| |
| |
| |
Kronijk van den dag.
Junij.
Binnenland. - De benoeming van den heer Mr. P.P. Bosse, vroeger referendaris, tot tijdelijk Minister van Financiën was de eenige gebeurtenis, welke gedurende geruimen tijd de aandacht voor een oogenblik kon aftrekken van den langzamen gang der overwegingen van den staatraad, welke, naar de geruchten van tijd tot tijd zeiden, zich bestendig met de ontwerpen der grondwetsherziening bezig hield. Eindelijk werden deze ontwerpen aan de Tweede Kamer medegedeeld, en openbaar gemaakt. Men zou derhalve bij allen, die in het lot des vaderlands belangstellen, thans reeds eene naauwkeurige kennis derzelve mogen veronderstellen; doch de vorm is niet slechts onbehagelijk, maar tevens zoo vermoeijend voor de aandacht, dat misschien velen onzer lezers niet ongaarne de volgende korte opgaaf zullen vinden van de voornaamste bepalingen, waardoor deze ontwerpen van de tegenwoordige grondwet verschillen. Men leest daarin onder anderen:
In het eerste hoofdstuk. - De wet kan provinciën en gemeenten vereenigen en splitsen. - Allen die zich op het grondgebied van het rijk bevinden hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen. De werking van dezen regel kan, met opzigt tot vreemdelingen, worden geschorst door eene wet, die den Koning met zulk eene wet bekleedt als noodig schijnt. - Het regt der ingezetenen tot vereeniging en vergadering wordt erkend, behoudens eene wet de uitoefening daarvan regelende in het belang der openbare orde.
In het tweede hoofdstuk. - Behalve het inkomen uit de domeinen, door de wet van 26 Augustus afgestaan, geniet de koning een jaarlijksch inkomen van één millioen guldens uit 's lands kas.-
De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk. - Verdragen, welke hetzij afstand of ruiling van eenig grondgebied des rijks in Europa of andere werelddeelen, hetzij eenige andere bepaling of verandering, wettelijke regten betreffende, inhouden, worden door den koning niet bekrachtigd, dan nadat de Staten-Generaal die bepaling of verandering hebben goedgekeurd. - De koning heeft het opperbestuur der koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen. Het reglement op het beleid der regering in deze overzeesche bezittingen wordt door de wet vastgesteld. Het muntstelsel wordt door de wet geregeld. Andere onderwerpen deze koloniën en bezittingen betreffende, kunnen door de wet worden geregeld. - De koning heeft het regt om de Kamers der Staten-Generaal, elk afzonderlijk of beide te zamen, te ontbinden. - Er is een Raad van State, welks zamenstelling en bevoegdheid worden geregeld door de wet.
| |
| |
In het derde hoofdstuk. - De leden der Tweede Kamer worden in de kiesdistricten, waarin elke provincie verdeeld wordt, gekozen door de meerderjarige ingezetenen, Nederlanders, in het volle genot der burgerlijke en burgerschapsregten, en betalende in de directe belastingen eene som, die, overeenkomstig met de plaatselijke gesteldheid, doch niet beneden het bedrag van f 20 tot f 160, in de kieswet zal worden vereischt. - Het getal der leden van de Tweede Kamer wordt bepaald naar de bevolking, voor ieder 45,000 één. - De Eerste Kamer telt niet meer leden dan de helft van het getal der Tweede. Zij moeten in de directe belastingen, met uitzondering van het patentregt, ten minste f 500 of 1200, naar de plaatselijke gesteldheid, dragen. Zij worden verkozen door dezelfde kiezers als de leden der Tweede Kamer. - De leden der Eerste Kamer hebben zitting gedurende negen jaren. Een derde gedeelte treedt om de drie jaren af. Zij genieten reis- en verblijfkosten volgens de wet. (Geene schadeloosstelling gelijk die der Tweede.) - De zittingen der beide Kamers worden in den regel in het openbaar gehouden. - De Tweede Kamer heeft het regt om wijzigingen in een voorstel des konings te maken.
In het vierde hoofdstuk zijn de voornaamste nieuwe bepalingen, dat de leden der provinciale staten en die der stedelijke raden onmiddellijk door de ingezetenen zelven verkozen worden.
