| |
| |
| |
Kronijk van den dag.
December 1848.
Binnenland.
- De verkiezingen van candidaten voor de Eerste en van leden voor de Tweede Kamer zijn thans afgeloopen, met uitzondering van eenige weinige nog noodzakelijke herkiezingen. Over het geheel heeft deze eerste proef eener regtstreeksche verkiezing hier te lande geenszins de meening van hen bewaarheid, die beweerden dat van zulk eene verkiezing geene goede, derhalve slechte, keuzen te verwachten waren. Er is weinig twijfel aan of de nieuwe Tweede Kamer zal ten minste evenveel mannen van talent, kunde en verdienste onder hare leden tellen, als onder het getrapte kiesstelsel het geval is geweest, en de meesten zullen zich kunnen beroemen thans inderdaad door de volksstem verkozen te zijn. Dat eenigen hunne verkiezing aan den invloed van beweegredenen hebben te danken, welke niet hadden in het spel moeten komen, is misschien niet te ontkennen, doch in hoeverre dit met de getrapte verkiezingen al of niet het geval was, is eene vraag, welke men eerst eens grondig diende te onderzoeken, eer men deze om die reden zou terug verlangen? Het ontbreekt echter niet geheel aan grond om deze verkiezingen terug te wenschen, namelijk bij hen, welke thans den weinigen invloed, dien zij voorheen konden uitoefenen, door den hoogen census hebben verloren. De census is bestemd om diegenen uit te sluiten, wier geringe mate van kunde onbevoegd maakt om een oordeel over openbare aangelegenheden te vellen; doch de tegenwoordige census sluit een groot aantal uit, wier bevoegdheid in dit opzigt niet kan worden ontkend, ja zelfs door de betrekkingen, die hun zijn opgedragen, openlijk erkend wordt, maar wier vermogen of omstandigheden medebrengen, dat zij, hoewel waarlijk genoeg in de openbare lasten dragende, dit niet op die wijs doen, welke voor den census in aanmerking komt. Het kan zijn, en het is dikwijls het geval, dat van twee personen van gelijke middelen, rang, beschaving enz. de een in een zoogenaamd eigen huis woont, waarvan echter, gelijk meermalen het geval is, geen steen zijn
eigendom kan heeten, de ander in eene gehuurde woning van dezelfde waarde. De laatste betaalt even goed de grondbelasting als de eerste, want die belasting verhoogt den huurprijs zijner woning. Evenwel hij mist het kiesregt, dat de ander bezit. De census is tegenwoordig zoodanig gesteld, dat de voorbeelden eener zulke ongelijkheid plaats grijpen onder den hoogeren middelstand; en dat een census, die eene menigte personen van dien stand buitensluit, te hoog is, zal, hopen wij, weldra algemeen worden ingezien.
Behalve de verkiezingen heeft de af- | |
| |
geloopene maand weinig van algemeen belang opgeleverd. Men had eenige verwachting gekoesterd, dat de ministers aan hun programma van bezuiniging een begin van uitvoering zouden hebben gegeven, want toch niet in alle opzigten wordt de medewerking der Staten Generaal daartoe vereischt. Tot nog toe is niets geschied. Het jaar is met onze kostbare staatsinrigting geheel verloopen. Hopen wij dat dit hoognoodige werk van bezuiniging in het volgende ten minste met ernst zal doorgezet worden.
Een historisch persoon, die in onze geschiedenis steeds met roem zal vermeld worden, is in deze maand overleden, de graaf van der Duyn van Maasdam, een der mannen aan wien Nederland het te danken heeft, dat het in het jaar 1813 door eigene krachtsinspanning het vreemde juk heeft afgeworpen, en niet op buitenlandsche hulp heeft gewacht om zijne onafhankelijkheid te hernemen. De buitengewone maat waartoe zijn leven is verlengd heeft hem vergund, op 78 jarigen ouderdom, den tijd nog te beleven, dat het vaderland, waarvoor hij zooveel had gewaagd, een nieuw tijdperk is ingetreden, waarin het werk, dat met zijne medewerking tot stand is gekomen, op nieuw is bevestigd en voor dreigenden ondergang behoed.
| |
Duitsche staten.
