| |
| |
| |
Godgeleerdheid. - Wijsbegeerte. - Staatkunde. - Opvoeding en onderwijs.
De Hervormde kerk in Nederland. Beweging en vereeniging.
Het ODEON te Amsterdam op den 18den Augustus, en het ODEON te Zwolle op den 30sten Augustus.
Weest te vreên - haalt Predikanten
West en Oost:
Gaat en zoekt bij Dortsche Santen
Heil en troost:
't Is vergeefs; de Heer komt kloppen
Met zijn Woort.
v.d. vondel. - Hekeldichten.
't Is ongetwijfeld zeker, dat de bouwkundige Griek, die ten tijde van Pericles het schoone Odeon naam en vorm gaf, nimmer zal gedacht of gedroomd hebben, dat na omstreeks twee- en twintig eeuwen, in het barre noorden, in het land der Hyperboreërs, twee Odea, niet aan wetenschap en kunst, maar aan kerkelijke aangelegenheden zouden toegewijd worden, dat aldaar zeer verschillende sprekers zouden optreden, die de belangen eener kerk met kracht en nadruk verdedigen zouden. - Gewisselijk, men mag thans den wereldschen, heidenschen naam Odeon, overbrengen op het kerkelijk gebied, en wij openen ons verslag met den wensch, dat de welluidendheid, de oude zoetvloeijende ᾠδή, ook dáár altijd gehoord worde, waar Christelijke geestelijken het gebouw der kunsten voor eenige uren tot eene synodale zaal herscheppen.
Merkwaardig was de uitnoodiging, welke eenige predikanten, benevens eenige welbekende leden der Hervormde gemeente, gedaan hebben, om op den 18den Augustus binnen Amsterdam zich te vereenigen, om te beraadslagen wat er moet gedaan worden tot herstel der Hervormde kerk in de Nederlanden, die, blijkens de uitnoodiging, in staat van verval en afwijking der grondbeginselen zich bevond, en derhalve ten spoedigste door bekwame leidslieden tot den ouden luister moest worden teruggebragt. - Merkwaardig, omdat er in de uitnoodiging bepaaldelijk was gezegd, dat er schending van oorspronkelijke regten bestond, welke niet langer mogt geduld worden. Aan de uitnoodiging der zeven heeren: Heldring, Secretan, van Toorenenbergen, Groen van Prinsterer, Capadose, Da Costa (voormalige Israëlieten) en Mackay is voldaan, en op den 18den Augustus vereenigden zich een zeker aantal predikanten en leeken
| |
| |
binnen het gebouw Odeon in de hoofdstad, om nader te beraadslagen, te bepalen en te ordenen, wat tot heil der verbasterde en geschondene Hervormde kerk moest en kon geschieden. - Wij hadden verwacht, naar de dikwerf hoogdravende opgave der steilregtzinnige heeren, dat het getal der hoorders, sprekers, zwijgers en deelgenooten aan de hervorming in spe, veel grooter zoude geweest zijn; slechts vier en dertig leeraren hebben zich als present op de lijst laten vinden, waaronder slechts één enkele der Amsterdamsche predikers, terwijl het getal der leeken (de meesten uit Amsterdam), pro rato der heerschende gisting in de kerk, mede niet aanzienlijk kan genoemd worden, en ons overtuigt dat menigeen om zekere reden nog geaarzeld heeft, zich aan de bestaande vereeniging aan te sluiten. - Maar men moet ook hier de personen en de stemmen wegen en niet tellen, en alsdan zult gij onder de namen enkele aantreffen, die hoog en aanzienlijk nu en dan geleerd klinken, en gij moogt de gevolgtrekking maken, dat velen der minder bekende bijzitters, die nog gezwegen hebben, later, als de vereeniging zich weder vereenigt, niet alleen de ooren, gelijk thans, maar ook den mond zullen openen. Het spreekt van zelfs dat men dadelijk de noodzakelijke vereischten van eene vergadering in het oog hield, en na een' president of leider, den heer Groen, gekozen te hebben, de vergadering met het gebed (Ds. Sanders) heeft geopend. - Zoo als anders bij dergelijke aanleiding in den regel eerst positief gehandeld wordt, opdat men wete wat men wil, biedt deze Odeon-vereeniging het eigenaardige kenmerk aan, dat zij negatief is begonnen, en bepaalde wat zij niet wilde, om later uit dit niet-willen hare werkzaamheden te ontwikkelen. - Zij wilde niet:
eene afscheiding van het kerkgenootschap;
geene revolutie in het kerkgenootschap;
geen formulierdwang;
geen ontwerp eener kerk-organisatie.
De vergadering was dus in behoudenden zin zamengekomen; zij waarborgt hare leden voor alle bedenkelijke revolutionaire maatregelen, en deze bevredigende inleiding was zeker uiterst geschikt, om de gemoederen tot die kalmte en eendragt te brengen, welke onmisbaar zijn, waar men zich niets meer of minder voorstelt, dan de geschondene regten van een eerwaardig kerkgenootschap te handhaven.
