| |
Spanje en Portugal in de negentiende eeuw.
Er is geen land in Europa, dat meer de aandacht van een' staatkundigen beschouwer verdient, dan het Spaansche schiereiland. De beide koningrijken, die hetzelve uitmaken, zijn sedert veertig jaren in eene gisting, die alle rust en welvaart belemmert. Zij strekken ten speelbal der verschillende partijen, die beurtelings de overhand over elkander verkrijgen, en in eenen gedurigen staat van worsteling of scherpe spanning tegen elkander overstaan. Hier vertoont zich de strijd van de oude verjaarde instellingen, voorregten, misbruiken, en de hedendaagsche verlichte staatkundige begrippen, die sedert de Fransche omwenteling, en vooral sedert 1830, in Europa meer algemeen geworden zijn, op eene levendige en geheel karakteristieke wijs. De eerste kunnen de laatste niet onderdrukken, terwijl die niet over het oude geheel kunnen zegevieren. De bevolking schijnt daar over het algemeen nog niet rijp te zijn voor een' echt constitutionelen regeringsvorm, en toch weinig geneigdheid te hebben om zich weder aan het juk eener volstrekte alleenheerschappij te onderwerpen.
Omwentelingen zijn hier op omwentelingen gevolgd, en eene kortstondige kalmte was slechts de voorbereiding van eene nieuwe omkeering van zaken. Hierbij komt nog, dat in plaats van eene krachtig-mannelijke vuist in Spanje en Portugal eene zwakke vrouwenhand met eene wankelende onbehendigheid het roer van staat besturen, en daardoor alle zoo wel ministeriëele als politieke kuiperijen den vrijen teugel laten moet.
| |
| |
Voor hem, die met de geschiedenis der beide hoofddeelen van het Spaansche schiereiland genoegzaam bekend is, kunnen de oorzaken van zoodanigen heilloozen toestand geene raadselen zijn. Op het einde der middeleeuwen hebben zich die koningrijken, toen zij zich zegevierend uit eenen eeuwenlangen worstelstrijd tegen de Moorsche overheersching verhieven, tot een' trap van luister en magt zien klimmen, die hen aan het hoofd der Europesche staten plaatste; doch naauwelijks waren zij op hunne grootste hoogte onder Karel en Philips, of hun teruggang en verval was nabij. Juist hetgeen bij andere natiën een bron van voorspoed en welvaart zoude geweest zijn, was de aanleidende oorzaak van hunne eindelijke uitputting en verarming. De ontdekking van Amerika en hunne heerschappij over de zuidelijke helft van dit werelddeel, dat zijne schatten en voortbrengselen als een' cijns voor deszelfs ontvolking moest betalen, bragt hier luiheid in plaats van de oude werkzaamheid en volharding, armoede in plaats van rijkdom, zorgeloosheid in stede van waakzaamheid en ondernemingszucht te weeg.
Toen Philips op het punt stond om na de verovering van Portugal tot de algemeene heerschappij in Europa, waarvoor zijn vader Karel gestreden had, te geraken, scheurden zich de Nederlanden voor een gedeelte van zijn gebied af, en een langdurige krijg was begonnen, die niet dan met de erkenning van hunne onafhankelijkheid, en de uitputting der Spaansche monarchie eindigde. Sedert dien tijd vertoonden Spanje en Portugal, al mogt dit onder het huis van Braganza zijn afzonderlijk volksbestaan terugkrijgen, slechts de sporen van eene voormalige grootheid.
Een kleinzoon van Lodewijk XIV, die in het begin der vorige eeuw de vorsten uit het huis van Oostenrijk op den Spaanschen troon verving, kon het verval niet stuiten, hij en zijne opvolgers traden meestal in het oude spoor, en op het einde dier eeuw waren Spanje en Portugal tot mogendheden van den tweeden en derden rang gedaald.
Hiertoe hadden buiten de reeds genoemde oorzaken ook voornamelijk het onbeperkt gezag der geestelijkheid, het groot aantal kloosters en monniken, en bovenal de inquisitie medegewerkt, hierdoor waren Spanje en Portugal, waar in de 16de eeuw de kunsten en wetenschappen gebloeid hadden, verre beneden den laagsten trap van beschaving in het overige Europa gezonken, en leverden hierin bijna niets op dat aan hunnen vorigen luister konde herinneren.