Met het slot van het gewigtige jaar 1848 schijnen ook de staatkundige vraagstukken hunne oplossing te gemoet te gaan. Pruissen heeft zich, naar men hopen mag, gelukkig uit eene schier onoverkomelijke moeijelijkheid gered. Berlijn was ontwapend, de daar nog toevende fractie der constituerende vergadering gefnuikt; thans was de vraag of zich te Brandenburg eene vergadering zou vereenigen, met welke het mogelijk was eene constitutie tot stand te brengen. Weldra bleek zulks eene onmogelijkheid te zijn. Eenige dagen lang was het getal der leden te gering om zitting te nemen, en toen dit getal door de aankomst van een gedeelte der opposanten was aangevuld, bleek het dat deze alleen gekomen waren om op eene andere wijs in hun verzet te volharden, en de regering in de vergadering zulk eene meerderheid tegen zich had, dat er aan geene schikking te denken viel, evenmin als aan het bewilligen van de eischen der opposanten. Het bleef nog eenigen tijd onzeker welken uitweg de regering zou inslaan, en eindelijk kwam zij tot het besluit om den knoop door te hakken. Zij verklaarde de constituerende vergadering voor ontbonden, en kondigde tevens eene constitutie af, welke voorloopig in werking zal treden, om aan de volgens haar nieuw benoemde kamers, ter herziening te worden voorgelegd. Grondtrekken zijn: Eene eerste kamer van 180 leden, eene tweede van 350. De verkiezing der tweede kamer met algemeen stemregt, doch met éénen trap, zoodat de leden worden benoemd door kiezers, welke door stemgeregtigden zijn verkozen; die der eerste door de leden der provinciale en arrondissements-raden, welke door de bevolking worden gekozen. Voor de eerste maal zal echter de eerste kamer door de kroon worden gekozen. Verder bevat deze constitutie nog de volgende bepalingen: De eigendom is onschendbaar, even als de woning der burgers, behoudens de voorschriften der wet in het algemeen belang. Vrijheid van godsdienst wordt gewaarborgd. Elk kerkgenootschap voorziet in zijn eigen
beheer. De gemeenschap met kerkelijke opper hoofden mag niet belemmerd worden; het bekendmaken hunner verordeningen is alleen aan zoodanige beperkingen onderworpen als alle andere openbare aan-
| |
[pagina t.o. 75]
[p. t.o. 75] | |
Frans Jozef, Keizer van Oostenrijk.
| |
| |
kondigingen. Het huwelijk is eene burgerlijke overeenkomst. Wetenschap en onderwijs zijn vrij. Aan de jeugd wordt een genoegzaam openbaar onderwijs gewaarborgd. Op volksscholen zal kosteloos onderrigt worden gegeven. De drukpers is vrij, en mag door geene verhinderende bepalingen, als censuur of borgstelling, enz. worden belemmerd. Tegen overtreding wordt bij de strafwet voorzien. Het regt van vereeniging ongewapend en in besloten plaatsen is vrij. De vereenigingen in het openbaar worden door de wet geregeld. De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk. Geene koninklijke acte geldt, dan met mede onderteekening van eenen minister, die daardoor de verantwoordelijkheid op zich neemt. De uitvoerende magt verblijft geheel aan den koning, De wetgevende magt wordt door de kamers met de kroon uitgeoefend. De kroon heeft de magt om de kamers te ontbinden en te verdagen. De zittingen worden in het openbaar gehouden. Bevoorregte standen zullen niet meer bestaan. Alle Pruissen zijn gelijk voor de wet, en in zoo verre zij daartoe bevoegdheid hebben tot alle openbare betrekkingen benoembaar. - Kort na de afkondiging dezer constitutie volgden verscheidene gewigtige besluiten, waarbij het zegelregt voor de dagbladen geheel werd afgeschaft, en eene hervorming van het regtswezen, met de opheffing der bijzondere regtspleging voor bijzondere standen, de invoering eener openbare en mondelinge behandeling van strafzaken, en de regtspraak met gezworenen, enz. werden ingevoerd, welke maatregelen, zooveel noodig, ter goedkeuring aan de kamers zullen worden voorgelegd. Het een en ander doet de hoop opvatten, dat de Pruissische regering zonder heimelijk voorbehoud gezind is, het volk alle vrijheden te verzekeren, welke met orde en wettigheid bestaanbaar zijn, en er niet op bedacht is, om den staatkundigen toestand des lands op den vorigen voet te herstellen, hetgeen haar mogelijk door geweld van wapenen voor eenigen tijd zou kunnen gelukken, doch later
wederom aanleiding geven tot een algemeen verzet, waarbij afgedwongene vrijheid bijna onvermijdelijk tot bandeloosheid overslaat. Over het geheel is dan ook de stemming in Pruissen voor de regering veel gunstiger geworden, en toont men zich bevredigd met eene constitutie zoo vrijzinnig als door de thans ontbondene vergadering tot stand gebragt had kunnen worden, erkennende dat de omstandigheden aan de regering bijna niets anders overlieten dan op eigen gezag voorloopig tot stand te brengen, hetgeen door den vroeger ingeslagenen weg niet bereikbaar scheen. Bij de vervulling dezer vooruitzigten gaat Pruissen thans eene meer heldere toekomst te gemoet.
