| |
| |
| |
Kronijk van den dag.
Julij.
Binnenland. - Weinig verblijdends is van de verloopene maand te berigten. - Reeds in het begin derzelve was de Minister Luzac genoodzaakt zijn ontslag te nemen, daar de toestand zijner gezondheid hem niet toeliet langer werkzaam te blijven, de baron van Heemstra werd in zijne plaats tot Minister van Hervormde Eerdienst benoemd. - Voor die leden der tegenwoordige Tweede Kamer, die weldra moesten aftreden, werden andere gekozen, en deze keuzen - het zal voldoende zijn te zeggen dat, indien er nog iets aan de impopulariteit van het bestaande getrapte verkiezing-stelsel ontbrak, dit ontbrekende daardoor is aangevuld. - De Tweede Kamer bragt haar voorloopig onderzoek der ontwerpen van Grondwets-herziening ten einde, en het verslag daarvan werd openbaar gemaakt. Het is niet te verbloemen, dat door dit verslag de hoop op het spoedig tot stand komen eener zoodanige Grondwets-herziening als het grootste en beste gedeelte des volks verlangt, vervlogen is. De Kamer heeft zich toch ten opzigte van die herziening geheel tegenover de Regering en het volk geplaatst. Wat het laatste verlangde en de Regering goedkeurde, verklaart zij volstrekt niet te verlangen of goed te keuren. Het antwoord der Regering op deze bedenkingen wordt nog te gemoet gezien; dat het de kamer tot andere meeningen en overtuigingen zal brengen is niet te verwachten, en wat moet dan volgen? - De heer Nedermeijer van Rosenthal had eenen uitweg uit de bestaande moeijelijkheid voorgesteld, misschien den eenigen, die behoudens formeele wettigheid mogelijk is; maar zijn voorstel vond bijna geene ondersteuning. - Als ware het bovenstaande niet genoeg om de flaauwe hoop op eene betere toekomst door eene algemeene mismoedigheid en neerslagtigheid te doen vervangen, moest er nog een nieuwe belasting worden voorgesteld ter dekking van een te kort van elf millioenen, voor een klein gedeelte spruitende uit eene gedeeltelijke afschaffing der accijnsen op de eerste levensbehoeften,
waarbij toch al het hatelijke en drukkende van de formaliteiten dier belasting blijft bestaan; voor het overige het gevolg van vroegere misrekeningen, waarbij nog het ergste is eene bijna zekere nieuwe misrekening, die binnen korten tijd een nieuw te kort zal doen ontdekken. De belasting, waardoor dit te kort zou moeten gedekt worden, zou eene percents gewijze heffing op de bezittingen en inkomsten zijn. Het beginsel van zulke eene heffing onaangeroerd latende, is het niet te ontkennen dat de uitvoering daarvan bezwaren aanbiedt, welke, voor al in een land als het onze, bijna met eene onmogelijkheid gelijk staan. Ook uitwendig
| |
| |
wordt Nederland met een gevaar bedreigd, dat alleen door de uiterste behoedzaamheid der Regering zal kunnen worden afgewend. De nieuwe centrale Regering van Duitschland maakt op het halfslachtige Limburg aanspraken, waarbij het onmogelijk schijnt dat deze provincie een integrerend deel van Nederland blijve. Luxemburg heeft reeds eene nieuwe Grondwet, welke in de afgeloopene maand door den Groot Hertog (onze Koning) is bezworen. Wenschelijk ware het dat Limburg, zonder verder nadeel voor ons vaderland, in denzelfden toestand kon worden gebragt. Dat wij aldus ook Venlo en Maastricht verloren, zou eer voordeel dan nadeel zijn, daar deze vestingen, wat men ook ten tegendeele zegge, toch slechts ten onzen koste en ten nutte van anderen door ons worden bewaard. - Het eenige lichtpunt in dit donkere tafereel bieden de nog van onze voorvaderen bewaarde deugden aan het Nederlandsche volkskarakter van. Indien de drang der omstandigheden de uitwerking mogt hebben van deze deugden wederom te verheffen, dan zou een latere tijd zich mogen gelukwenschen met het doorstaan der moeijelijkheden van het tegenwoordige oogenblik. Het is onnoodig dit gezegde te ontwikkelen of toe te lichten, daar elk burger door eenig eenvoudig nadenken ligt tot de gemoedelijke overtuiging zal komen wat in dezen tijd en in zijnen kring zijn pligt is.
