De Tijdspiegel. Jaargang 6
(1849)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijDe vernietiging eener hoogeschool.We meenen niet te behooren tot de onbepaalde laudatores temporis acti, we zijn niet zóó verblind door de lichtzijde van de geschiedenis der vaderen, dat we de lange slagschaduwen zouden voorbijzien; maar wáárin ze toch verre, verre boven hunne nakomelingen uitmunten, is hun warme liefde voor kennis en wetenschap. Met weemoed staren wij op een verleden, waarin Europa's helderste lichten op onzen kandelaar waren geplaatst, waarin de Hollander voorganger was op de bane der wetenschap, waarin een klein volk, torschende menigen last, aangevochten door magtige heerschers, kapitalen, tijd en vlijt over had voor de beoefening der letteren. De sporen er van zijn nog niet verdwenen. Glimlagchen moogt gij over die tallooze genootschappen en genootschapjes, waarin de verhandelings- en voorlezings-geest spookt, - we glimlagchen mét u, omdat 't spoken is; maar dat spook had eens vleesch en beenen - geest. Gesticht werden die vereenigingen met groote inspanning en opoffering, door kooplieden, die, niet genoeg hebbend aan cijfers en metaal, daar na de inspanning en zorgen van den dag hun geest kwamen verrijken en zich vermeijen in den lusthof der poëzij. En de strenge wetenschap? Nog niet diep genoeg gezonken achten we u, vervallen kroost van groote vaderen, om eene optelling voor u noodig te achten van de groote geesten en veelomvattende geleerden, die Europa ons in vroeger eeuw benijdde. We mogen, we willen 't nog niet vergeten achten wat ons vaderland voor regts- en godgeleerdheid, letterkunde, natuurkundige wetenschappen en wijsbegeerte (ja, óók wijsbegeerte) deed. We willen u 't verwijt sparen, dat de verhongerde stad de hoogeschool koos boven vrijheid van den druk, die 't ondragelijkst u dunkt, - van belastingen. En nu? Klaagt in uw' bekrompen' eigenwaan over miskenning, verguizing door het buitenland; dringt 't u op in zinloos zelfbedrog, dat gij niet achter behoeft te staan bij den vreemdeling; roemt hemelhoog de opgeblazen middelmatigheid, die haar hoogste eere er in stelt, dat ze den vreemdeling volgen kan; - we vragen u, zoo ge waarlijk een drom van groote mannen hadt, zou 't buitenland ze niet erkennen? Zijn de namen van | |
[pagina 111]
| |
Hamaker, G.J. Mulder, van Heusde, van Hengel, van Senden den Duitscher wanklanken, omdat 't de namen van Hollanders zijn? Hadt gij er velen zoo, velen zouden geëerd worden en gevierd daar buiten. Maar, vervallen van vroeger adel, verzonken in materiëel zwoegen en slaven, vergoodt gij 't metaal, is uw grootste man wie ten minsten prijs u regeert, de onschatbare weldaad, die van de beste regering ge u denken kunt - verligting van belastingen! Dàt is de eisch van uw dagbladen, geschreven om geld, dàt het mandaat uwer vertegenwoordiging, goeddeels gekozen om geld. Één' penning minder u uitgezogen, en uw moed en burgertrouw, uw zieleadel zullen herrijzen als de feniks, uw volksaard zal gereinigd zijn van eigen en van vreemde smet! Geldbesparing, dát het éénige heil des lands! Eischt gij bewijzen? Duizend voor één. Één enkel, dat u verplet. Uwe vrijzinnige regering heeft de vernietiging eener hoogeschool op het oog; - hoort gij, 't is nog niet genoeg, dat de toelagen voor het hooger onderwijs zijn beknibbeld met vrekkige bekrompenheid, dat den leerling belasting is opgelegd, en den hoogleeraar 