| |
Snippers en splinters.
I. Zwaarwigtige drukzonde der opregte Haarlemsche Courant.
Wanneer gij met eenige aandacht het Haarlemsche dagblad, te voren drie-dagsblad, van den 4den Julij dezes jaars, hebt gelezen, is het welligt aan uw opmerkzaam oog niet ontsnapt, welk eene interessante drukfout-combinatie dáár te lezen was, en wel op de laatste kolom, de allerlaatste aankondiging. - Gij kunt u door de aanvrage van het gemelde nommer overtuigen, dat er alzoo letterlijk stond: ‘Bij J. Roering, te 's Gravenhage, is gedrukt en alom verkrijgbaar gesteld:
vrijheid, gelijkheid, broederschap,
door
Mr. G. Groen van Prinsterer,
prijs 80 cent.
ieder afzonderlijk en daarna vereenigd worden geveild.’
Deze curieuse, schier echt humoristische bijvoeging, mag toch niet onopgemerkt blijven. Waarschijnlijk dat een der koffij-, huis- of scheeps-veilingen in der haast een regel verloren had, en dezelve juist ongelukkiglijk was aangeland, onder de aankondiging van het werk des heeren Groen. Hoedanig zulk eene typographische abnormiteit mogelijk is, kan alleen een drukkersgezel verklaren; wij intusschen, die op alle groote en kleine teekenen des tijds letten, willen uit deze toevallige drukzonde eene toepassing in het voorbijgaan oprakelen; want, inderdaad, het schijnt alsof zoowel binnen Parijs als ook in ons goede land, ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap,’ afzonderlijk en vereenigd, aan het groote publiek geveild worden. - Men heeft zich met kracht en geweld op dit driemanschap geworpen; hier om hetzelve te kroonen, daar om hetzelve te verscheuren; de leuze der eeuw is bepreekt, bediscutiëerd van alle zijden, en,
| |
| |
in den waren zin des woords - geveild. - De letterzetter, die wat slaperig was, wist niet welk eene groote en zwaarwigtige waarheid door hem aan de thans levende geslachten is bekend gemaakt. - Hadden wij het werkje van Mr. Groen (een onzer Duitsche naburen noemde dien heer den goeden Groen) - (vergelijk Tijdspiegel 1847, II, blz. 435) bij de hand, welligt zouden wij dáár reeds de stelling der Haarlemsche Courant van 4 Julij bevestigd vinden: ‘dat ieder afzonderlijk en daarna vereenigd is geveild.’ Wat bieden de menschen thans voor deze drie partijtjes, ten openlijken verkoop aangeslagen, en weder uit de oude magazijnen van 1789 tot 1802 aan het licht gebragt? ‘Elk wat wils,’ zegt onze almanak tot Nut van 't Algemeen. Twee predikers, de Eerwaarde Heer Coquerel te Parijs, en de Eerwaarde Heer Krummacher te Berlijn, hebben de drieledige tijdsspreuk, den Cerberus, al vast op den kansel in publieke veiling gebragt, en onze hedendaagsche schrijvers hebben zich van het brullende ondier bemagtigd; zelfs, als wij op ons zwak geheugen in dezen mogen afgaan, heeft de redactie der Vaderlandsche Letteroefeningen mede eenige gerijmde aardigheden over de spreuk opgedischt; maar niemand heeft dat zoo oorspronkelijk en aardig gedaan, als de oolijke letterzetter van den heer Enschedé. - Nu vragen wij heden enkel: hoe lang zal dit politiek trifolium nog in slag blijven? Wat zullen wij er voor ons van inkoopen? Kaveling 1: de vrijheid, - kaveling 2: de gelijkheid, - of kaveling 3: de broederschap? - Wij noodigen zeer ernstig onze medewerkers uit, om deze vraag ten spoedigste te beantwoorden; want als de Tijdspiegel thans zwijgt over ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap,’ zoude men hem voor een Uilenspiegel kunnen uitkrijten.
Wij wachten dus met den eersten postdag onze inkoops- of verkoops-orders en commissiën, in betrekking tot de Fransche emballage, die
‘ieder afzonderlijk en daarna vereenigd zullen worden geveild’
(zegt de Haarlemsche Courant.)