Frankrijk. - De man die door de Februarij omwenteling het meest op den voorgrond was geplaatst, en van wien Frankrijk deszelfs heil scheen te verwachten, is weder in het duister verdwenen, gelukkig dat hij dit in veiligheid heeft mogen doen; en een ander, wiens naam toen naauwelijks genoemd werd, bevindt zich thans aan het hoofd der republiek, met eene magt bekleed, waarvan het aan hemzelven is overgelaten de grenzen te bepalen. Lamartine heeft plaats gemaakt voor Cavaignac. Er is zelfs spraak geweest van den dichterlijken staatsman in beschuldiging te stellen voor het bestuur, waartoe zijne hand te zwak is gebleken; en indien men mag onderstellen, gelijk inderdaad het geval is, dat Lamartine in zijn gedrag door edele beweegredenen van menschlievendheid en vaderlandsliefde is gedreven, zal men meer genegen zijn om zijne bittere teleurstelling te beklagen, dan hem te veroordeelen dewijl hij zich zoozeer in zijne krachten en vermogens heeft misrekend. Hij zal gemeend hebben dat zijne welsprekendheid voldoende zou zijn om al de hartstogten, welke door de omwenteling in beweging waren gebragt, te stillen of te leiden, en zijne poëtische verbeelding zal hem verlokt hebben om zelf geloof te slaan aan de vleijende lofspraken, waarmede hij de volksklasse van Parijs overlaadde. Deze volksklasse heeft in de Junij-dagen getoond wat er van haar te wachten is - maar wij bedenken ons dat het onbillijk is, den naam volksklasse te geven aan een dergelijk uitschot der maatschappij, dat zich, ongelukkig genoeg, in alle groote steden verzamelt, en van welks zedebederf en boosheid de door sommigen schrijvers opgehangen tafereelen als fabelen, ten minste als grove overdrijvingen werden beschouwd, terwijl men thans met huivering aan de waarheid daarvan moet gelooven. De Junij-dagen hebben voorbeelden van eene barbaarschheid opgeleverd, welke men naauwelijks onder de dierlijk woeste volkstammen van Afrika zou hebben verwacht. In ons vorig nommer hebben wij
met weinige woorden den uitslag van den strijd vermeld, en wij achten het daarom onnoodig op deze
| |
[pagina t.o. 154]
[p. t.o. 154] | |
Generaal Cavaignac.
| |
| |
afschuwelijke tooneelen terug te komen.
De tegenwoordige toestand van Frankrijk kan met een enkel woord het voorloopige van het voorloopige worden genoemd, en het zou de moeite niet beloonen indien men een algemeen gezigtspunt wilde kiezen om zulk eenen toestand te overzien. Wij zullen dan slechts de voornaamste gebeurtenissen der afgeloopene maand vermelden in dezelfde orde, waarin zij zich opdoen; van sommige vallen beteekenis, verband en strekking toch van zelf genoeg in het oog.