Geheel anders is het in Oostenrijk gesteld. Daadwerkelijk heerscht aldaar in een gedeelte des Rijks de regeringloosheid, in een ander de militaire dwinglandij. Weenen vernedert zich thans geheel onder de ijzeren hand, die het in bedwang houdt, en elk bewijs van ontevredenheid met eene aan het misdrijf geheel onevenredige zwaarte straft; gelijk men gezien heeft dat iemand wegens oneerbiedige gezegden jegens de regering tot eenige jaren vestingarbeid is veroordeeld, een ander ter dood is gebragt, dewijl er wapenen bij hem waren gevonden, waarmede hij ‘hoogst waarschijnlijk’ aan de jongste gevechten had deel genomen. Onder deze omstandigheden blijft het een ijdele klank, dat het ministerie in zijn zoogenaamd programma aan den rijksdag te Kremsier heeft verkondigd, dat het de taak heeft aanvaard om eene
| |
| |
nieuwe constitutionele orde van zaken te vestigen, met behoud van de aan het volk verleende vrijheden. De geheele toestand des rijks, in weerwil van de zegepraal der keizerlijke troepen, wier overmagt voor het tegenwoordige onweerstaanbaar is, is vol ingewikkelde moeijelijkheden, en zoo zorgwekkend, dat keizer Ferdinand de kroon heeft nedergelegd. Ook zijn naaste opvolger, zijn broeder de aartshertog Frans Karel, heeft van zijn regt afstand gedaan, en alzoo is dit overgegaan op zijnen zoon, den 18 jarigen Frans Jozef. Deze heeft de regering, als Frans Jozef I aanvaard met een manifest, waaruit de wezenlijke gezindheid des jeugdigen keizers, of zijner raadslieden, ten opzigte der rijksconstitutie achter de gewone klinkende phrases over waarachtige vrijheid, glans der kroon, eenheid der monarchie enz. verscholen blijven, en waaruit alleen dit duidelijk is op te merken, dat hij, even als zijn voorganger, het landvolk op zijne hand wenscht te behouden, hetwelk bij dit manifest wederom aan de verleende ontlastingen wordt herinnerd. De Hongaarsche rijksdag weigert den jongen keizer te erkennen. - Eene geweldige krijgsmagt is in Hongarije gerukt en verplettert tot nog toe elken tegenstand. Tot dusverre is het echter niet tot een ernstig gevecht gekomen. Meer en meer neemt de loop der zaken eene rigting tot vestiging van eene overheerschende magt der Slavische beginselen, en zal Oostenrijk weldra niet meer als een Duitsche Staat kunnen beschouwd worden, ten minste van het overige Duitschland geheel afgescheiden zijn.
