scheiden gereformeerden, bij den rijksvorst Johan en bij zijn geringste dienstknechten, de maag is het groote levensprinciep, het drijfrad, dat gedurende alle eeuwen, de eerste, de middeleeuwen, en de laatste eeuwen, - aller hoofd, hart, hand, mond en voet in beweging zet. - Als de menschen geen maag hadden, alleen een hoofd en een hart, er zoude nooit zoo veel op leven en dood getwist, gesabeid, gelogen, gesystematiseerd, gerevolutionneerd zijn - om te eten - alle dagen weder te eten, - dat is, met verlof van alle diepdenkende wijsgeeren en geaetheriseerde dichters, het groote vraagstuk hier beneden; daarom sprak de oude wijsgeer zoo waar, ‘de maag heeft geene ooren:’ von Schiller beweerde, dat het aardsch bedrijf geregeld aan den gang blijft ‘durch Hunger und durch Liebe,’ zoo als prof. Feder van zijn' katheder leerde. Wij geven echter den voorrang aan de maag boven de liefde. De honger is de grootste realiteit; hier is geene transactie, geene voorwaarde mogelijk. De maag is de eigenlijke, eenige kategoriesche imperatief van vader Kant: Du sollst! Gij moet - hier te verstaan - gij moet eten en behoorlijk gevuld worden. Alzoo is er onder alle zakken, die de wereld kent, geld- en goudzakken, geene, die zoo groote rente oplevert, als ze behoorlijk gevuld is, dan het rekbare, kostelijke maagzakje, het groote, en algemeene vereenigingspunt, waardoor de keizers en koningen van Europa met de gemeenste kozakken of Irokezen, op gelijke lijn staan, daar ze beide, ter zijner tijd, den mond moeten openen, om gespijsd te worden. Veel derhalve, dat schijnt te geschieden,
eeniglijk om den wille der mode, van den smaak, der gezelligheid, om den wille van het algemeene menschenheil, van land en stad, staat en kerk, geschiedt, van zeer nabij beschouwd, om den wille van de lieve maag, die altijd gereedelijk de gebiedende stem verheft, waarom de Ouden teregt hebben gezegd: ‘dat de maag somtijds blaft.’ - Welligtdat, naar deze onze uiterst prozaïesche levens-philosophie, de groote kunst van den vorst of den president, om een volk te regeren, daarin bestaat, dat hij zorge, dat de millioenen magen zijner onderdanen behoorlijk gevuld worden, al is het niet naar den wensch van Hendrik den Vierde, om, ten minste op de feestdagen, een kapoentje in den pot te hebben; 't blijft dus hier alweder bij het oude: ‘vorst, geef ons brood en spelen! Panem et circenses!’ - De potentaten weten het nog niet, dat ledige magen, uit den aard ('t is zuiver physiesch te bewijzen) geborene revolutionnairen en republiekeinen zijn, en dat er reeds veel gewonnen is, als de menschen, die van de hand in den tand leven, altijd iets vinden, om in de nooit kapitaliseerende, maar altijd op het punt van bankbreuk staande, maagzakken te stoppen. (Vergelijk het naauwverwante woord leven.)