't karige brood toegewogen, 't is nog niet genoeg, dat op uwe bibliotheken en wetenschappelijke verzamelingen eer is bezuinigd dan op het materiëel van uwe speelpop, 't leger, - eene hoogeschool moet vernietigd (we hebben lichts te veel!) eene hoogeschool (ze kost bijna zooveel als eene batterij van uwe artillerie!), door uwe vaderen gesticht met offers van schatten gouds, de moeder, wie uwe geleerden hun kennis, uwe geneeskundigen hun ervaring, uwe leeraars hun voorbereiding (uwe regeerders hun regeerkunst, willen, durven we niet zeggen!) dank wijten, - eene hoogeschool door wijs beleid en ijzeren volharding van menigen edele gehandhaafd tegen vreemd geweld... 't Is uw vonnis, dat men dien voorslag durft doen. Maar 't vooruitzigt is ook zoo aanlokkelijk, bijna 1/10 procent van de begrooting wordt bespaard! Waren er toch tien hoogescholen te vernietigen, een cent ware gewonnen van elken gulden, dien ge morrend offert aan het vaderland. Maar gedaan wat mogelijk is. Schaft ze allen af, bant uwe geleerden ten lande uit, zet de onderwijzers uwer kinderen aan werkbank of ploeg (niet te lang zult ge van dat gezigt verstoken blijven), vernietigt uwe gymnasiën, moordt uw Instituut in steê van het te martelen, veilt uw boekerijen aan den kruidenier, herschept uw laboratoria in fabrijken, - 't voordeel zal nóg grooter zijn, en 't verschilt immers weinig, of gij bij nachtlicht dommelt of in 't duister, of ge wat vroeger uw volksbestaan opgeeft, dan wat later. Uwe belastingen worden immers verminderd! De Utrechtsche akademie zou opgeheven worden, uitgebreid de Leydsche, - uitgebreid zeker door toevoeging der weggezonden Utrechtsche hoogleeraren, die hun pensioentje zouden moeten verdienen. Groningen valt dan van zelf, en na weinig jaren hebt gij slechts ééne hoogeschool meer te bekostigen.Ga naar voetnoot1) Neen, we bedelen niet om den bloei der grijze bisschopsstad: zij valle, kan alleen door haar' val 't gemeene vaderland bloeijen. Maar wij schamen ons den naam van Nederlanders, wen om den wil van wat ellendig goud een brandpunt van geleerdheid verstoord, achtenswaardige | |
[pagina 112]
| |
geleerden als onbruikbare ambtenaars ter zijde geschoven, de toekomst des vaderlands nóg meer verduisterd wordt. We schamen ons den naam van Nederlanders, wen ter wille van eene kostbare administratie, van vroeger en later geldverspilling, van beuzelen met militaire praal zonder kracht of energie, eene wetenschappelijke inrigting, die eeuwen telt, wordt verwoest met schendige hand. Nederland, zult gij 't dulden, dat men nóg eene parel rooft van uwe eertijds zoo schitterende kroon? Zullen uwe vertegenwoordigers hun zegel hechten aan zulk eene daad? Nederland, weet gij, waarom uwe hoogescholen moeten vallen...? Wij zullen u een woord herinneren van een' grooten geschiedschrijver, van een' vrijzinnigen staatsman, aan wiens voeten te zitten uwen liberalen staatslieden tot eere zou zijn, - Dahlmann:Ga naar voetnoot1) ‘Zooals men over de hervorming denkt, denkt men over de universiteiten, die den geest der hervorming in zich hebben opgenomen.’ Wij willen dat woord niet terughouden, wij moeten wijzen op de verduisteringsproeven, die men al stouter en stouter waagt. Weet gij 't niet, wie het staatsexamen meest drukt? Weet gij 't niet, aan wie uw onderwijs is geleverd? Gist gij niet, wat het doel is van de vernietiging uwer hoogescholen? Moet Nederland dan zinken? - S- |
|