Het centrale bestuur van Duitschland is zoo goed als vervallen. Zoowel in de Oostenrijksche als in de Pruissische zaken heeft het door zijne tusschenkomst niets kunnen uitrigten. Het heeft zelf reeds erkend, dat Oostenrijk zich van Duitschland heeft losgemaakt, en het ministerie heeft van de bevestiging dezer erkentenis door het parlement eene kabinets vraag gemaakt, daar het gemagtigd verlangde te worden om met Oostenrijk in onderhandeling te treden over voorbereidende maatregelen tot eene mogelijke vereeniging van Oostenrijk met Duitschland. Doch nog voor het beslissen dier vraag namen de minister von Schmerling en de onderstaats-secretaris von Wurth hun ontslag. Von Gagern legde tevens het voorzitterschap neder, en werd tot president-minister benoemd. Reeds terstond leed hij echter eene nederlaag in het parlement, dat niet slechts ontevreden was over zijne plaatsing aan het hoofd der Buitenlandsche Zaken, maar ook met luide afkeuring zijn voorstel ontving om met Oostenrijk diplomatieke betrekkingen (derhalve als met een buitenlandschen staat) aan te knoopen. De aftreding van het ministerie von Gagern, misschien ook die van den rijksbestuurder, wordt thans als ophanden beschouwd, en of de geheele Duitsche eenheid deze gebeurtenis wel lang zal overleven, mag voor zeer twijfelachtig worden gehouden; velen beschouwen het beginsel van eenheid, waartoe men door het parlement en het centrale bestuur, hoe magteloos dan ook, reeds gekomen was, als opgelost. In dezen staat van zaken is de arbeid des parlements aan de rijksconstitutie van weinig belang. Niets schijnt te voorspelling dat deze constitutie ooit in werking zal komen.
| |
Italiaansche staten.
- Te laat om in ons vorig nommer opgenomen te kunnen worden kwam de tijding aan, dat op 15 November de minister Rossi te Rome door een dolksteek was vermoord, dat de kamer der afgevaardigden dezen moord met koele onverschilligheid had vernomen
| |
[pagina t.o. 77]
[p. t.o. 77] | |
Courantenjongens met portretten van Cavaignac en Napoleon te koop.
Ingevulde stembriefjes den Kiezers aangeboden.
| |
| |
en de bevolking eene woeste blijdschap had betoond, spoedig gevolgd door eene oproerige beweging, waarbij wederom een aanzienlijk slagtoffer, de prelaat Palma, was gevallen, en na een gevecht tusschenhet gemeen en de pauselijke lijfwacht, de paus, in gevaar van zijn paleis te zien in brand schieten, zich naar den wil der oproerigen had moeten voegen. Hij zag zich verder genoodzaakt om een nieuw ministerie, met Mamiani aan het hoofd, te benoemen en stilzwijgend al de dwaasheden goed te keuren, welke de zoogenaamde liberalen verlangden: het bijeenroepen eener constituerende vergadering voor geheel Italië, en eene oorlogsverklaring tegen Oostenrijk. Tot op 24 Nov. bleef de Paus als een gevangene in zijn paleis opgesloten, toen gelukte het hem met hulp der Fransche en Beijersche gezanten, vermomd daaruit te ontkomen, en naar Gaëta, eene vesting op Napelsch grondgebied, te vlugten. In plaats van den schrik, dien men van deze verwijdering had mogen verwachten, vertoonde zich bij de bevolking van Rome niets anders dan eene blijdschap, welke de vijandigste gezindheid kenteekende tegen den nog weinige maanden geleden bijna aangebeden vorst der kerk. Nog sterker werd die vijandigheid toen de paus te Gaëta een protest uitvaardigde, waarbij hij alle medewerking met het nieuwe ministerie ontkende en alle daden van hetzelve voor nietig verklaarde. De afgevaardigden namen intusschen het bestuur in handen en sloegen terstond de hand aan voorbereidingen tot den oorlog en het bijeenroepen van een Italiaansch parlement. Zij wenschten den paus door onderhandeling tot terugkeering te bewegen; doch de menigte over dit dralen verbolgen, geraakte op nieuw in beweging, en dwong tot aanstelling van een voorloopig bewind waartoe drie personen, de prins Corsini, Zucchini en de podesta van Ancona werden benoemd. Volgens de laatste berigten voerden deze drie nog het bewind in naam van den Paus, doch liet het zich aanzien, dat deze weldra van zijne wereldlijke
magt vervallen zou worden verklaard, en men hem alleen als bisschop van Rome, zonder kardinalen, de terugkomst zou willen vrijlaten.