De eerste zorg van generaal Cavaignac - wien men, hoewel hij dien naam niet officieel draagt, den Dictator van Frankrijk zou kunnen noemen - was het aanstellen van een nieuw ministerie - Bedeau Buitenlandsche Zaken, Lamoricière Oorlog, Senard Binnenlandsche Zaken, Goudchaux Financiën, Recuzt Openbare Werken, Thouret Landbouw en Koophandel, Bethmont Justitie, Carnot Onderwijs en Bastide Marine. In plaats van Senard werd daarop Marie, en op het eind der maand Marrast tot voorzitter der nationale vergadering gekozen. Een der eerste maatregelen van het nieuwe ministerie was het intrekken van het ontwerp tot onteigening der spoorwegen. Generaal Cavaignac wijdde intusschen voornamelijk zijne aandacht aan het dempen der laatste verschijnselen van den opstand. De gevlugte insurgenten werden vervolgd, opgespoord en in hechtenis genomen. Het aantal der gevangenen werd weldra op 14000 geschat, doch een later officieel berigt in den Moniteur vermeldde 8686. Dezelfde overdrijving had eerst plaats in de opgaaf der gesneuvelden in de laatste gevechten, wier getal, vroeger op vele duizenden begroot, volgens den Moniteur 1400 bedroeg. Parijs bleef in staat van beleg; het gestrengste toezigt over de dagbladen werd uitgeoefend, en de bevolking der stad zoowel als de verdachte of kennelijk kwaadwillige legioenen der nationale garden werden ontwapend. De nationale werkplaatsen, het struikelblok van het vorige bewind, werden terstond opgeheven, hoewel voortdurend aan hulpbehoevende werklieden geld werd uitgereikt, maar als vrijwillige onderstand. De stad bleef over het geheel rustig, doch er vertoonden zich nog sporen genoeg van kennelijke kwaadwilligheid; schildwachten werden op hunne posten vermoord gevonden, enkele mobile garden verradelijk aangevallen, en bij de plegtige begrafenis van een aantal slagtoffers des gevechts durfde men den lijkstoet niet naar het plein der Julij-kolom laten trekken, daar men bevreesd was voor eenen
moordaanslag door middel van een dergelijk werktuig als dat van Fieschi. Deze begrafenis liep echter zonder rustverstoring af, alsmede die van den Aartsbisschop van Parijs, die bij zijne edele poging om een einde aan den burgeroorlog te maken eene doodelijke wond had ontvangen. Nog voordat de opstand gedempt was, had de nationale vergadering het besluit genomen om de schuldigen naar een of andere overzeesch gewest te doen deporteren. Het verhoor der gevangenen werd door militaire commissiën ijverig voortgezet; maar het onderzoek naar de geheime hoofdaanleggers had weinig gevolg, hoewel het duidelijk genoeg bleek, dat hoog geplaatste personen in de zaak betrokken waren geweest. Kollonel Constantin, lid van een der commissiën, werd door een der gevangenen zelf als een der aanvoerders aangewezen, en daar het bleek dat de bezwaren tegen hem zeer gewigtig waren, in hechtenis genomen. Tot nog toe is echter de toedragt der zaak en haar zamenhang
| |
| |
met het oproer van Mei niet duidelijk gebleken, ten minste niet bekend geworden.
De vergaderingen der Nationale Vergadering werden intusschen bijna dagelijks voortgezet. De geldmiddelen eischten spoedig voorziening. Er is niet aan te twijfelen of onder het Voorloopige Bewind is eene ontzettende som bijna nutteloos uitgegeven, van daar weder een nieuwe finantiële nood. Ter voorziening daarin werd eene leening van 150 millioenen door de Fransche bank op het onderpand van Staatsdomeinen goedgekeurd. Drie millioenen werden terstond weder aangevraagd voor het openbare onderwijs en ook toegestaan, doch eerst na zulke heftige aanmerkingen over den ongerijmden inhoud der door den Minister Carnot ingevoerde schoolboeken, dat deze moest aftreden. Generaal Cavaignac had de wetten op de drukpers van 1830 wederom van kracht verklaard; dien ten gevolge werd, ook met goedkeuring der Vergadering, de borgtogt voor de dagbladen weder ingevoerd, en bovendien de uitgaaf van een aantal verboden; ook de Presse moest gestaakt blijven, hoewel de redacteur Girardin, ten tijde van het oproer in hechtenis genomen, eenigen tijd later weder ontslagen werd. Eene wijziging van het vroegere besluit aangaande de terugbetaling der in de spaarbanken