Men zal niet van ons eischen dat wij de bijzondere discussiën zoo als het Verslag (Höveker, Amsterdam), dezelve mededeelt, overnemen of afschrijven of bij wijze van uittreksel leeren kennen. De negen alinea's zijn behandeld met die zorg en naauwkeurigheid, welke men van verlichte en gematigde hervormers, die geene afscheiding willen, kon verwachten, zelfs met eene taalkundige accuratesse, die ons aan sommige leden der Tweede Kamer herinnert, welke mede met eene wonderbare naauwgezetheid, de uitdrukkingen en woorden wegen. Zoo is de zinsnede, alinea 8, waar aan zeker hoog kerkbestuur een revolutionair albestuur wordt toegekend, waardoor ter verdooving van alle levenskracht, ter begunstiging van dwaalbegrippen, ter verdrukking van de kern der Gemeente, in naam en onder het schild der Regering (de magt) aan eenige zeer weinigen in handen was gespeeld, omgezet en getemperd, zoodat het omineuse gespeeld veranderd is in gegeven (bl. 19). Wij halen dit staaltje opzettelijk aan, om aan de bedacht zaamheid der woordvoerders het volle regt te laten wedervaren, en tevens als een be- | |
| |
wijs hoe negatief, volstrekt niet revolutionair de vergadering is te werk gegaan.
Ook hier heeft, zoo als gewoonlijk, het einde het werk gekroond; want, nadat verschillende sprekers, bij name de heeren Tydeman, Da Costa, Capadose, van Toorenenbergen, Koenen, v.d. Kemp, v. Beeck Calkoen, om anderen niet te noemen, de belangen der geschondene Hervormde kerk gehandhaafd hadden, heeft de voorzitter, de heer Groen, twee concept-adressen ter tafel gebragt, het eene aan de Synode, het andere aan den koning:
Aan Z.M. wordt bekend gemaakt, dat de ondergeteekenden zich verpligt hebben gerekend, hun gevoelen aangaande de waardering en handhaving van de hoofdzaak en het wezen der schriftuurlijke kerkleer en kerkvorm te openbaren, dat Z.M. zich zal kunnen overtuigen, dat zij geene omverwerping, maar veeleer eene hervorming eischen; dat zij echter de onafhankelijkheid en vrijheid der kerk, tegenover het wereldsch bestuur, bescheidenlijk meenen te moeten handhaven, en dat Z.M. wel zal gelieven te begrijpen, dat het kerkbestuur (de Synode), door zich hier weder het regt van hervormen alleen aan te matigen, geheel onbestaanbaar met de regten van kerk en gemeente zoude handelen; terwijl Z.M. eindelijk eerbiedig verzocht wordt, om niet als wettig te erkennen de maatregelen, die alleen door het hooge kerkbestuur zullen genomen worden. (bl. 43, 44).
Aan de Synode wordt bekend gemaakt, dat door de vergadering geene ontbinding van het Nederlandsche Hervormde Kerkgenootschap; maar hervorming en bevestiging op den onveranderlijken, alleen regtmatigen grondslag, stellig verlangd en bedoeld wordt, dat zij, de Synode, bij de herziening der kerkelijke reglementen, zonder geheim overleg, maar met de meeste openbaarheid daarbij zal dienen te werk te gaan, opdat de gemeente niet langer in een onwaardigen toestand van onderworpenheid blijve, eene onderdrukking ‘die vooral niet gerekend kan worden aan een Ligchaam (de Synode) te betamen, ten aanzien waarvan, bij de meeste verscheidenheid van inzigten, bijkans iedereen erkent dat het, welligt feitelijk en fictief, maar voorzeker in geenen deele regtens, een vertegenwoordigend karakter bezit. bl. 42.
Volgens deze twee adressen, blijkt het in welk eenen negatieven, somtijds wel eens schijnbaar positieven zin, de vergadering hare grieven openbaart en met de noodige bewijsgronden ondersteunt, welk doortastend negatief beginsel duidelijk blijkt, eerstens in het adres aan Z.M., alwaar de vrijheid der kerk tegenover het wereldlijk bestuur wordt verdedigd, ten tweede, in het adres aan de Synode, welke nadrukkelijk aangemaand wordt, om geene geheime overleggingen, zonder voorafgaande en behoorlijke kennisneming der gemeente, te beproeven, aangezien haar karakter als vertegenwoordigend ligchaam, zoo als ieder erkent, fictief, denkbeeldig is.