In de 19de eeuw echter zoude het Spaansche schiereiland, zich door buitenlandsch geweld aangetast ziende, uit zijnen dommeligen slaap opstaan, en eene veerkracht, heldenmoed en volharding ten toon spreiden, waarvoor men het niet meer vatbaar zoude gerekend hebben. In de dagen des rampspoeds vertoonde het zich groot, en gaf een beschamend voorbeeld aan Europa, dat voor het meerendeel aan de voeten van Napoleon gekromd lag.
Toen na de omwenteling de Fransche republiek overal hare wapenen zag zegevieren, en de verschillende coalitiën door het goud en den invloed van Engeland daargesteld, door gebrek aan eenheid en doortastende maatregelen vruchteloos te niet liepen, waren Spanje en Portugal onder de eersten die weder het Fransche bondgenootschap zochten, en gehoorzaam de wenken van het Directoire en van den eersten Consul volgden. Doch toen deze zich op den Keizerlijken troon
| |
| |
verheven had, en door eene onafgebroken reeks van overwinningen waande dat niets hem meer konde weêrstaan, vooral geene ontzenuwde koningrijken, wier regerende geslachten door hunne onbekwaamheid, nietigheid en belagchelijken hoogmoed hem de diepste minachting inboezemden, kon niets natuurlijker in zijnen heerschzuchtigen geest oprijzen, dan het denkbeeld van op hunne zetels aan hem leenpligtige vorsten te plaatsen, die even als hij zulks in Napels en Holland gedaan had, daarheen zouden gezonden worden, om het Fransche keizerrijk in het Zuiden door geheel aan zijnen wil onderworpene staten te dekken.
Een schijnbaar gunstige zamenloop van omstandigheden gaf Napoleon aanleiding, om zijn voorgenomen plan hieromtrent spoediger in het werk te stellen. Portugal was reeds door zijne troepen onder Junot bezet en het koninklijk geslacht naar Brazilië geweken, toen er in Spanje in het paleis van den zwakken koning Karel IV een hevige twist uitborst, waarvan de alles vermogende invloed van Godoy Prins de la Paz, gunsteling des konings en nog meer die der koningin, de oorzaak was.
Ferdinand, prins van Asturie, een geslagen vijand van deze, was hoewel jong en zonder eenige kunde en ondervinding, reeds ongeduldig om den troon zijns vaders te bestijgen, en den gehaten staatsdienaar uit den weg te ruimen. Hij noodzaakte zijn vader tot den troonsafstand, waarvan deze spoedig berouw gevoelde. Alles geraakte hierdoor in Spanje in de schroomelijkste verwarring, waarmede Napoleon zijn voordeel trachtte te doen.
Hij gaf voor als bevrediger te willen optreden, en liet inmiddels Spanje door een leger bezetten, terwijl zijne machiavellistische staatkunde het geheele koninklijke geslacht te Bayonne bijeenriep om alles in der minne bij te leggen. Toen het in den strik gevallen was voor hen gespannen, kwamen de ware bedoelingen van den Franschen keizer aan het licht. De zwakke vorsten uit het huis van Bourbon werden, zoowel vader als zoon, genoodzaakt afstand van den troon ten behoeve van zijnen broeder Joseph, die toen koning van Napels was, te doen; die toen als zoodanig in Spanje geproclameerd werd.
Deze verraderlijke stap, die den doodsteek aan de onafhankelijkheid van het schiereiland gaf, was de aanleiding tot de herleving van de geestkracht des volks, die sedert drie eeuwen had geslapen. Verontwaardigd over het gedrag des keizers, stak het de vaan des opstands uit wanhoop op, en begon met wisselende kans een' verschrikkelijken strijd op leven en dood, die gedurende zes jaren als een kanker aan de magt van den tot hiertoe onverwinnelijken veldheer knaagde, en die eene der oorzaken van zijnen val was.
De Spaansche onafhankelijkheidsoorlog is een der belangrijkste episoden van het groote oorlogsdrama, dat in de eerste vijftien jaren onzer eeuw plaats had, en dat met de herstelling van het oude vorstenhuis eindigde. Zoo als het de aandacht van den tijdgenoot bezig hield, zoozeer verdient het ook die van de geschiedenis, en het nageslacht. Vele schrijvers van onzen tijd hebben de groote gebeurtenissen die daarin voorvielen met meer of minder naauwkeurige onpartijdigheid behandeld, en daardoor een leerzaam tafereel gegeven wat een ontwaakte volksgeest, door dappere en bekwame bondgenooten ondersteund, tegen de overmagt van geoefende legers kan te weeg brengen. Terwijl bijna geheel Europa voor Napoleon zwichtte, weêrstonden hem de Spanjaarden
| |
| |
moedig, en hoezeer zij soms bijna geheel ten onder gebragt waren, herstelden zij zich weder om met moed eene worsteling te hernieuwen die eindelijk het schiereiland van zijne Fransche onderdrukkers zuiverde.