geplaatste gelden maakte eenen goeden indruk, hoewel niet veel beters daarvan kan gezegd worden, dan dat daardoor het onregt den eigenaren dier gelden aangedaan eenigzins minder werd. Voor de geheime politie werd een buitengewoon crediet verleend. Hoe sterk de misnoegden zich nog achtten bleek genoegzaam uit een verzoekschrift door de Club des Antonins ingezonden, waarin een onderzoek werd verlangd naar de vroegere onlusten te Rouaan, en geëischt werd dat de aldaar destijds gezagvoerende overheidspersonen in staat van beschuldiging zouden worden gesteld. Terwijl de vergadering omtrent dit stuk een besluit nam, berekend om den moed der kwaadwilligen te dempen, achtte zij den toestand der stad toch geenszins geruststellend. Een besluit waarbij, in het belang der werklieden, tien
jaren vrijdom van belasting voor nieuw gebouwde huizen werd verleend, had blijkbaar ten doel de arbeidende klasse gunstiger te stemmen. Evenwel bleef men zeer bekommerd voor den verjaardag der inneming van de Bastille; er vertoonden zich voorteekenen eener nieuwe uitbarsting van oproerige bewegingen, en mogelijk bleef ook die uitbarsting alleen achter ten gevolge der ontzagwekkende krijgstoerustingen van het Bewind. Een nieuw blijk van de stoutheid der misnoegden vertoonde zich echter gelijktijdig door het aanzoek van den abt Lamennais, lid der vergadering, om hem geregtelijk te laten vervolgen voor een artikel in Le Peuple constituant, waarvan hij zich als schrijver opgaf, en dat zich met voorbeeldelooze heftigheid over het bestuur en de drukperswet uitliet. Zelfs in het Ministerie vond deze wet geene algemeene goedkeuring; Bethmont vond daarin eene reden om af te treden. Laatstelijk kwam nog in de vergadering de jammerlijke toestand der West-Indische koloniën ter sprake, waar de negers door het overhaaste besluit tot emancipatie in opstand zijn gekomen; bij de discussie scheen de zaak voor reddeloos te moeten worden gehouden en een onderstand van drie millioenen slechts als uitvlugt te kunnen dienen om ten minste eenen hongersnood af te weren. Door hetzelfde middel, eene geldelijke toelaag, heeft men den geheelen ondergang der schouwburgen moeten voorko- | |
| |
men; want 250,000 der meeste gegoede inwoners van Parijs, die de voornaamste steun van alle inrigtingen en beroepen van weelde uitmaakten, hebben sedert Februarij hunne woonplaats verlaten, en denken er gewis niet aan om naar eene stad terug te keeren, waar het ontzag voor een leger van 50,000 man in de nabijheid naauwelijks de uitbarsting van nieuwe onlusten kan voorkomen. Wanneer men de onberekenbare nadeelen bedenkt, welke zulk een toestand voor Parijs en het geheele land moet te weeg brengen, en ziet dat het eenige middel, hetwelk de Regering tot nog toe tot leniging van
den nood weet te vinden, bestaat in het verleenen van millioenen van onderstand, die in denzelfden bodemloozen afgrond verdwijnen, kan het niet bevreemden, dat de provinciale bladen de republiek eene onmogelijkheid beginnen te noemen.
Duitsche staten. - De woeling der bevolkingen scheen in de verloopene maand eenigzins tot bedaren te komen. Hoe wel het nog niet ontbrak aan enkele uitbarstingen van opgewondenheid en ontevredenheid, had toch nergens zulk eene verregaande ongeregeldheid of algemeene opstand plaats, als nog kort geleden deden vreezen dat Duitschland voor geruimen tijd de prooi van regeringloosheid zou worden. Het Duitsche parlement zette deszelfs arbeid voort, en hoewel zeer belemmerd door de verwarring en oneensgezindheid in den boezem der vergadering zelve, kwam het reeds den 29sten Junij tot de gewigtige benoeming van eenen opperbestuurder voor het aanstaande vereenigde Duitschland. Met 436 stemmen werd de Aartshertog Johan van Oostenrijk tot Rijksbestuurder gekozen. Kort na het bekend worden dezer verkiezing gaven verschillende vorsten, onder anderen de koningen van Saksen, Pruissen, Beijeren en Wurtemberg, hunne goedkeuring daarover te kennen. Aan de bevolking scheen zij over het algemeen aangenaam te zijn, hoewel niet geheel zonder uitzondering, daar zelfs eenige steden formeel protesteerden. De koning van Hanover, wiens gezindheid