In het vijfde hoofdstuk zijn de artikelen over de geregtshoven en het Hoog Militair Geregtshof weggelaten, waardoor het uitzigt op vereenvoudiging en bezuiniging wordt geopend.
In het zesde hoofdstuk. - Aan alle kerkgenootschappen in het rijk wordt gelijke bescherming verleend. - Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen wordt toegelaten, behoudens de noodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rust. Onder dezelfde bepaling blijft de openbare godsdienstoefening buiten de gebouwen en besloten plaatsen geoorloofd, waar zij thans naar de wetten en reglementen is toegelaten. - De tusschenkomst der regering wordt niet vereischt bij de briefwisseling met de hoofden der onderscheidene kerkgenootschappen, noch, behoudens verantwoordelijkheid volgens de wet, bij de afkondiging van kerkelijke voorschriften.
In het zevende, achtste en negende hoofdstuk hebben de minste gewigtige veranderingen plaats gehad. De bepaling dat de dienstpligtigheid voor de militie een jaar later zal aanvangen heeft hare goede en kwade zijde. Menig jong mensch wordt door den dienstpligt van het laatste jaar zeer in zijne vestiging belemmerd en dit zal nog meer het geval zijn, wanneer hij een jaar later dienstpligtig blijft.
In het tiende hoofdstuk. - De inrigting van het openbaar onderwijs wordt met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen door de wet geregeld. - Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezigt der overheid, en bovendien, voor zoover het lager en middelbaar onderwijs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid en zedelijkheid des onderwijzers; het een en ander door de wet te regelen.
In het elfde hoofdstuk is het eene zeer gewigtige bepaling, dat over veranderingen in de Grondwet de Kamers in vereenigde zitting besluiten.
Onder de additionele artikelen trekken vooral de aandacht: - Allen, die, uit kracht der bepalingen van de Grondwet of van andere wetten, voor hun leven wa- | |
| |
ren aangesteld, en wier betrekking ten gevolge der herziening of der uit kracht daarvan in te voeren orde komt te vervallen, blijven twee derden genieten der vaste jaarwedde of retributie, hun, onder welken naam ook, verleend. - De heerlijke regten, betreffende voordragt of aanstelling van personen tot openbare betrekkingen, zijn afgeschaft. De opheffing der overige heerlijke regten en de schadeloosstelling der eigenaren kunnen door de wet worden vastgesteld en geregeld.
Duitsche staten. - In geheel Duitschland heerscht eene verwarring en regeringloosheid, welke het onmogelijk maken een geregeld overzigt van den loop der gebeurtenissen te verkrijgen of hare gevolgen en einduitkomsten met eenige waarschijnlijkheid te gissen. Wantrouwen tusschen bevolking en regering door gedurige vrees voor reactie opgewekt, vijandschap tusschen de verschillende nationaliteiten en de verschillende klassen der maatschappij zijn de meest in het oog vallende trekken van het tafereel. In dezen staat van zaken kan de constituerende vergadering, welke de taak op zich heeft genomen om eene Duitsche eenheid tot stand te brengen, zeer weinig verrigten. In het begin liet het zich aanzien dat zij vertrouwde zich boven bevolkingen en regeringen te kunnen doen gelden, daar zij reeds in eene der eerste zittingen het gewigtige besluit nam, dat al de constitutionele verordeningen der bijzondere staten van Duitschland volkomen met de tot stand te brengen algemeene constitutionele verordening zouden moeten overeenstemmen, of bij gebreke van dien niet verbindende zouden zijn. Ook de benoeming van den heer von Gagern tot president, terwijl deze zijnen post van minister van Hessen Darmstad nederlegde, om zich geheel aan zijne nieuwe betrekking te kunnen wijden, scheen een gunstig voorteeken te zijn; doch terstond daarop ontstond in de vergadering zelve groote oneenigheid over de vraag, of een algemeen uitvoerend bewind door de regeringen of door het parlement moest worden benoemd. De verdere zittingen leverden slechts woordenwisselingen op, die tot geen resultaat van eenig belang leidden, behalve het besluit om de Bondsvergadering het heffen eener som van zes millioenen daalders voor te slaan, ter oprigting eener Duitsche zeemagt, sedert jaren de lievelingsgedachte van eenige dagbladschrijvers, die niet bedenken dat tot vestigen eener zeemagt meer behoort dan eenige schepen te bouwen of aan te koopen. De bijeenkomst van een democratisch congres te
Frankfort, welke stad aldus drie zich het oppergezag over Duitschland toeschrijvende en inderdaad magtelooze staatsligchamen bevat, dreigt de verwarring nog te doen toenemen. Dezelfde toestand als op de plaats, waar het centraal bestuur gevestigd heet, vindt men in de bijzondere staten terug. Overal wordt het gezag betwist door personen of ligchamen, wier magteloosheid, wanneer het op handelen aankomt terstond in het oog valt.