De Spaansche vrijheidskrijg is even merkwaardig door de geheime en sluimerende krachten die hij in beweging bragt, als door de uitkomst die hij opleverde. De geestelijkheid en de monniken die zoozeer het hunne hadden toegebragt tot de vernedering der oude monarchie werden ijverige verdedigers der onafhankelijkheid, zij bliezen het vuur des opstands aan, en gingen het volk in dapperheid en volharding voor. Van den anderen kant gaf het monarchale Spanje aan het Europeesch vasteland weder het eerste voorbeeld van de liberale constitutionele beginselen, die op hetzelve door Napoleon waren uitgedoofd. De Cortes, die het bestuur in naam van Ferdinand VII aangrepen, gevoelden hunne waarde en roeping als vertegenwoordigers des Spaanschen volks, en toonden dat zij niet alleen voor den troon maar ook voor de nationale vrijheid den strijd volhielden. Het kan waar zijn, dat zonder Engelsche hulp en de krijgsbekwaamheden van eenen Wellington Spanje eindelijk zoude bezweken zijn: deszelfs ondergang ware niettemin roemrijk geweest, terwijl Portugal voorzeker spoedig zonder noemenswaardigen tegenstand de prooi van een overmagtigen overwinnaar zoude zijn geworden.
Een Engelsch schrijver, Archibald Alison, heeft met eene groote uitvoerigheid de geschiedenis van Europa, van 1789 tot 1815 behandeld, hij omvat dus geheel het allergewigtigst tijdvak der nieuwere historie van het begin der Fransche omwenteling, tot aan het herstel der Bourbons na den slag van Waterloo. De geschiedenis van het Spaansche schiereiland van 1807 tot 1814 maakt daarvan een belangrijk deel uit, waarin men alles te zamen vereenigd vindt, de staatkundige- en krijgsgebeurtenissen, den toestand der landen en de gemoedsgesteldheid der inwoners, de woelingen der partijen, de handelingen en besluiten der Cortes, de vestiging der constitutie van 1812, den partijgangers-oorlog der Guerillas, en het patriotiek gedrag der geestelijken en monniken, die de bitterste vijanden der Franschen waren. Geene der bronnen, die hieromtrent Alison ten dienste stonden, zijn door hem over het hoofd gezien.
Men vindt door hem eene geheele reeks van Engelsche, Fransche, Spaansche en Duitsche schrijvers aangehaald, zooals Southey, Napier, Lord Londonderry, Thibaudeau, de Pradt, Jomini, Capefigue, les Victoires et Conquêtes des Français, Foy, Torreno, Hardenberg en Venturini met nog vele anderen; zelfs de parlementsdebatten van Engeland werden door hem met vrucht geraadpleegd.
Het is jammer dat de generaal Foy zijne zoo meesterlijk begonnen taak van de Histoire de la Guerre de la Péninsule niet mogt ten einde brengen, hetgeen hij daarvan leverde, doet om deszelfs voortreffelijken stijl en behandeling het gemis van het overige te levendiger gevoelen. Het is als een schoon voorportaal, waarvan, door den onverwachten dood des bouwmeesters, het hoofdgebouw is onvoltooid gebleven.
Het werk van Alison stelt ons voor dit gemis in vele opzigten schadeloos. Hoezeer in een Engelschen zin en geest geschreven, kan het echter op onpartijdigheid en naauwkeurige uiteenzetting der gebeurtenissen aanspraak maken. Het doet aan de dapperheid der Fransche troepen zoo wel als aan die der Engel- | |
| |
sche soldaten volkomen regt wedervaren. De wanhoop de vertwijfeling en de volharding der Spanjaarden wordt er voortreffelijk in geschilderd. Hoe zeer hij de veldheers-talenten van Wellington overal op het sterkst doet uitkomen, ziet hij die van de Fransche legerhoofden, zoo als Massena, Suchet en Soult, niet voorbij, en geeft aan den snellen winterveldtogt van Napoleon den lof, dien hij uit een krijgskundig standpunt verdient. Volgens Alison zouden de moorden en wreedheden, door de Fransche soldaten jegens de inwoners van sommige steden en streken van Spanje en Portugal gepleegd, zelfs op order van het hoofdkwartier zijn geschied. Het kan waar zijn, en dit is dan een vlek te meer op eene natie die zich reeds lang als de beschaafdste van Europa heeft willen doen doorgaan; maar zouden die wreedheden soms ook wel niet het gevolg hebben kunnen zijn van de sluipmoorden, aan Fransche militairen gepleegd, die men tot afschrik op eene bloedige wijze heeft willen straffen?