Overigens hebben de verschillende sprekers zich niet onbetuigd gelaten, en naar de gave, hun verleend, de eerste hand ijverig aangelegd, om het werk der kerkhervorming, ‘zonder afscheiding, zonder revolutie, zonder formulierdwang,’ te beginnen. - Wij vinden, zoo als dit te verwachten was, volgens het Verslag, de twee heeren Da Costa en Capadose niet op den achter-, maar zeer merkbaar op den voorgrond. Zij hebben herhaalde
| |
| |
malen het Christelijk woord gevoerd. De heer Da Costa heeft zich nu en dan als een betrekkelijk liberaal Gereformeerd lidmaat doen erkennen en verklaard (dat is voor de Hervormde kerk in Nederland toch ongemeen belangrijk), dat hij, Mr. Da Costa, zich ten volle vereenigt met alle groote waarheden, welke den inhoud uitmaken van onze kerkbelijdenis, - hij beweerde (en dit is niet minder heilzaam voor de rust en bloei der Hervormde kerk in Nederland), dat hij zich verheugt over de eenheid der leden van de commissie, en dat hij zijn eigen standpunt, met betrekking der formulieren, kan verdedigen enz. - Wederom heeft de heer Capadose verlangd, dat men bij de opsomming van onderscheidene hoofdwaarheden, de praedestinatie-leer niet moest vergeten, terwijl intusschen de overige leden der commissie het leerstuk der voorbeschikking door het woord vrije genade genoegzaam aangewezen achten. Wij verwijzen intusschen naar het gedrukte Verslag zelve, waarin vele bijzonderheden voorkomen, waarmede wij de kolommen van ons Tijdschrift niet mogen bezwaren, hier alleenlijk bijvoegende, dat de gebeden, buiten Ds. Sanders, zijn uitgesproken door Ds. Callenbach, Ds. Molenaar, Ds. Hasebroek.
Het oordeel over deze Odeon-vergadering blijve, na het medegedeelde, aan den lezer overgelaten; wij mogen hem, tot heden toe, daarin niet voorgaan om allen schijn van partijdigheid te vermijden; maar wachten den tijd af, die ons en allen leeren zal wat deze vereeniging werkelijk tot heil, tot herstel der Nederlandsche Hervormde kerk heeft bedoeld en bijgedragen. Men vergunne ons slechts aan te merken, dat zij in haar goed regt was, en als eenvoudige adressante mag en moet gehoord worden. Welligt dat latere vereenigingen, waar men meer bepaaldelijk op de kerkleer zal terugkomen, en nu nadat men den vorm der kerk naar wensch heeft laten en zien veranderen, ook tot de eens vastgestelde formulieren wil terugdwingen en terugdrijven, en er dan een geheel ander, een tegenovergesteld resultaat zal verschijnen als hier voorgespiegeld is; maar wij troosten ons bij die droevige mogelijkheid, met de uitgedrukte stelling, dat men ‘geen formulierdwang’ begeert. Het zal blijken of deze begeerte in ernst gemeend is, waar de partijen zich van meer nabij, en meer scherp onder de oogen zien.
In eenen geheel anderen geest opende het Zwolsche Odeon, op den 30sten Augustus zijne deuren voor eene vereeniging, die mede uit geestelijken, maar hier uit enkel leeraren bestond; ook hier was eene uitnoodiging voorafgegaan, en de drie klassen van Zwolle, Deventer en Kampen waren aangeschreven om te beraadslagen over de belangen der Hervormde kerk. Hier ligt dus het punt van overeenkomst tusschen beide vereenigingen, die van Zwolle en Amsterdam, dat zij beide met ernst en nadruk op eene hervorming, op afschaffing van ingeslopene misbruiken in de kerk dringen. Vijf en dertig predikanten (te Deventer vond het voorstel geene goedkeuring) verzamelden zich met het eenparige doel om tot heil der kerk de krachtige hand aan te leggen, en de voorzitter Dr. G.H. v. Senden, heeft bij die gelegenheid eene rede gehouden, welke thans eigendom is geworden van het publiek, onder den titel: de Hervorming van den tegenwoordigen staat der Nederlandsche
| |
| |
Hervormde kerk, Redevoering door G.H. v. Senden. Met Bijvoegsels. Amsterdam, Wed. Stemvers.