De gebeurtenissen van Rome hebben ook in den Sardinischen Staat aanleiding gegeven, dat de partij, welke de hervatting van den oorlog tegen Oostenrijk verlangt, zich op nieuw heeft doen gelden, zoowel in de Kamer der afgevaardigden als door oproerige volksbewegingen. Het ministerie Papetti is afgetreden, en daarop is eene zoogenaamde ministeriële crisis gevolgd, tot dat eindelijk Gioberti, president van de Kamer der afgevaardigden aan het hoofd van een nieuw ministerie is geplaatst, hetwelk de vrijmaking van Italië door de wapenen, en eene constituerende vergadering ter vestiging eener Italiaansche eenheid tot leus heeft genomen.
| |
Frankrijk.
- De geschiedenis der bijna afgeloopene maand bevat weinig anders dan de worsteling om het presidentschap, waarmede zelfs gebeurtenissen en omstandigheden van eenen geheel vreemden aard in verband werden gebragt; de gewigtige voorvallen in Italië hadden voor de Franschen hoofdzakelijk slechts in zoo verre eene beteekenis als de kans van Lodewijk Napoleon of Cavaignac daardoor vermeerderd of verminderd werd. De strijd is thans beslist. Van 7 millioen stemmen (om ronde getallen te noemen) heeft Cavaignac slechts 1½ millioen, Lodewijk Napoleon 5½ millioen bekomen, en uit vrees voor woelingen en onlusten indien de proclamatie van den president vooraf
| |
| |
werd aangekondigd, heeft de nationale vergadering (20 Dec.) Lodewijk Napoleon tot president uitgeroepen, zonder acht te geven op het bezwaar, dat deze, als in een vreemd land genaturaliseerd, de hoedanigheid van Fransch burger verloren heeft. Weinige maanden geleden werd deze verkiezing voor eene onmogelijkheid gehouden; op het einde der vorige maand was zij reeds waarschijnlijk geworden; doch de groote meerderheid, door Lodewijk Napoleon verworven, heeft zelfs zijne vurigste vrienden verrast. Tot aan het begin der verkiezingen had men de kans nog als twijfelachtig beschouwd. De discussie over de Junij-gebeurtenissen in het laatst van November, welke bestemd was om Cavaignac in de openbare meening te doen dalen, had hem daarentegen verheven, door zulk eene wending te nemen, dat men in verzoeking geraakte om de geheele schermutseling over des generaals gedrag voor eene vooraf beraamde comedie te houden. De verwachting dat zijne tegenstanders nieuwe daadzaken ten zijnen bezware zouden aanvoeren, of de generaal ter zijner regtvaardiging gewigtige openbaringen zou doen, werd niet vervuld. Aanval en verdediging waren slechts declamatiën over reeds lang bekende feiten, en het eigenlijke geheim dier rampzalige gebeurtenissen is in het donker gebleven. De redevoering des generaals maakte echter eenen zoodanigen indruk, dat de vergadering bijna met algemeene stemmen besloot, het decreet van 28 Junij, inhoudende, dat generaal Cavaignac zich door zijn gedrag bij den Junij-opstand hoogst verdienstelijk jegens het vaderland heeft gemaakt, in volle kracht te handhaven. - Nu begon de strijd tusschen de aanhangers der beide candidaten op nieuw. Daartusschen in woelden de heftige republikeinen van allerlei kleur, die eenen anderen, en de anarchisten, die geen president wilden. Het schandaal van schotschriften en spotprenten bereikte het toppunt; door zijne verhevene betrekking stond Cavaignac het meest aan dien smaad ten doel, doch ook Lodewijk Napoleon liep