| |
II. De schouwburgen in Parijs, en derzelver twee pleitbezorgers, Victor Hugo en Pyat.
De leden der Nationale vergadering hebben reeds vele blijken van hunne menschenkennis gegeven; somtijds, 't is waar, hebben ze wat onberaden en voorbarig gehandeld, zoodat de rijks- en stadsvoogd, vader Cavaignac, met de scherpte des zwaards de scherpte der tongen doeltreffend heeft ondersteund, maar nu de lijken eens begraven, de gewonden verpleegd zijn, de lijkstoet als naar gewoonte gedefileerd heeft, en alles weder op eenige honderdtallen dooden na in orde is, nu wordt het tijd dat men aan de meer gewigtige belangen der achtbare gemeente te Parijs denke, en zorge, gelijk een der vertegenwoordigers teregt heeft opgemerkt: ‘dat de Parijzenaars zich onder de zegening der republiek niet vervelen,’ dat ze zich weder amuseren, - want verveling en ledigheid is ook hier des duivels oorkussen - derhalve zijn de heeren Victor Hugo en Pyat, beide afgevaardigden, in de bres gesprongen voor de verlatene en geslotene schouwburgen; deze zedelijke ateliers voor het volk; deze onmisbare leerscholen der wijsheid; deze broeikasten der beschaving - ook het materiëele element werd door de twee welbespraakte pleitbezorgers niet
| |
| |
vergeten - want: 500 schrijvers en letterkundigen zonder brood, 100,000 menschen die van de twee dames Melpomene en Thalia, en de soubrette - Terpsichore er bij - hun dagelijksch brood ontvangen, dat was wel waardig eene som van 690,000 francs, en 5,000 francs voor de inspectie. De twee heeren der kunst hebben de Nationale vergadering dan ook in de ziel getast, en bewezen, dat de Parijzenaars zich des avonds niet meer zouden vervelen, en derhalve liever de schouwburgen bezoeken, dan weder barricaden oprigten.
In onze hoofdstad, waar zeker ook wel sommigen aan verveling blootstaan, nemen wij een volstrekt tegenovergesteld verschijnsel waar. De directie van den Hollandschen schouwburg deed immers tot tweemaal toe een krachtig beroep op het hart der geabonneerden, om zich voor het naderend speelsaizoen, eerst met hunne beurzen, later met hunne personen beschikbaar te stellen, tot handhaving van:
‘der kunsten God aan 't Y met geestdrift aangebeên!’
Wij weten den uitslag niet, maar de heer Pyat heeft gezegd: ‘dat geheel Europa het Fransche tooneel erkent.’ Ja hij heeft er in republikeinschen overmoed bijgevoegd: ‘dat zelfs de keizer aller Russen genoodzaakt is geweest, om eenen Franschen schouwburg te St. Petersburg toe te laten;’ hij heeft zijne pleitrede besloten, zeggende: ‘neemt de schouwburgen uit Parijs weg, en Parijs zal een ligchaam zonder ziel zijn.’ Zoo iets immers snijdt hout, en wij mogten er ten minste in de hoofdstad wel eenig nut uit trekken. - Intusschen is het nog ten onzent de vraag: of, zelfs bij gesloten en in staat van faillissement verklaarde nationale schouwburgen, onze hoofdstad ook een ligchaam zonder ziel zoude zijn, iets, waaraan wij, ten spijt der beide heeren Victor Hugo en Pyat, gelooven tot heden toe te moeten twijfelen.
| |
III. Het standbeeld van den Aartsbisschop te Parijs.
Niet minder pleit het, waarde lezers! voor den aesthetischen en godsdienstigen geest der republiekeinsche stuurlieden, dat zij in de hitte der voortgaande revolutie, bij het akelig hol en dof klinken der ledige staatskas, bij de toenemende verwarring binnen en buiten Parijs, toch niet vergeten om aan standbeelden te denken, en te midden van zoovele slagtoffers, den wakkeren Aartsbisschop een beeld voteren, dat immers, vergelijk de berigten, zelfs door den prediker Coquerel dikwerf zal bezocht en begroet worden; 't is zeer loffelijk: de geestdrift die zich als afkoelt in het koude marmer. Minder gelukkig schijnt intusschen de keuze van het opschrift, ontleend uit de Heilige Schrift: Joh. X, vs. 11. ‘De goede herder stelt zijn leven voor de schapen’ Wel is waar, te midden der republiekeinsche geestdrift, mag men alles zoo naauw niet nemen, en niet altoos de kalme bedaardheid van constitutionele en monarchale menschen verwachten; maar de parallel, die hier tusschen den eenigen waren goddelijken Herder, en tusschen zijn dienstknecht, den heer d'Affre, getrokken wordt, is een weinig ergerlijk, en als wij ons een juist begrip van den' overleden Aartsbisschop hebben gevormd, dan zoude hij uit zijn graf antwoorden: ‘Delg die woorden uit, hier bovenal is de jonger niet meer dan de meester!’ Wij zijn er overtuigd van, dat
| |
| |
bij den diep godsdienstigen nabuur, dit opschrift, hoe vleijend hetzelve ook klinke voor den moedigen Prelaat, nadrukkelijke afkeuring zal erlangen. - Standbeelden zullen echter in deze eeuw noodig worden als brood en schouwburgen; want al de groote en dappere mannen, die voor of tegen de republiek zijn gestorven, moeten maar zoo niet uit het geheugen gewischt - men zal vooreerst met de 3 of 4,000 namen der gesneuvelden en gewonden de handen vol hebben - en wij wenschen dat de Nationale Vergadering niet te lang toeve met een voorstel te doen ter oprigting van een Nationaal Fransch Walhalla, naar de snede van het Beijersche, waartoe welligt de eenigzins verhevene Mont-martre de geschikte localiteit kon aanwijzen; in zulk een geval hopen wij, dat er ook nog een plaatsje voor ons toekomend Coster's standbeeld moge openblijven, dat nu wel, toch voor de helft ten minste, zal gereed zijn.
Spiritus Asper en Lenis.
|
|