Na eenige voorbereidende werkzaamheden en het vaststellen van eenige hoogstbelangrijke punten die tot nadere behandeling aangenomen werden (zie bl. VI-VIII), heeft de voorzitter eene voor die gelegenheid bepaalde redevoering uitgesproken, welke wij ten minste eenigzins aan onze lezers zullen trachten te doen kennen. Vooraf zij hier aangemerkt, dat bij onderlinge vergelijking der beide kerkelijke Odeons-vereenigingen, een zeer groot verschil in het oog springt. Terwijl men te Amsterdam over en weder, voor en tegen gesproken heeft, en sommige der sprekers met hunne individueele voorstellen en voorstellingen niet achterwege bleven, terwijl men daar, hoewel met de meeste bescheidenheid, elkaâr nu en dan bestreden heeft, welligt ook niet altoos even goed verstaan - trok de redenaar te Zwolle zijn verzameld gehoor in eenparige stilte, als in eenen gevestigden en echt broederlijken kring, om en tot zich heen. Hij ontwikkelde, met de hem eigene kracht en helderheid, wat de Hervormde kerk als hervorming mogt en moest verwachten, en werd met warme belangstelling gehoord. Hij heeft, dit getuigt zijne rede, onderwezen, opgehelderd, en bovenal hoogstbelangrijke, historiëele data, in betrekking tot de Hervormde kerk en hare latere geschiedenis medegedeeld. - Hij heeft op vasten grond omzigtig en vrijmoedig voortgebouwd, zonder eenige partij te huldigen, en alzoo is hier, men zal dit niet ligtelijk kunnen of mogen ontkennen, een zeer merkbaar en indrukmakend verschil tusschen de vereeniging der geestelijken te Amsterdam op den 18den, en tusschen die te Zwolle op den 30sten Augustus. - De laatste vertoont dan ook, blijkens het Verslag, vergeleken met dat der Amsterdamsche zamenkomst, eene meer kerkelijke klassikale in zichzelve als afgeronde houding. De sprekers van eenigzins verschillende kleur, vangen zich hier niet op, of komen te regter of te onregter tijde, met hunne bijzondere geliefkoosde stellingen
te voorschijn. - Het kan zijn, dat bij dergelijke vergaderingen, de wel wat monarchaal luidende spreuk van vader Homerus:
εἷς ϰοίϱανος ἔστω,
geldige en noodzakelijke toepassing vindt. De redevoering van den heer v. Senden doet:
eerstelijk opmerken, het gebrek in de Nederlandsche kerk, als zijnde van dien aard, dat verbetering wenschelijk is,
ten tweede, wordt de blik gevestigd op de omstandigheden van den tijd, die gebiedend verandering eischen,
terwijl de spreker, ten derde, onder de aandacht zijner hoorders brengt de middelen, die er zijn, om tot het gewenschte doel te geraken.
Wij worden op nieuw overtuigd dat de beide vereenigingen, in zekeren zin, hetzelfde doel beoogden, naar een en hetzelfde middelpunt heenstreven, maar, voorzeker vat de heer van Senden de zaak geheel anders op, dan de heeren en broeders van den 18den Augustus, iets dat volstrekt uit den aard der verschillende sprekers te Amsterdam, en den eenigen spreker te Zwolle, moest voortvloeijen.
Het gebrek wordt aangetoond, de wond gepeild en niet verbloemd, dit was trouwens van een' man, die op het kerkelijk standpunt staat, waarop van Senden zich reeds meermalen wist te plaatsen, ook niet te verwachten. Het geldt hier de regten der kerk, en het verband tusschen kerk en staat; gij zult den spreker zelf moeten hooren, en hem, dit vermoeden wij nu reeds, van harte toejuichen.
| |
| |
‘Het was in 1795, dat de band tusschen Kerk en Staat werd verscheurd. Ik vergelijk dien met den huwelijksband. Twee eeuwen waren beide naauw verbonden geweest. Vereenigd, hadden zij het huis van Nederland gebouwd, - hoog de daken opgetrokken, wijd de muren uitgezet, en grooten rijkdom er in verzameld. De nabuur niet alleen, de vreemde ook zag met bewondering dat huis aan, en zij roemden het echtpaar. De vrouw had het beheer van hare eigene goederen, die zij medebragt, aan den man toevertrouwd, en, - enkel verzet uitgezonderd, - zich in het gevoel harer afhankelijkheid gedragen. Doch eensklaps bragt den man de Fransche revolutie het hoofd op hol. Hij meent, dat hij eene verbindtenis heeft gesloten, die onnatuurlijk is; hij verklaart, dat zij allerverderfelijkst is geworden; - geen oogenblik langer zal zij voortduren. Hij verstoot de gade, doch niet hare goederen. Naakt en bloot werpt hij haar het huis uit. En de onmeedoogende heeft nog niet voldaan aan zijnen hartstogt der opgewondenheid. Zelfs verlammen wil hij al hare krachten, ja, kan het zijn, haar vernietigen. - Die booze man! - Zijn beeld is niet te sterk gekleurd, M.H.! - Trouwens de Staat verscheurde met woeste hand al de plakkaten in het belang der Kerk gegeven en nedergelegd in hare heiligdommen. Al hare wetten, bij herhaling door den Staat bekrachtigd, beroofde hij van zijn veelgeldend gezag; zoodat zelfs de wekelijksche dag der eeredienst bij den Staat voortaan niet heiliger zoude geacht worden, dan andere dagen.’