bekend genoeg is, was de eenige Duitsche vorst, die, hoewel eenigzins van ter zijde, zijn ongenoegen te kennen gaf; bij eene boodschap aan zijne stenden verklaarde hij zich met die benoeming te vereenigen, doch te protesteren tegen elke aanranding van de onafhankelijkheid der afzonderlijke Staten, met de zonderlinge bijvoeging, dat hij liever zijn Rijk zou verlaten dan daaraan toegeven. In het Duitsche parlement maakte deze verklaring zulk een hevig misnoegen gaande, dat de reeds niet zeer hooggeachte vorst openlijk een rebel werd genoemd, en er onder groot gejuich werd besloten, hem eene bepaalde verklaring af te vorderen, of hij het gezag van den Rijksbestuurder al of niet als wettig erkende. Aan de deputatie, welke den Aartshertog zijne benoeming ging mededeelen, antwoordde hij terstond,
dat hij dezelve aannam, hoewel zijne pligten als plaatsbekleeder des Keizers te Weenen hem als nog verhinderden om zich geheel aan zijne nieuwe betrekking toe te wijden. De zeven en zestig jarige vorst, wiens liberale denkwijs algemeen bekend is, en die zelfs een meisje uit den burgerstand tot gemalin heeft gekozen (over welk huwelijk eene vrij romaneske anecdote in omloop is) begaf zich daarop terstond naar Frankfort op reis. Zijn togt door Duitschland geleek eene zegepraal; in alle steden, welke hij moest doortrekken, werd hij met feestelijke vreugdebedrijven vereerd; den 11den Julij deed hij zijnen plegtigen intogt in Frankfort, en
| |
| |
den volgenden dag, de 42ste verjaardag der stichting van het Rijnverbond, waardoor het oude Duitsche Rijk werd vernietigd, nam hij zitting in het parlement. De verwelkomende aanspraak van den voorzitter van Gagern werd door hem aldus beantwoord: De spoed, waarmede ik herwaarts ben gekomen, levert het duidelijke bewijs op van de waarde, welke ik hecht aan de mij opgedragene waardigheid, en aan het vertrouwen, door de vertegenwoordigers van het Duitsche volk in mij gesteld. Terwijl ik het ambt van Rijksbestuurder aanvaard, herhaal ik de verklaring, dat ik de wet op het voorloopig algemeen bestuur, mij zoo even voorgelezen, tot roem en welvaart des vaderlands, zal handhaven en doen handhaven. Ik verklaar tevens, dat ik mij onverdeeld aan dit ambt zal toewijden, en onverwijld Z.M. den Keizer verzoeken, om mij van de reeds toegezegde opening des Rijksdags en van het bekleeden zijner plaats in Weenen te ontslaan. Op het vreugdegejuich, hetwelk deze woorden deden opgaan, voegde hij er nog bij: heeft men eenmaal het besluit genomen, dan moet men zich geheel aan datgene toewijden, waartoe men geroepen is, te weten aan het Duitsche volk. Terstond daarop begaf hij zich naar het paleis der Bondsvergadering, waar de voorzitter derzelve verklaarde, dat deze vergadering de haar opgedragene taak, om voor de veiligheid, rust en orde van Duitschland te waken, als geeindigd beschouwde, en het haar opgedragen gezag, namens de verschillende regeringen, aan hem overdroeg.
De Rijkbestuurder en het parlement zijn derhalve thans wettig de opperste magt in Duitschland; of zij als zoodanig hun gezag zullen kunnen handhaven en doen gelden, wanneer het er op aankomt om bijzondere belangen en meeningen voor het algemeene belang te doen buigen, is echter nog eene vraag, welker beantwoording in de toekomst vrij onzeker mag worden geacht. De thans opgeloste Bondsvergadering was dan alleen sterk, wanneer het er op aankwam om door zamenwerking der regeringen de opkomende vrijheidszucht des volks te willen dempen, of de grooten te helpen om aan de kleinen de wet voor te schrijven; tegenover een der groote bondsstaten bleek, in geval eener botsing van belangen, terstond hare magteloosheid, wanneer zij er zich al aan waagde haren invloed te beproeven; meestal hield hij zich wijselijk buiten het spel. Indien het jonge oppergezag dezelfde jammerlijke rol moet spelen zal het weinig tot het geluk van Duitschland kunnen bijdragen; en tot nog toe blijkt het niet, waarop het eene wezenlijke magt zal kunnen grondvesten; ten minste zal het dit evenmin op eene door de verschillende regeringen onderhoudene krijgsmagt, als op de medewerking eener wispelturige volksmenigte kunnen doen.