Terwijl te Weenen de ministers zonder keizer trachten te regeren maar niet verder gehoorzaamd worden dan het iedereen belieft, daar eene veiligheids-commissie zich eigenmagtig naast hen heeft geplaatst, wordt te Praag het zoogenaamde Slaven-congres geopend, hetwelk tot leus heeft, dat Oostenrijk, als voornamelijk eene Slavonische bevolking hebbende, ook een Slavonische monarchale staat moet zijn en blijven, en werpt zich daar een bewind op, dat regtstreeks met den keizer wil handelen, zonder het Weener ministerie te kennen, hetwelk van zijnen kant wederom dit bewind voor onwettig verklaart. Ten
| |
| |
laatste komt het tot openbare vijandelijkheden tusschen de partij der Czechen, die, onder den schijn van meer keizersgezind te willen zijn dan de keizer zelf, de stichting van een Boheemsch rijk bedoelen, en de Oostenrijksche, de Duitsche partij vertegenwoordigende, bezetting van Praag, waarbij de bevelhebher der troepen, generaal Windisch-Grätz, alleen door een tijdig ontzet van den kant der zijnen wordt behoed voor het lot van aan een lantarenpaal te worden opgehangen, en eerst na een hardnekkig gevecht de militaire overheid, aanvankelijk ten minste, wederom meester van de stad blijft.
In Pruissen vertoont zich de geest van vijandschap minder tusschen verschillende nationaliteiten, dan wel tusschen de lage en de hoogere klassen der maatschappij. Terwijl de burgers de regering wantrouwen en voor eene reactie vreezen, houdt de volksklasse een wangunstig oog op de burgerij en beschouwt politieke opschuddingen als gelegenheden om zich door plundering te verrijken. Slechts met moeite had de regering de burgerij van Berlijn bewogen om zich niet met geweld tegen de terugkomst van den prins van Pruissen te verzetten. Men hoopte evenwel dat de Berlijners met eene soort van liberale geloofsbelijdenis, door den prins afgelegd, zouden voldaan zijn, en nu rustig den uitslag der bijeengekomene constituerende vergadering afwachten. Doch de minste omstandigheid, welke grond tot het vermoeden van reactionaire plannen opleverde, gaf telkens aanleiding tot opschuddingen, tot er eindelijk een volslagen oproer uitbrak, hetwelk door de burgerwacht met moeite werd gedempt, doch niet nadat het volk uit het overweldigde arsenaal eene menigte wapenen had geroofd. Voorhands schijnt echter het gevaar geweken dat de laagste volksklasse te Berlijn eene zoo dreigende houding en magt zal aannemen als te Parijs het geval is; maar de staatkundige toestand blijft toch zeer donker, daar ten gevolge van een besluit der constituerende vergadering om de door de regering voorgestelde constitutie zelve geheel om te werken, het vroeger zoo hoog geprezene ministerie is gevallen en alles wederom op losse schroeven gesteld.