Het eerste deel dezer rede is verbazend rijk aan geschiedkundige merkwaardigheden, waaruit, als voor ons oog, de bestaande gebreken in het administratieve gedeelte der kerkbesturen moeten ontstaan. De zoo belangrijke mededeeling bl. 11, ‘dat de organisatie van 1808 in 1816 in het licht des levens trad, en de vorm der Kerk is geworden,’ is inderdaad gelijk aan de volledige oplossing van het groote kerkraadsel. Wanneer men ooit eene geleidelijke en keurige filiation desidées over kerkelijke zaken heeft aangetroffen, gelooven wij dat de vrijmoedige, doorkundige redenaar daarvan een blijk heeft gegeven, dat welligt onder de zeldzaamheden behoort. - Er zijn enkele trekken in deze rede, die zoo geheel con amore zijn gedacht en geschreven, dat wij ze aan onze lezers niet mogen onthouden, en ons de moeite van het afschrijven getroosten, ja, die in zekeren zin als pligtmatig beschouwen. Wij moeten den heer v. Senden zelf hooren, waar hij den toestand der predikanten in de droevige jaren 1811 en 1812, met eigenaardige kracht en ongezochte welsprekendheid afschildert:
‘Toen was het bang voor vele onzer ambtsbroeders. Er waren, die de eerste levensbehoeften uit hun tractement moesten dekken, - uit het tractement geheel en alleen, als zijnde zij verstoken van eigene fortuin, en vindende geene tegemoetkoming, noch door ondersteuning, noch door voorschotten. - De armoede trad de woning binnen van het huis des Godsdienstleeraars. Het was, alsof zij onder het dak, altijd beveiligd gebleven van hare aannadering, nu eens al haar verschrikkelijk vermogen wilde ten toon spreiden. - En niet overal kwam de deelneming aan de deur; het leedvermaak verving wel eens de plaats van de dochter der barmhartigheid. Zal ik de tafereelen, in mijne kindsche jaren diep der ziel ingedrukt, - God dank niet door aanschouwing in de ouderlijke woning, - u schetsen? Zal ik herhalen,
| |
| |
wat ik toen gehoord heb omtrent vele van Vrieslands Predikanten? Wat? van het sober maal, dat de hongerigen niet verzadigde, - van het gebrek ook aan dit? Zal ik wedergeven, wat men toen zeide van de winst des woekeraars, die de radeloozen kunstmatig uitzoog? Zal ik treden niet slechts in de kamer der vrouw, ook op het studeervertrek des mans, waar voor spotprijs verdwijnen het voorvaderlijk erfstuk, het lang bewaarde kleinood, de kostbare boekenschat? Of u den armen Predikant doen zien in zijn versleten ambtsgewaad, zijne vrouw en kinderen met het kleed, dat de behoefte kenmerkt? Ja, wat zeg ik? - Predikantenkinderen bedelen aan de openbare wegen, - het huisgezin werpt zich radeloos in de armen der Diakonie, het eergevoel verkroppende, om niet, - gelijk met éénen Predikant inderdaad geschied is, - den hongerdood te sterven? - En uit zulk eenen nood, - het voorspel nog slechts van de ellende, die komen zoude, - stond men eensklaps, als door een wonder, verlost. - Met Oranje was de redder der Kerk, de beschermengel der Godsdienst verschenen op Nederlands bodem. Ziet, nog slechts éénen nacht uitgerust hebbende van de vermoeijing der zeereis, van het verdoovende der juichtoonen, stelt hij het belang der Godsdienst, het deerniswaardig lot van hare dienaars, tot het middelpunt zijner zorg. En met hem is de Hervormde Godsdienst op den Vorstenzetel geklommen; in de schaduw van dien troon vindt de rouw der Predikantsweduw verzachting, de rustende Leeraar ondersteuning, het kind des Predikers opleiding. Zegt, welken invloed op de Kerk konde men Oranje weigeren, - welke beperking stellen aan zijn gezag over haar? Hoe uitgestrekter, hoe voller zijne magt, - des te grooter ook zijne gunst, aan welke de Kerk dringende behoefte had. De Nederlandsche Kerk moest er niets anders dan dank over gevoelen, dat Oranje, reeds gebogen onder de zorgen van den Staat, zich ook nog met die voor haar wilde belasten. - En mogten er enkelen zijn, warziek
van geest of verblind door gehechtheid aan het oude, - hen zoude men wel verrassen. Bij een geheim besluit werd er eene Consulerende Commissie benoemd; - onder het zegel des geheims vereenigden de benoemden zich, zonder van elkander te weten, met de grondslagen van het onder 's hands door de regering aangeboden Concept. En toen men hoorde, dat er eene Commissie, uit de Synodale ressorten opgeroepen, zich te 's Hage bevond, om de gedaante der Kerk te veranderen, - hoorde men ook, dat de verandering reeds was daargesteld. In veertien dagen was alles goedgekeurd en onderteekend; eene week later lag het stuk in 's Konings handen, met aanprijzing van deszelfs grondbeginsel en bepalingen. - De Koning hing er zijn goedkeurend zegel aan, nadat er, buiten de Consulerende Commissie om, nog eenige veranderingen in gemaakt waren; onder welke deze de opmerkelijkste was, dat er, ten opzigte van den Koninklijke gevolmagtigde bij de Synode niet zoude gelezen worden: ‘hij kan haar bijwonen,’ - maar: ‘hij zal haar bijwonen.’ - Aan de wijze der vaststelling was die der invoering gelijk. Zij geschiedde, gelijk de Koninklijke sanctie uitdrukkelijk bepaalde, met den meesten spoed. - Alleen de Klasse van Amsterdam, en later eenige uit die van Leiden en Woerden traden op met bezwaren, - de eerste door eene memorie bij den Koning, de anderen door een adres bij de Synode. Doch zij von- | |
| |
den geenen ingang, evenmin bij de hoogste Burgerlijke als bij de Kerkelijke magt. In de Kerk zelve hoorde men geenen weerklank. Het was een coup d'état; meesterlijk was hij aangelegd, en uitnemend is hij gelukt.’