niet vrij; zijn vroeger leven bood genoeg aan, dat in een belagchelijk licht kon worden geplaatst. Deze laatste hield zich persoonlijk op den achtergrond, en gaf slechts schoorvoetend eene soort van staatkundige geloofsbelijdenis uit, waarin hij alle partijen eenigzins poogde te believen. Cavaignac liet meer van zich hooren. De gebeurtenissen te Rome schenen hem eene gelegenheid aan te bieden om de geestelijken en de vrome Katholieken voor zich te winnen. Hij gaf bevel om van Marseille eene expeditie naar Italië af te zenden, om den persoonlijk bedreigden paus te beschermen; doch eer deze krijgsmagt vertrokken was, kwam het berigt aan, dat de paus zijne staten had verlaten, en de nu doellooze expeditie ontving tegenbevel. Het gerucht liep daarop, dat de paus zich naar Frankrijk had ingescheept; er werden toebereidselen gemaakt om den buitengewonen gast met alle eerbewijs te ontvangen, waarbij Cavaignac gelegenheid zou gehad hebben om zich op den voorgrond te stellen; maar ook dit uitzigt verdween; de paus bleef in Italië. Evenwel, hij vereerde Cavaignac met eenen brief van dankbetuiging, en de kans scheen voor den generaal aanmerkelijk gunstiger te staan dan in de vorige maand; doch juist voor het begin der stemming bragten zijne vijanden hem eenen slag toe, dien hij slechts half kon afwenden, en die gewis heeft bijgedragen om Lodewijk Napoleon zulk eene overgroote meerderheid te verschaffen. - Den 19 September had het vorige ministerie een
| |
| |
wetsontwerp ingediend om aan eene menigte personen zoogenaamde nationale belooningen uit te reiken. Op een ongelukkig tijdstip werd dit voorstel door den minister Dufaure ingetrokken. De daarvoor benoemde commissie was zeer ongunstig voor dit ontwerp gestemd, en door haar liet Dufaure zich bewegen om de intrekking niet, gelijk hij voornemens was geweest voor den aanstaanden president over te laten. Gelijk alles kwam deze aangelegenheid ook in de dagbladen ter sprake, en wel met eene lijst van personen, aan wie onder anderen belooningen zouden worden uitgereikt. Deze lijst, vermoedelijk grootendeels valsch, bevatte, met de namen van een aantal vrienden van Cavaignac, eene reeks van in de openbare meening geschandvlekte personen, bij voorbeeld de betrekkingen van allen, die zich in der tijd aan moordaanslagen op Lodewijk Filips hadden schuldig gemaakt. Tevens deed men het voorkomen dat deze lijst van generaal Cavaignac was uitgegaan, en de bijgevoegde aanmerkingen strekten om hem uit dien hoofde in het slechtste daglicht te plaatsen. Terstond daarop kwam de zaak in de nationale vergadering in discussie. Cavaignac ontkende niet slechts alle deelneming aan deze lijst, maar verklaarde die ook voor eene opzettelijke boosaardige valschheid. De slag zou aldus afgewend zijn geweest, doch het was reeds de 7 Dec., in vele departementen zou de tegenspraak te laat komen en de beschuldiging derhalve op de verkiezing van 10 Dec. hare volle werking doen. Het ministerie liet de posten dien avond twee uren ophouden, om de logenstraffing der valschheid ten minste zoo spoedig mogelijk te verspreiden; doch dit redmiddel was aan de andere zijde wederom verderfelijk voor de zaak, die men wilde verdedigen. Het ophouden der posten werd Cavaignac als een groot misbruik zijner magt aangerekend, en zoowel in de nationale vergadering als in de dagbladen hevig gegispt, en een voorbeeld genoemd van de willekeur, welke men onder een presidentschap van Cavaignac te wachten zou
hebben. Zoo bereikte men den 10 December. Deze dag was, te Parijs althans, met bekommering te gemoet gezien. Het voorkomen der stad scheen, even als voor de Junij-dagen, eene uitbarsting te voorspellen. Dreigende zamenscholingen vertoonden zich op de straten, in de clubs en kleine dagbladen werd eene taal gevoerd, welke in razende heftigheid hunne vorige opruijende declamatiën nog ver achter zich liet. Ook in de departementen heerschte spanning, doch in eenen anderen geest. Aldaar werd openlijk gesproken van de noodzakelijkheid om zich van de overheersching van het Parijsche gepeupel te ontslaan, en zich in een verbond tegen Parijs te vereenigen, indien aldaar de regering op nieuw omvergeworpen mogt worden. Aldus vreesde men dat de aanstaande verkiezing het sein tot nieuwe gruweltooneelen en eenen binnenlandschen oorlog zou geven. Op den avond der twee verkiezingsdagen hadden te Parijs inderdaad eenige zamenscholingen plaats, maar het gerucht van krachtige, hoewel onzigtbare toebereidselen van de regering scheen de kwalijk gezinden in toom te houden, en de daaropvolgende berigten van den loop der verkiezingen sloegen hunnen moed geheel ter neer. Naar mate het presidentschap van Lodewijk Napoleon zekerder werd, nam de stad een kalmer voorkomen aan en scheen de hoop op eenen tijd van orde en rust te herleven; vlugtelingen kwamen terug, de handel scheen te herleven, gestaakte ondernemingen werden