De oorlog in Sleeswijk is nog verre van beslist. De Denen vertrouwen blijkbaar op den bijstand der Noordsche mogendheden, terwijl Pruissen door de vrees voor eenen algemeenen oorlog de handen wordt gebonden. De Duitsche troepen, die reeds een groot gedeelte van Jutland in hadden, zijn zoo ver teruggetrokken, dat de Denen wederom een gedeelte van Sleeswijk hebben bezet, en de gehoopte Engelsche bemiddeling schijnt groote bezwaren te ontmoeten. De handelsbelangen lijden door dezen staat van zaken ontzettend, misschien die van Denemarken, hoewel het de Duitsche schepen aanhoudt en verbeurd verklaart, niet minder dan die der Duitsche koopsteden.
Italiaansche staten. - Eene gebeurtenis, over welker ware toedragt nog een geheimzinnige sluijer hangt, heeft Napels tot een tooneel van moord en plundering gemaakt. Hoe gaarne men tot eer der menschheid mogt willen gelooven, dat een slechts ongelukkig toeval aanleiding gaf tot de gruwelen, waardoor Koning Ferdinand voor het oogenblik zijn gefnuikt gezag heeft herwonnen, geeft de vroegere handelwijs van dien vorst maar al te veel reden om hem tot het snoodste verraad in staat te achten, en in de voorvallen van 15 Mei de uitvoering van een lang overlegd plan te zien. Met meer stijfhoofdigheid dan eenig ander vorst tegenstand geboden hebbende aan den
| |
| |
ontwakenden volksgeest, wilde hij toch op het onbeschaamdst de hem afgedwongene bewilligingen als geschenken zijner goedwilligheid doen voorkomen, en terwijl hij in Italië voor eene poos den menschlievenden liberaal speelde, liet hij Messina aanhoudend bombarderen, eene barbaarschheid, welke niet het minste kon toebrengen om Sicilië weder aan zijne magt te onderwerpen. Eenige overdrijving in de eerste berigten van het gebeurde is wel te vermoeden, maar het ontbreken van nadere, de zaak geheel ophelderende tijdingen, de doodsche stilte, waarin de stad Napels sedert dien tijd is verzonken, doen het ergste vreezen, en op Ferdinand de verdenking rusten, dat hij voorbedachtelijk een gedeelte zijner hoofdstad heeft verwoest en het door hem opgeruide gepeupel losgelaten om een groot aantal zijner onderdanen te doen slagten, en aldus eene bloedige wraak te nemen op hen, die het gewaagd hadden zijne volstrekte oppermagt te miskennen, en hem door schrik tot vernieuwde onderwerping te dwingen. Hoe hij de oogen heeft kunnen sluiten voor het lot dat hij zichzelven daardoor in de toekomst moet bereiden is moeijelijk te begrijpen. Reeds vertoonen zich daarvan de duidelijke voorboden in den opstand, welke in de provinciën van zijn rijk zich van stad tot stad verspreidt, zoodat zijn wezenlijk gebied bijna tot zijne hoofdstad is beperkt, en den kreet van verontwaardiging, die overal tegen hem opgaat, de schandnamen, waarmede hij in de Italiaansche nieuwsbladen wordt bestempeld, en de straf, die hem voorspeld wordt.
In de Lombardijsche gewesten schijnt de beslissing van den strijd tusschen Oostenrijk en Italië nog even ver verwijderd te blijven, indien deze ten minste met de geheele overwinning van eene van beide partijen zal moeten eindigen. Het is echter meer waarschijnlijk dat beide op eene schikking bedacht zijn en daarom opzettelijk dralen. Na de laatste voordeelen, door de Oostenrijkers behaald, heeft het Oostenrijksche ministerie verklaard thans in eenen toestand te zijn gekomen om met eer te onderhandelen. Het laat zich aanzien dat deze onderhandelingen tot eene schikking zullen leiden, waarbij Oostenrijk afstand doet van de Italiaansche gewesten, tegen de overname van een gedeelte der Oostenrijksche schuld en eenige voorwaarden, met de vaart op de Adriatische zee in betrekking staande.