In het tweede deel der rede wordt kortelijk aangewezen, dat de omstandigheden des tijds gebiedend verbetering van het gebrek eischen. De spreker had zich den weg gebaand en geëffend, om zijn betoog hier met klem voort te zetten. - Hij neemt den leeftijd als bij de hand en opent hem den mond. Hij herinnert aan datgeen wat er ten gunste der kerk is gedaan, is beloofd, had gedaan kunnen en moeten worden. Staat en kerk worden met krachtige en scherpe trekken naast, en somtijds tegenover elkaâr geplaatst - er is hier een gloed van taal en stijl, die ons telkens herinnert aan het: pectus est quod disertos facit. Spreek tot ons, onbeschroomde verdediger der Protestantsche regten, en der Protestantsche vrijheid! Leer ons waar de kerk hare kracht noodig heeft:
‘En kracht heeft onze Kerk thans vooral noodig. - Of waant gij, dat terwijl de Roomsch-Catholijke zich sterkt in de vrijheid, zij het alleen doet, om haar bestaan te verzekeren, en met meer gevolg te kunnen optreden tegen Ronge's aanhang? Zij doet het ook tegen het Protestantisme; zij moet het doen uit haren aard. De scholen makende tot kerkelijke opvoedingsgestichten, - de Zusters der barmhartigheid tot wegbereidsters voor de Jezuiten, - de Jezuiten, alomme verjaagd, inhalende op onzen gastvrijen grond, - de wet van het Opperhoofd afkondigende voor de altaren, - zoekt zij het grondgebied te herwinnen, dat zij hier op tachtigjarigen moed der vaderen verloren heeft. - Het zoude hun mogelijk gelukken, wanneer de Kerk geen' vasteren uitwendigen band, - geene meer veerkrachtige zamenstelling vond. Het middelpunt der éénheid, mag en moet niet langer een gegeven zijn. Een zelf gekozen moet het wezen, vol kracht en energie, waaraan alles door betrekking zich sluit, - waarop alles vertrouwen stelt, - dat van allen het orgaan is.’
De aanwijzing der middelen om het gewenschte doel te bereiken, maakt het derde en laatste deel der rede uit.
De heer v. Senden is hier genaderd om het teedere, het omineuse punt der kerkleer te behandelen; anderen zouden daarover zijn heengestapt, of wel de kerkelijke, theologische bescheidenheid, zoo ongemeen en ongehoord verre gedreven hebben, om veiligheidshalve, in de gegeven omstandigheden daarover liefst te zwijgen, of er zich met eenige welgekozene en behoedzaam aangebragte loci communes af te maken. - Maar dat lag niet in den geest, het ligt wel niet in het karakter des sprekers, het is om meer dan ééne reden van het hoogste belang, om hem over de geloofsformulieren zelf te hooren, woorden die zwaar wegen in onzen tijd:
‘Gij kent, M.H.! de geschiedenis van de geloofsformulieren der kerk; gij weet, dat men zich meer van de voorgestelde éénheid verwijderde, naar mate men, door meer bijzondere bepalingen, haar zocht te naderen. De theologie van Guido de Bres verschilt in ontwikkeling van die, welke Ursinus volgde. De vijf leerregelen van Dordt hebben weder hunne eigenaardigheden. In strijd daarmede staat op vele punten van het hoogste gewigt de Liturgie. De Oud Nederlandsche Hervormde kerk kwam steeds in tegenspraak
| |
| |
met zichzelve, wanneer zij, dat ééne bij het andere voegende, verklaarde een goed gesloten geheel, een eigenaardig formulierwezen te hebben. - De overeenstemming hiermede tot in de kleinste bijzonderheden toe, regtzinnigheid noemende, en die, onder bedreiging van schorsing of afzetting, willende handhaven, - stookte zij het vuur onder eigen dak, - maakte huichelaars en leugenaars, - en kwam in oneerlijken strijd met haar eigen levensbeginsel, dat hervorming is naar de Heilige Schrift. Van daar, dat zij allengskens ruimte moest laten, - al meer en meer ruimte; van daar, dat men thans vrij algemeen die oude opstellen beschouwt bij het licht der historie. Ja, M.H.! het zijn kenmerkende gedenkstukken van de godgeleerdheid der XVIde Eeuw, zoo als die, met al hare schoolsche termen en in al haren schoolschen vorm, bij de Kerk werd ingevoerd en aangenomen. Zij zijn nog meer dan bloot historische antiquiteiten. De leer, die er in voorkomt, is, in het eigenaardige van haren geest, - den geest, die het Hervormde kerkgenootschap in onderscheiding van andere met in het oog loopende trekken kenmerkt, - nog de band, die ons vereenigt. - Maar weest bedachtzaam, eer gij naar de wan grijpt, om dien dorschvloer te zuiveren, eene scheiding willende maken tusschen het kaf, dat daarin is en het koren. Het ware mogelijk, dat gij het eene met het andere verwardet. - Weest ook gij bedachtzaam, die den teruggang drijft, geenszins tot het beginsel der Hervormers, het Goddelijke des Evangelies, maar den teruggang ook tot de misvattingen der Hervormers zelven, tot de dwalingen ook hunner schoolgeleerdheid. Zij zijn te openbaar geworden bij het licht der wetenschap. Deze, door de reformatie tot een vrij standpunt verheven, heeft drie eeuwen lang de geschiedenis der Kerk, den gang der leerstellige godgeleerdheid, de oorkonden des Bijbels onderzocht. Dat licht is van den Vader der lichten; zijn stroom kan niet gestuit, zijn