Evenwel heeft het nieuwe Rijksbestuur reeds terstond eenige maatregelen genomen, als of het met deszelfs gezag over Duitschland ernstig gemeend was. Op de benoeming van drie Rijksministers, (een voor Binnen en Buitenlandsche zaken, een voor Justitie en een voor Oorlog), volgde eene door hen geteekende proclamatie, welke, de hoogdravende uitboezemingen daarlatende, in de hoofdzaak luidde: Duitschers, na jaren van druk ontvangt gij de vrijheid, ten volle en onverkort. Zij zal u nooit ontnomen worden, want gij zult haar weten te handhaven. Uwe vertegenwoordigers zullen het werk der staatsregeling voor Duitschland voltooijen. - Uwe vlijt zal arbeid vinden, uwe wel- | |
| |
vaart zal zich herstellen, indien gij uwe vertegenwoordigers en mij (den Rijksbestuurder) vertrouwt. Misdadige woelingen en teugelloosheid zal ik met al de kracht der wetten te keer gaan. Den vrede te handhaven is mijn heiligste pligt; mogt echter het Duitsche regt, de Duitsche eer aangerand worden, dan zal ons dapper leger voor het vaderland weten te strijden en te overwinnen. - Dit leger, de zeemagt en de grondregten der Duitsche burgers trokken vooral de aandacht des Parlements. Omtrent het eerste heeft men reeds het beginsel aangenomen, dat het op 2 ten honderd van de bevolking, dien ten gevolge op 900,000 man gebragt zal worden; voor de vloot is eene vrijwillige inschrijving geopend, die echter tot nog toe slechts eene niet noemenswaardige som bedraagt; over de regten heeft men na langdurige en heftige woordenwisselingen eenige algemeene punten vastgesteld. Intusschen is de Rijksbestuurder weder voor eenen korten tijd naar Weenen vertrokken, waar zijne tegenwoordigheid vereischt werd om het ontstaan eener nieuwe regeringloosheid te voorkomen.
Te Weenen had namelijk het ministerie gedurende de afwezigheid des Aartshertogs, zich in de onmogelijkheid bevonden om aan het bestuur te blijven, vooral daar de veiligheidscommissie de spanning der bevolking eer opwekte dan hielp uitdooven. Verschillende onrustbarende geruchten werden in omloop gebragt, en nieuwe onlusten schenen te dreigen. In deze omstandigheden moest de oud-minister Dobblhoff, hoewel daartoe eigenlijk niet gemagtigd, de benoeming van een voorloopig nieuw ministerie op zich nemen, hetwelk zich echter bijna lijdelijk gedraagt. Hongarije en Croatië handelen geheel op zichzelven; terwijl in het nabijgelegene Wallachije eene beweging is uitgebroken, welke door de nabijheid der Zevenbergsche en Hongaarsche grenzen ook voor Oostenrijk niet onbelangrijk is. Prins Bibesco heeft uit Bucharest de vlugt moeten nemen, en terstond daarop heeft zich eene voorloopige regering gevestigd; de Russische commissaris was reeds vroeger vertrokken. Rusland schijnt echter niet gezind om deze beweging in de onder deszelfs zoogenaamde bescherming staande vorstendommen lijdelijk aan te zien. Eene afdeeling Russische troepen is naar Bucharest in aantogt, en Turkije laat aan den anderen kant eene krijgsmagt oprukken.
Een wapenstilstand tusschen Denemarken en Pruissen is in den laatsten tijd het ontwerp van vele tegenstrijdige berigten geweest. Eindelijk is slechts eene korte wapenschorsing tot stand gekomen, na welker afloop de hervatting der vijandelijkheden wordt verwacht.
