ook uwe meening is, dat men de staatkundige slavernij, die schier algemeen geworden is, aan de geleerden en letterkundigen moet toeschrijven, aan den onzaligen maatschappelijken toestand, waardoor ook zij van de barmhartigheid en de ontferming der regeringen afhankelijk zijn?
(NB. De geleerden en hooggeleerden in ons lieve vaderland, zullen zich bij deze vergelijking, als volstrekt onafhankelijk, onuitsprekelijk gelukkig gevoelen, of....?)
Hebben zij niet door laffe loftuiting, door een uitstekend talent, helaas te veel gewaarborgd, het bestuur op nieuw bedorven? - Is de dubbele verdrukking, de stoffelijke van den arme, en de zedelijke van den geleerde, geen gevolg van onze zoo hooggeroemde staatkundige instellingen? Kunstenaars, letterkundigen, wiskunstenaars, natuurkundigen! wanneer ge niet van honger wilt omkomen, moet ge u aan de regering met lijf en ziel verkoopen. (NB. Hoe benijdenswaardig is hier uw lot, geleerde en kunstbeoefenende landgenooten, bovenal als ge leden zijt van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, of...?)
Want de geleerde wordt in den regel niet, zoo als de oudste zoon des konings, met twaalf millioen op de civiele lijst geboren, of zoo als de jongere zonen met eene toekomst van vijfmaal honderdduizend franken, die later een millioen waardig zijn. - Als men het niet zeer luide heeft gezegd, ten aanhoore van getuigen, driemaal achter elkaâr, met de handen op de borst gekruist: dat men zijn koning zeer sterk bemint en huldigt boven alles - dan - geen academische leerstoel, geen inspecteurspost, geen buitenlandsche zending, geen rood lintje aan het knoopsgat, geen leuningstoel in de academie, geene opzienerspostjes over boekerijen, schilderijen en beelden, geen pensioen naar de onvoorziene uitgave op het budget! - Niets van dat alles!! Als gij uwen koning niet boven alles bemint en huldigt, en wie hem ter zijde staan meteen, zal het u zelfs van hooger hand verboden worden door den grootmeester der Universiteit, die zelf een ezel kan zijn, om uwe wetenschap, uwe letterkunde, uwe wijsbegeerte, openbaar te onderwijzen. - Gij zult op uw talent insluimeren, als op eenige goudstaven die weggeborgen zijn in een grooten koffer, met driedubbel slot. - Als in Frankrijk een geleerde, een degelijk letterkundige, een kunstenaar, zich niet wil vernederen om de lakkei van den koning of zijn' minister te worden, dan is hij, op zijn hoogst genomen, een slaaf, een heloot, of nog minder. - Is dat niet, Arago! de ware oorzaak, de eenige oorzaak, waardoor de geleerde wereld nederknielt aan de voeten van het wereldlijk bestuur, of moeten wij met u die oorzaak bij de sterren gaan zoeken? Neen, zij ligt veeleer in dien slijk- en modderpoel van maatschappelijk bederf, welke ons terughoudt om eene schitterende toekomst tegemoet te snellen, zij ligt helaas! diep in de ondeugd zelve, zij is onherstelbaar, vrees ik, in onzen staatkundigen en maatschappelijken toestand geworteld.
(NB. Nederlandsche geleerden en letterhelden, hoe klopt u het hart, waar ge hier uwe voorregten, die ontelbaar zijn, in tegenstelling met deze schets optelt, of...?)
Wat u betreft, Arago! Gij hebt u door eene zeldzame en heldenmoedige poging weten los te rukken van dat vernederend slavenjuk, waaronder zoovele stoute geesten en edele karakters gebogen gaan; gij hebt verkozen om aan onze zijde te gaan, liever dan om u neder te vlijen aan de