aanwezen niet geloochend worden. De kunstmagneet, die vroeger zoo velen van het Evangelie aftrok, hen boeijende aan menschelijk woord, heeft bijna al hare kracht verloren. - Elke poging, om de oud Nederlandsche Kerk met hare Leer en haren Vorm te herstellen, is even dwaas, als de oude republiek te willen bezweeren, ten einde zij, zóó als zij was uit het graf verrijze. Zij kan tot niets anders leiden, dan tot verscheuring van het ligchaam des Heeren en tot nieuwe vlekken van tranen en bloed op de reeds bezoedelde bladen der vaderlandsche Kerkhistorie. Intusschen geloof ik ook niet, dat, waar de geest van Christus leeft, men immer weder zijn ligchaam in die koude en doodelijke vormen wringen zal. Veeleer staat het te denken, dat eindelijk allen berusten in die geloofsleus, waarop allen gedoopt zijn; - gij gevoelt, ik bedoel die korte, maar alomvattende, die de Heer zelf aan zijn Godsrijk heeft gegeven.
Van eene verandering, ten opzigte van het inwendige afziende, zal die van het uitwendige slechts eene herstelling zijn. Het nieuwe zal ontstaan uit het oude; eigenaardig zal het zich er uit vormen; wijsheid en regtvaardigheid zullen daarbij de leidsvrouwen wezen.’
Hier is dus naar de krachtige woorden des heeren van Senden, even als bij de Amsterdamsche vereeniging, ‘geen formulierdwang,’ ten minste op het papier. Wij zullen zien wie hier het langst consequent zal blijven: de 18de of de 30ste Augustus! doch wij kunnen en mogen den spreker niet verder volgen. Neem
| |
| |
zijne redevoering, welker geest wij door de aangehaalde plaatsen genoegzaam hebben leeren kennen, voor u, gij, die als Hervormd predikant, als ouderling of als eenvoudig leek, in den toestand van uw kerkgenootschap of gezindheid (vergelijk hier bij deze twee termen de oude en de herziene, herborene Grondwet, en een half dozijn vertegenwoordigers, enkele en dubbele met één) belang stelt. De geheele voordragt van den Zwolschen prediker is ons als een zeer uitvoerig, gemotieveerd recept van eenen kundigen arts, voor de lijderes, de Hervormde kerk, voorgekomen; of als eene naauwkeurige huiszoeking, waar de schrijver, met het arendsoog van eenen directeur van policie, naar de verborgene wapens zoekt, welke gevaarlijk konden worden. Niet minder indringend en rijk aan merkwaardige geschiedkundige mededeelingen en herinneringen zijn de 29 Bijvoegsels, de noodzakelijke hulptroepen, die het stuk, als eene memorie van toelichting, ongemeen veel waarde bijzetten. Zij overtuigen ons, dat de spreker zijn' materien te voren grondig onderzocht had, en zich had gereed gemaakt, om schier alle eenigzins belangrijke stellingen, sommigen klonken hard en scherp genoeg, te staven. Op die wijze plagt men in vorige, goede dagen, aan geleerde en ook kerkelijke stukken en redevoeringen dubbel gewigt bijtezetten, en sprak niet slechts, als voor den mond weg, zoo als God het ons ingeeft (eene allerfataalste spreekwijze, die pleit voor den ongeloovigen, ligtzinnigen tijdgeest, waarde lezer!), of zoo als de pen over het papier heenvliegt, neen! hier treedt de onwederlegbare geschiedenis, vooral die der laatste jaren, aan de zijde van den redenaar, en licht hem met hare fakkel voor, en daarom is hier een geheel ander en duizendwerf helderder licht, dan waar alleen een' opgewekte, als bij tempo's opvlammende en aangeblazen geestdrift, of een aandruischende stortvloed van Bijbelsche termen en teksten,
uit het verband gerukt, als een steeds wassend getij aanstuift, of eene steil en streng kerkelijke, aangeleerde, eens, met blinde oogen aangenomen orthodoxie den spreker eigen is, en hem dikwerf, al wil hij het ook volstrekt niet gelooven, tegenover zijne hoorders in een zeer valsch licht plaatst, dat door alle denkbare kunstgrepen en wanhopende pogingen eener gezochte en hoog opgevijzelde welsprekendheid, in geenen deele wordt weggenomen.
