, of in de moderne elegante snede en vorm, of in de meer gratieuse taille, of in de verwachtingen en testamentaire uitzigten, die met het rouwkleed verbonden zijn, of ook welligt, als de uiterlijke zinnelijke taal der verborgene droefheid. Wij weten het niet; maar dit dient vastgesteld, dat thans honderdtallen, ja duizenden op eenmaal, sedert 17 Maart, geheel ter nedergeslagen en diep bedroefd zijn geworden, en dat moest men weten en zien - 't is geene huichelarij - God beware!! - Immers zelfs de lieve kinderen op de school en bewaarschool, deelen in de ouderlijke diepe smart, en dragen mede het teeken der zieldoorknagende droefheid. Welk een vaderland, waar zoo velen
op eens, zoodra de vorst sterft, nu eerst zijne waarde, zijn gemis erkennen. Zoo spreekt de liefde, met de zwarte kleur, en het treft ons dieper dan wij kunnen zeggen; maar ook de rouwwinkels deelen ruimschoots en wel niet het minste inde treurmare. O mijn gelukkig, rouwdragend, opregt vaderland!
Verder willen wij doen opmerken, dat de nagedachtenis van een' vorst, die het wel meende, en waar hij kon, ook in stilte zegende, naar eene zekere, eigenaardige opklimming, wordt gehuldigd, en gelooven den climax alzoo te kunnen stellen:
Het eerste doodberigt, - de extracourant, met zwarte randen.
Het klokkengelui, de vlaggen op half stok, - later geschutgebulder.
De eerste verzen, de eerste oden, kort, maar krachtig, versch bewerkt, nat van tranen.
Levensbeschrijvingen van den vorst voor het volk, van twee tot tien cents,