Nergens dan in Spanje verkreeg de oorlog meer het karakter van een volksopstand voor onafhankelijkheid en tegen vreemde overheersching, en het was daarom, dat de Fransche legers dit land nimmer konden overmeesteren: waar het volk in massa tegen vreemde onderdrukkers opstaat, schieten eindelijk krijgskunde, overmagt, en de dapperheid van den soldaat te kort, zij moeten bezwijken voor eenen tegenstand, die nimmer rust en verademing toelaat.
Echter had Wellington zich dikwijls over de ongeregelde en slappe medewerking der Spanjaarden en vooral der Portugezen te beklagen, zelfs over hunne achterdocht en soms geheimen tegenstand aan zijne krijgskundige maatregelen. Doch kon dit wel anders bij eene natie die bij al haren gloeijenden haat tegen vreemde verdrukking haren oorspronkelijken trots en traagheid niet kon afleggen, en dikwijls met wangunstige blikken de magt en bekwaamheid harer bevrijders en bondgenooten moest aanzien?
De verdienstelijke vertaler van dit belangrijk gedeelte van het werk van Alison, de heer G. Kuijper, Hz. heeft aan onze geschied- en krijgskundige litteratuur eene gewigtige dienst bewezen, en aan alle liefhebbers der hedendaagsche geschiedenis een aangenaam geschenk geleverd, terwijl het voor den militairen stand eene hoogst leerzame lectuur uitmaakt.
Alison moge in het strategische, in zijne beschrijving van de krijgstogten, belegeringen, gevechten en veldslagen, de meesterlijke voorstelling, die den man van het vak, zoo als den generaal Foy, kenmerkt, niet bezitten; hij moge den schilderachtigen stijl, het aanschouwelijke in het verhaal, zoo als Thiers in zijne Histoire du Consulat et de l'empire, die zoo zeer in het descriptieve der krijgsoperatiën uitmunt, niet op zijde komen; naauwkeurige uitvoerigheid kenmerken hem overal, en daarom is zijne Geschiedenis van Europa van 1789-1815 voor den krijgsman even als voor den staatkundige en geschiedonderzoeker van groote waarde, zoodat wij wenschen dat de vertaler en de uitgevers de heeren Broese en Comp. in staat mogen gesteld worden om het geheele werk, waarvan wij een zoo voortreffelijk gedeelte ontvingen, in onze taal over te brengen.
Spanje en Portugal waren onder de lezing van Alison's Geschiedenis de voorwerpen van ons medelijden en onze bewondering tevens. Hunne bevrijding wekt bij den lezer de aangename gewaarwording op, van het geweld en de overmagt voor de regtvaardige zaak der nationale onaf- | |
| |
hankelijkheid het onderspit te zien delven. Zij konden met het overige Europa in 1814 en 1815 het feest hunner verlossing van de Fransche heerschappij vieren.
Maar evenmin als Europa hebben zij rust geluk en welvaart genoten. Overal, en hier voornamelijk is de kamp der tegenstrijdige beginselen, die het beschaafde menschdom in onzekerheid houdt, voortdurend met hevigheid blijven voortwoelen. Eene vrijheidszucht die zichzelve geen juist doel en bepaalde rigting bewust is, en daardoor ten speelbal der partijen, en heersch- en baatzuchtige leiders wordt, kampt daar onophoudelijk met zwakke onkundige of sluwe regeringspersonen, die zich zoo gaarne weder van een volstrekt gezag zouden meester maken, dat zij buiten staat zijn te handhaven, waardoor zij de waggelende troonen, zoo onbeduidend door ligtzinnige en onbedrevene vorstinnen bezet, in plaats van steun en onderschraging te geven die nog meer schudden en schokken; terwijl eene uitgeputte staatskas en hoogopgevoerde belastingen het volk en de regering met ellende en ondergang dreigen. Dat Europa en vooral Nederland zich aan den toestand van Spanje en Portugal spiegelen, en het waarschuwend en leerzaam voorbeeld dat zij opleveren, vooral voor ons en onze Staatsdienaren niet onopgemerkt moge voorbijgaan, indien dezen zich de moeite willen geven, eens hierop hunne aandacht te vestigen!
Oct. 1847.
|
|