Wij hebben den Zwolschen spreker, en in hem de vereeniging van den 30sten Augustus, geprezen, en waren in gemoede verpligt om dit niet na te laten, én wegens zijne bedoelingen, én wegens zijne ronde taal, én wegens zijne echte vrijzinnigheid, én wegens zijne kunde in de zaken, door hem behandeld. Wij gelooven, dat wanneer dergelijke mannen zich aan het hoofd plaatsen, of (het zij tot hunne eer gezegd) daar geplaatst, geroepen en gekozen worden, van de beweging in de Hervormde kerk niets dan goeds te wachten is; men vergete niet dat de heer van Senden, al behoort hij niet tot de latere of nieuwere zeven voorproevers en kerkleiders, die ook hunne vereeniging hebben openbaar gemaakt, onder de meest solide Nederlandsche Godgeleerden geteld wordt, en dat zijn werk over de Apologie des Christendoms, zijn reuzenarbeid over de Bijbelsche Aardrijkskunde, zijne verschillende leerredenen, en zijne grondige kennis van kerkelijke en synodale zaken, hem althans, welligt meer dan anderen, die ook gaarne op den voorgrond dringen, of zich daar door anderen bijzonder gaarne
| |
| |
laten dringen, legitimeren, om zijne stem in en buiten Zwolle te doen hooren.
Ook in de Hervormde kerk wordt eene betere toekomst op goede gronden verwacht. Het concept-reglement, de nieuwe organisatie, door de Synode uitgevaardigd - altijd zegt de Amsterdamsche vereeniging: een ‘fictief en alleen feitelijk vertegenwoordigend ligchaam’ - voldoet voor een groot deel aan de wenschen der hervormingsgezinden. De Staat zelve heeft de banden losgegespt, welke de kerk aan den troon, aan den Haag, aan den minister van Eeredienst zeer naauw plagten te binden; de zaam gegroeide tweelingen, de Kerk en de Staat, zijn eindelijk, na eene behendige operatie, genoegzaam gescheiden, en wandelen niet meer zoo als te voren, dos à dos, op en neêr. Vrijzinnige reglementen zijn in de geboorte; men rept de handen om hier een gezegend accouchement voortebereiden, en welgeschapene kinderen ter wereld te kunnen brengen. De vereenigingen, die de bestaande en noodzakelijke bewegingen in de kerk tot meer eenheid en kracht zullen brengen, vermenigvuldigen zich, de kleinere legerbenden komen meer geregeld, beter gewapend op haar respectief drilveld te zamen, en als zij hier en daar, onder het kommando van een' ijverigen van Senden en anderen, zich vertoonen, zal de fictieve, niet vermetele, maar verstandige Synode, in deze vereenigde legerkorpsen geene vijanden, maar hulptroepen erkennen, die haar, als eene getrouwe lijfwacht, krachtig beschermen.
Wij eindigen met den wensch, dat alle vereenigingen, van welken aard, van welke kleur, door welke sprekers ook georganiseerd, niet mogen leiden tot eene verdere desorganisatie van de Hervormde kerk, maar tot waarachtige bevordering van haar in- en uitwendig heil; dat bij verschil van kerkelijk standpunt, toch één doel: bevestiging van het Rijk Gods, op den voorgrond blijve, en alle partijzucht, eigenwaan, betweterij, sectenhaat en overdrevene theologische hardnekkigheid, als een groot offer op het altaar der waarheid en liefde moge gebragt worden, juist zoo, als in de laatste maanden onze achtbare volksvertegenwoordigers, luidens hunne eigene woorden, telkens en telkens en telkens, hunne bedenkingen en private aanmerkingen, bij de herziening der Feniks-Grondwet, met ongemeene en bezwarende zelfverloochening, hebben ten offer gebragt. Op die wijze zal uit de beweging en vereeniging weldra ook eene Feniks-hervormde-Hervormde kerk verrijzen, de eenheid in- en uitwendig zal geen waan, maar werkelijkheid geworden zijn.
‘Et pour que cette union (woorden van Lamennais) s'accomplisse, Dieu luimême aide l'homme et se prodigue a lui, par une continuelle effusion de sa puissance, de sa lumière, et de son amour, qui deviennent l'amour, la lumière, la puissance de l'homme, car il ne peut rien sans Dieu.’
Spiritus Asper en Lenis.
|
|