Engeland. - Nadat eenigen der heethoofdigste Iersche volksleiders door de regering voor de regtbank gebragt, maar ook, tot groote blijdschap hunner partij, wederom ontslagen waren, daar de leden der jury het niet eens hadden kunnen worden over de uitspraak, is het eindelijk gelukt een der driftigste volksredenaren, Mitchell, tot deportatie te doen veroordeelen. Doch wel verre van daardoor voor meer kalmte te doen ontstaan, heeft de woeling onder de lagere klassen, niet slechts in Ierland, maar ook in Engeland en vooral te Londen, een nog dreigender voorkomen dan ooit aangenomen. Bij verscheidene vergaderingen van Chartisten in den omtrek van Londen en op andere plaatsen is het reeds tot bloedige vechtpartijen gekomen, en hoewel de organen van het gouvernement volharden met in deze uitbarstingen eener langdurige gisting niets ernstig gevaarlijks te willen zien, toont zij toch genoegzaam hoe zeer ook in Engeland de eerbied voor het wettelijk bestaande is ondermijnd. In het parlement heerscht bovendien weinig eensgezindheid met het ministerie; door het Hoogerhuis is de wet, waardoor aan Israëliten zitting moest wor- | |
| |
den verleend, verworpen, en, tegen den zin der bewindslieden besloten tot het benoemen eener commissie om de werking der Iersche armenwet te onderzoeken; terwijl in het Lagerhuis de ministers eene gewigtige nederlaag hebben ondergaan, door het aannemen van een voorstel, waarbij verklaard werd dat zekere som (te weten het verschil tusschen de zuivere en onzuivere opbrengst der belastingen) ten onregte aan de contrôle der wetgevende vergadering wordt onttrokken. Bij de latere hervatting der Parlementszittingen heeft lord Russell reeds dadelijk veel tegenstand ontmoet tegen de door hem voorgestelde maatregelen om in den toestand der West-Indische koloniën te voorzien. Deze toestand wordt hoe langer hoe meer bekommerend, en aan den anderen kant is in den laatsten tijd het berigt ontvangen van
dreigende onlusten in de Oost-Indische bezittingen. In eene der voornaamste steden van het nog niet lang onderworpene Lahore was een opstand uitgebarsten, welke zich spoedig scheen te zullen verspreiden, en waarvan het dempen voor het minst eene zeer groote inspanning van krachten zou vorderen.
Frankrijk. - Onder gedurige schokken, welke somtijds zelfs haar geheel bestaan bedreigden, is de Fransche republiek wederom eene maand ouder geworden. De nationale vergadering hield zich in dien tijd met de meest uiteenloopende onderwerpen, ook dikwijls met geheel nuttelooze, verwarde en onstuimige redewisselingen bezig. De uitbanning der leden van het geslacht van Orleans werd met vrij veel moeite door gedreven. Daarna had er een hevige strijd plaats over de vraag, aan wien de zorg voor de veiligheid der vergadering zou worden opgedragen, aan de regerings-commissie of aan den voorzitter, waarbij het wantrouwen op de regering maar al te duidelijk bleek. De onzekere houding derzelve gaf tot nog scherpere aanmerkingen aanleiding in de zaak van Louis Blanc, daar, toen het voorstel om dezen in staat van beschuldiging te stellen, wegens zijne deelneming aan het oproer van 15 Mei, de regeringsleden tegen hetzelve stemden, hetgeen vooral in den Minister van Justitie, Cremieux, zulk eene dubbelzinnige wankelmoedigheid aan den dag legde, dat deze, hoezeer hij zijn gedrag ook trachtte te regtvaardigen, genoodzaakt was zijn ontslag te nemen. Bethmont werd zijn opvolger, nadat Senard tot voorzitter der vergadering voor de volgende maand was benoemd. Na voorloopige, reeds heftige beraadslagingen over de onteigening der spoorwegen, kwam eene wet tegen de zamenscholingen tot stand, welke echter spoedig bleek weinig te baten; en vervolgens werd eene nieuwe begrooting aangeboden, sluitende met het weinig heugelijke resultaat, dat ten gevolge der voorschotten voor openbare werken, tot welke de schatkist verpligt zou zijn, voor den eersten Januarij 1849 op eene of andere wijze voorzien zou moeten worden in een bedrag van 282 millioenen. Van het voorstel van een maandelijks crediet van 100,000 francs, tot uitgaven voor de veiligheid van den Staat, werd eene soort van regerings-kwestie gemaakt. De beraadslaging daarover werd gestoord door het berigt eener
