Letterkunde.
Christelijke letterkunde.
De waarheid in het leven. Verhalen van Victor Strausz. Naar het Hoogduitsch. Twee deelen. Arnhem, H.B. Breijer. 1848.
Het Christendom in strijd met de wereld, de wereld overwinnend: ziedaar de inhoud van het boek, hierboven vermeld. Welke wereld? Het dagelijksche leven, met zijn hoogten en laagten, met zijn' glans en zijn' jammer, met zijn woelen en zwoegen, met zijn lijden en wanhopige pogingen om het te genezen. De schrijver leidt u met een talent, dat niet uitstekend is, maar boven dat van gewone boekenmakers en romanfabriekanten ver genoeg verheven, rond door den doolhof van het werkelijke leven. Den boer in zijn ruw ongeloof, den hebzuchtige in zijn' maminonsdienst, den eerzuchtige in zijne tweegevechten, den echtbreker in de strikken der zonde, den communist in de netten van sophistische redeneringen en utopische luchtkasteelen, - den mensch, lijdend en zwoegend, strijdend en vallend, wijkend en pal staande, verdeeld met zichzelven en met zijn' God, vijand van zijn' naaste: geluk zoekend, met den dorst van den verdwaalde in de woestenij, naar verzadiging hunkerend als Tantalus, maar versmachtend als Ismaël, totdat een engel, zich hullend in de vriendelijke gedaante van gade of vriend, of zich aamneldend als bittere ramp en hartverscheurende smart, wijst op de bron, die achttien eeuwen reeds laafde, verkwikte millioenen reizigers naar de eeuwigheid, en nóg zich aanbiedt aan het oog, dat zich voor haar niet sluit: het Christendom.
Het Christendom, toovermagt, die de nieuwe geschiedenis beheerscht, die, miskend door de wereld, de wereld hervormt, die nieuw blijft onder al het oude en oud onder al het nieuwe, het Christendom, de steenrots, der ergernis voor velen, der vastigheid voor ontelbaren, het Christendom, miskend door wie het lafenis biedt, gehoond door zijn verdedigers, vertreden door zijn kinderen, van vorm verwisselend telkens, van wezen veranderend nooit!
Welke vorm is die des schrijvers? De meest tegenovergestelde van zijn' naamgenoot David Friedrich: het is het oude regtzinnige stelsel, in al zijn gestrengheid, met een' Anstrich van pietismus: dat stelsel is het onze niet, wij erkennen het openlijk; maar haasten ons er bij te voegen, dat in de hitte van den strijd menigmaal de eeuwig blijvende kern onder de verouderde schors wordt voorbijgezien; haasten ons er bij te voegen, dat wij dát Christendom (omdat 't Christendom is) verre, verre verkiezen boven 't heidensche onchristendom, dat