Italiaanschestaten. - Voor het schoone en sedert eeuwen zoo ongelukkige Italië schijnt zich thans werkelijk, hoewel nog in het verschiet en na het doorstaan van eene moeijelijke worsteling, eene betere toekomst te openen. Dat Sicilië niet weder onder het juk van den koning van Napels zal terugkeeren, mag voor zeker worden gehouden. Engeland heeft hetzelve reeds als afzonderlijke staat erkend, en het Siciliaansche parlement heeft een der zonen van Karel Albert tot constitutioneel koning verkozen, waardoor men hoopt dat de grond zal zijn gelegd tot eene dergelijke vereeniging der staten van Zuid-Italië, als tusschen die van Noord-Italië wordt voorbereid. De koning en vriend der Lazaroni is buiten staat om op de ontwikkeling der gebeurtenissen eenigen invloed meer uit te oefenen en beeft, in zijne hoofdstad opgesloten, voor de hulp
| |
| |
welke Sicilië zijne opgestane provinciën zullen toezenden, terwijl in Opper-Italië de vestiging van eenen geregelden nieuwen toestand door de laatste voordeelen, welke de Oostenrijkers hebben behaald, misschien meer zal worden bespoedigd dan vertraagd. Hoewel nadat het hun gelukt was het Venetiaansche gebied wederom te bezetten, het Weener ministerie besloot om, in plaats van nieuwe onderhandelingen te beproeven, alle beschikbare troepen naar Italië te zenden, heeft Venetië, welks spoedige overgaaf men gewis achtte, zich staande te gehouden, en heeft tevens de nood een einde gemaakt aan de verdeeldheid tusschen de verschillende partijen in die stad. De republikeinen hebben aldaar moeten zwichten, een nieuw voorloopig bewind is tot stand gekomen, en de volksstem heeft zich verklaard voor eene vereeniging met Lombardije en Piemont. Reeds vroeger had de Kamer der afgevaardigden van Piemont de wet omtrent de vereeniging van dat Rijk met Lombardije aangenomen, zoodat thans de vertegenwoordigers van Venetië zich slechts te voegen hebben bij de constituerende vergadering welke over de grondslagen dier vereeniging onder de heerschappij van het huis van Savoije zal beraadslagen. De krijgsbedrijven in Italië zijn in dien tijd van weinig beteekenis geweest. Het voordeel was voor het oogenblik aan de zijde der Oostenrijkers, terwijl het Piemontesche leger zoo goed als werkeloos bleef. Thans echter schijnt Karel Albert voornemens om met kracht te handelen, waartoe de oproepingen en ligtingen in geheel Opper-Italië, vooral die in zijne eigene Staten, waar reeds in het begin van Julij eene ligting van 50 bataillons door eene wet was goedgekeurd, hem zullen in staat stellen. Geheel Opper-Italië schijnt eendragtig gezind te zijn om de zaak der verschillende gedeelten niet van elkander af te scheiden, en de Oostenrijkers niet slechts uit Lombardije, maar ook uit Venetië te verdrijven.
Engeland. - In het begin der afgeloopene maand wilden de ministeriële dagbladen het doen voorkomen, als of de toestand des lands de gunstigste vooruitzigten aanbood. De regering, heette het, had door hare krachtige houding de misnoegden zulk een ontzag ingeboezemd, dat zij het hoofd niet meer durfden opsteken, en de groote meerderheid der bevolking sloeg de handen ineen om alle bewegingen te bedwingen, die op eene omwerping der bestaande instellingen konden uitloopen. Het is waar, de regering achtte zich sterk genoeg om weder eenigen der onvoorzigtigste en heethoofdigste volksleiders geregtelijk te doen vervolgen, en zelfs den bekenden Meagher in de nabijheid van Dublin in hechtenis doen nemen, terwijl het voorstel van het parlementslid Hume ter uitbreiding van het kiesregt in het Huis der Gemeenten met eene groote meerderheid werd verworpen. Het was niet te verbloemen, dat zich in Ierland nieuwe genootschappen en gewapende clubs organiseerden, maar men deed deze als zeer weinig gevaarlijk voorkomen. Eensklaps evenwel komt de tijding aan, dat Dublin en de omliggende streken in staat van oproer zijn gesteld, en de lord-luitenant, uit hoofde der bestaande spanning in Ierland, zijne reis naar Londen zou uitstellen; en acht het ministerie het noodzakelijk bij het parlement op buitengewone maatregelen aan te dringen om het uitbarsten van eenen oogenblikkelijk dreigenden opstand te voorkomen. In plaats van door schrik te zijn gedempt, blijkt integendeel de gisting in Ierland gevaarlijker te zijn geworden dan misschien ooit te voren.
|
|