| |
| |
hervat. Nog was men beducht voor een dubbel gevaar bij de afkondiging van den president: hetzij eene demonstratie der voorstanders van een keizerrijk, of een moordaanslag op Lodewijk Napoleon. Beide heeft men gelukkig ontweken door de onverwachte afkondiging in de vergadering. Te midden eener gewone zitting is de uitslag der stemming bekend gemaakt en de president geproclameerd. Daarop hebben zoowel generaal Cavaignac als de ministers hunne betrekkingen nedergelegd, en heeft Lodewijk Napoleon zijnen post aanvaard met het afleggen van den eed op de constitutie en het houden eener aanspraak, die eenen zeer gunstigen indruk heeft gemaakt. - Aan het hoofd van het terstond door den president benoemde ministerie, bijna geheel uit republikeinen van den volgenden dag zamengesteld, staat Odilon-Barrot. Ook bij een aantal benoemingen tot hooge betrekkingen zijn de zoogenaamde imperialisten geheel voorbijgegaan; en deze, zoowel als de warme republikeinen, beginnen reeds eene vijandige houding tegenover den president aan te nemen. Generaal Cavaignac is met waardigheid van het bewind afgetreden, en schijnt gezind om zich ten opzigte van het nieuwe bestuur geheel onzijdig te houden.
| |
Engeland.
- Van staatkundige woelingen of voorvallen van overwegend belang heeft men in de laatste maand des jaars niets vernomen. Zij is echter gekenteekend door eene van die bijzondere rampen, welke ook in zulk een tijd vol gemoedsbewegingen als de onze een huivering van afgrijzen verwekken. De stoomboot tusschen de Iersche havenplaats Sligo en Liverpool, door slecht weder beloopen zijnde, liet de kapitein de luiken sluiten, met het jammerlijke gevolg dat men bij het weder openen 73 menschen, arme Ieren, die naar Engeland overstaken, door gebrek aan lucht dood vond. Een geregtelijk onderzoek heeft ten gevolge gehad, dat de kapitein en eenige andere personen, wegens manslag uit onvoorzigtigheid ɯoeten teregtstaan. - In Engelsch Oost-Indië is de opstand nog niet gedempt. Integendeel verkrijgt die opstand meer en meer een ernstig aanzien, en zal zelfs indien Moultan, het brandpunt daarvan, door de Engelsche troepen werd bemeesterd, de strijd waarschijnlijk worden voortgezet door de benden, welke zich reeds in geheel Lahore tegen het Britsche gezag verheffen. - Een oefenings-escader is naar de Middellandsche zee vertrokken, voornamelijk bestemd om Marocco voldoening af te dwingen voor de in den laatsten tijd hervatte strooptogten van dien roofstaat.
| |
Egypte.
- Dooor het overlijden van Mehemet Ali en Ibrahim, kort na elkander door den dood getroffen, is de waardigheid van stedehouder van Egypte over gegaan op Abbas, kleinzoon van den vorigen pacha, wien de Porte op de gebruikelijke wijs tot dien post heeft benoemd. Hiermede zullen de groote ontwerpen, welke Mehemet Ali eens koesterde, en ten koste van zooveel bloed poogde te verwezenlijken, wel geheel verijdeld zijn, doch mogelijk de toestand des lands dragelijker worden dan onder den eens zooveel gerucht makenden pacha.
| |
Amerika.
- Volgens eerst tegengesprokene, doch later wederom bevestigde berigten heeft men in het zand der rivier de Sacramento in Californië zulk eene hoeveelheid goud ontdekt, dat de verzameling daarvan invloed zal hebben op de waarde van dat metaal. - Sedert den vrede met Mexico hebben er geene staatkundige gebeurtenissen van algemeen belang plaats gehad.
|
|