gevaarlijke opschudding, bij welke de naam van Lodewijk Napoleon de leus was, en het geroep van leve de Keizer werd gehoord. Lamartine bekende bij deze gelegenheid, dat hij vooraf niet onwetend was geweest van den aanslag van 15 Mei. Gedeeltelijk door den indruk van den schrik dier opschudding werd aan de regering, als een bewijs van vertrou- | |
| |
wen, het verlangde crediet toegestaan. Kort daarop moest zij echter eene gevoelige nederlaag ondervinden, daar de vergadering tot de toelating van Lodewijk Napoleon als haar medelid besloot, terwijl de regerings-commissie zijne uitsluiting wilde doordrijven. Thans geliet deze commissie zich te willen aftreden, hetgeen haar echter weinig ernst scheen te zijn, daar zij zich door eene tamelijk onhandig gespeelde comedie spoedig weder liet bevredigen. Van Lodewijk Napoleon werden twee tegenstrijdige brieven ontvangen; bij de eerste nam hij den hem opgedragen last aan, in bewoordingen, welke het in het midden lieten, of hij de republiek erkende; bij de tweede nam hij daarentegen zijn ontslag, waardoor voor het oogenblik de ongerustheid, welke zijn naam had ingeboezemd, eenigzins werd verminderd. Geheel onverwacht kwam een voorstel tot het mobiel verklaren van 300,000 man der nationale garde, terwijl de memorie van toelichting scheen te doelen op een voornemen om de vergrooting der magt van Karel Albert, door het vestigen van een Opper Italiaansch koningrijk, niet toe te laten zonder voor Frankrijk eene evenredige aanwinst, waarschijnlijk Savoije, te bekomen. Eerst na al deze verschillende voorvallen werd het ontwerp eener constitutie ingediend, waarvan de hoofdtrekken bestaan in eene wetgevende vergadering van 750 leden, regtstreeks en met algemeen stemregt voor drie jaren benoemd; een president, op dezelfde wijs doch bij geheime stemming, voor vier jaren aangesteld, en niet dadelijk weder verkiesbaar; en een staatsraad van 40 leden, door de wetgevende vergadering voor drie jaren gekozen.
Er is reeds met een enkel woord melding gemaakt van de schokken, welke het bestaan der republiek bedreigden. Het voornaamste gevaar voor haar ontstaat uit den toestand der laagste volksklasse, welke door de jongste omwenteling eer verergerd dan verbeterd is, terwijl deze klasse tevens hare kracht heeft leeren kennen en eene gewelddadige omwerping der geheele burgerlijke maatschappij schijnt te beoogen, tot voorwendsel om in beweging te komen elke leus aangrijpende, welke de gebeurtenissen van den dag aanbieden. Het uitschot der Parijsche bevolking schijnt thans in de zoogenaamde nationale werkplaatsen vereenigd te zijn, en elke poging om over de verwarring en verkwisting, welke bij de uitdeeling van onderstand of aalmoezen, die onder dezen naam plaats heeft, eenig licht te verspreiden, doet oproerige bewegingen ontstaan, waardoor het even gevaarlijk wordt deze inrigting aldus te laten bestaan als haar te willen opheffen of zelfs maar te regelen. Emile Thomas, die, zonder dat men regt weet hoe, aan het hoofd dier werkplaatsen was gekomen en alle verbetering in den weg stond, werd door eene kunstgreep verwijderd, maar daarmede was men nog weinig gevorderd; Parijs bleef blootgesteld aan al de woelingen eener niets ontziende menigte, die de gezetene burgers noodzaakte om ter beveiliging van goed en leven bijna dagelijks in de wapens te komen. In de provinciën waren de zaken niet beter gesteld. Verschillende aanleidingen deden op vele plaatsen oproerige bewegingen ontstaan, geheele gewesten kwamen in openbaren opstand tegen de uitgeschrevene verhooging der belastingen met 45 opcenten, zoodat de inning daarvan onmogelijk werd, daar het volk ieder die de verhooging zou betalen met den dood bedreigde. Lyon en Limoges boden wederom treurige tooneelen van geweld en
| |
| |
bloedstorting aan. De nieuwe verkiezingen, door de dubbele benoemingen van een aantal leden voor de nationale vergadering veroorzaakt, vermeerderden nog de gisting, daar verscheidene personen verkozen werden, wier invloed nieuwe gevaren dreigde. Vooral was dit met Lodewijk Napoleon het geval, wien men te regt of ten onregte het voornemen toeschreef om de republiek omver te werpen en Keizer van Frankrijk te worden. Hoe dit zij, zijn naam werd de leus eener talrijke partij, die waarschijnlijk niets anders dan eene volslagene regeringloosheid beoogde, en inzonderheid van de werklieden te Parijs. De toestand der nationale werkplaatsen was in den laatsten tijd in de nationale vergadering breedvoerig ter sprake gekomen bij een voorstel tot het verleenen van een nieuw crediet ten behoeve dier werkplaatsen, en het scheen dat de vergadering, hoewel genoodzaakt dit cerdiet toe te staan, toch meer en meer inzag dat deze aangelegenheid op eene of andere wijs zoodanig moest worden geregeld, dat zij niet een ondragelijk last voor den Staat bleef. Dagelijks herhaalde zamenscholingen, met moeite door de nationale garde uiteengedreven, namen nu een steeds dreigender voorkomen aan. De minister Trelat had aangekondigd, dat een aantal werklieden hij de kanalisatie in de departementen Marne en Boven Seine zou worden gebezigd, en binnen acht dagen 15000 hunner uit Parijs daarheen zouden worden gebragt. Geduchte zamenscholingen deden het ongenoegen blijken van de klasse, welke men door dezen maatregel hoopte te verzwakken. Op vrijdag, den 23sten Junij, begonnen de werklieden, nadat de nacht reeds onrustig was geweest, barricaden op te werpen, en het duurde niet lang of de strijd nam een aanvang. Onder de oproerigen werden beurtelings de kreten aangeheven: Leve de roode republiek! Leve Lodewijk Napoleon! Leve de Keizer! Leve Hendrik V! Leve Barbes! De nationale vergadering was intusschen bijeen, de regeringscommissie bleef werkeloos; eerst nadat de
nationale garde de meeste barricaden had overmeesterd en, op vele punten niet zonder een hevig gevecht, de oproerigen verjaagd, kwamen de linietroepen aanrukken. Men verheugde zich reeds over het dempen van het oproer, maar weldra moest de strijd hervat worden. Deze werd heftiger, hardnekkiger en bloediger dan Parijs nog ooit had aanschouwd. Het was een veldslag binnen de stad. Den geheelen nacht werd er met verbittering gevochten bij het licht van brandende huizen. De nationale vergadering was den 24sten des morgens ten acht ure reeds wederom vergaderd. Verschillende proclamatiën gingen van haar uit, want de regeringscommissie bleef werkeloos, en gaf nog denzelfden morgen haar ontslag, daartoe bijna genoodzaakt door de nadeelige geruchten, welke omtrent haar in omloop waren. Reeds was generaal Cavaignac tot bevelhebber van alle troepen en nationale garden benoemd, doch de doortastende maatregelen door hem genomen, waren niet in staat om het oproer spoedig te bedwingen. Het kanon bulderde den geheelen dag. Ook den daarop volgenden zondag, duurde de strijd bloedig en moorddadig voort. De laatste tijdingen op het oogenblik dat dit berigt ter perse moet gelegd worden, melden dat het oproer is gedempt, doch eerst op maandag den 26sten, en nadat het gevecht meer menschen had gekost en grootere schade veroorzaakt dan in de Julij- en Februarij-dagen te zamen.
| |
[pagina t.o. 80]
[p. t.o. 80] | |
PARIJS IN JUNIJ 1848
Ruïne van een huis in de voorstad St. Antoine no. 29.
PARIJS IN JUNIJ 1848
Eene kamer van het huis no. 29 in de voorstad St. Antoine.
| |
[pagina t.o. 81]
[p. t.o. 81] | |
De Generaal Lamoricière en de Colonel Rapatel, onderhandelende met de opstandelingen bij de barricade in de voorstad St. Martin.
|
|