| |
| |
[pagina t.o. 472]
[p. t.o. 472] | |
barbes
lamennais.
pagnerre.
cormenin.
duvivier.
audry de puriveau.
| |
[pagina t.o. 473]
[p. t.o. 473] | |
flocon.
lacordaire.
albert.
guinard.
david (d'angers.)
beranger.
| |
| |
| |
Kronijk van den dag.
Mei.
Binnenland. - In de zitting der Tweede Kamer van den 28sten Maart maakte de heer Corver Hooft de aanmerking, dat de uitdrukkingen van den president-minister Schimmelpenninck, volgens welke hij eene gewijzigd Britsche constitutie wenschte ingevoerd te zien, voor verschillende opvattingen vatbaar waren. De toenmalige minister liet deze aanmerking onbeantwoord. Het ware voor Nederland wenschelijk geweest, dat hij toen had verklaard, welke instellingen uit het verwarde zamenstel van ten deele nog uit de middeleeuwen afkomstige privilegiën, regten, wetten en gewoonten, waaruit de zoogenaamde Engelsche constitutie bestaat, hij wenschte te zien overnemen. Als dan zou het terstond zijn gebleken, dat de goedkeuring, waarmede men zijne eerste redevoering had opgenomen, het gevolg van een misverstand was geweest, en zou er geene kostbare maand tijds nutteloos verloren zijn gegaan. De tijd behoorde voorbij te zijn dat staatslieden het volk en deszelfs vertegenwoordigers met dubbelzinnige uitdrukkingen zoeken op te houden. De heer Schimmelpenninck en zijn ambtgenoot Nepveu hebben na hunne aftreding hunne wijze van zien door middel van brochures, in den vorm van brieven aan den koning, openbaar gemaakt. Het is inderdaad onbegrijpelijk, hoe de heer Schimmelpenninck ooit heeft kunnen verwachten, dat de wijziging der Grondwet met zijne gedachten zou overeenstemmen. Beide schrijvers gelaten zich in het ontwerp der commissie de gemaskeerde republiek te vinden. De mannen des behouds schijnen alzoo in hunne laatste verschansing terug te trekken en het woord republiek te willen kiezen als een alarmkreet, om door het schrikbeeld, dat het oproept (want zij stellen republiek en anarchie gelijk), iedereen te doen terugdeinzen, die eene hervorming der staatsinrigting verlangt, hoewel de noodzakelijkheid en onvermijdelijkheid daarvan reeds jaren lang is gebleken. Het is van eenig belang deze tactiek te doen opmerken, daar het wel te verwachten
is dat nu ook door anderen, wanneer het ontwerp der gewijzigde Grondwet in behandeling komt, die veranderingen, welke zij niet verlangen, bestreden zullen worden met de bewering dat zij de strekking hebben om naar de republiek te voeren. De thans voor Nederland ontworpene constitutie heeft de meeste overeenkomst met die van België, welks bevolking, anders wel niet bijzonder rustig, in dezen tijd met die instellingen algemeen kalm is gebleven en getoond heeft geene republiek te willen. Niet het aannemen, maar het hardnekkig onthouden van liberale instellingen, hetzij door
| |
| |
gezag of list, is het middel om eene monarchie in eene republiek te doen overgaan.
Het was in de zitting der Tweede Kamer van den 11den Mei, dat de heer Schimmelpenninck verklaarde, dat, ten gevolge der oneenigheid van het ministerie ten opzigte der Grondwets-herziening, een gedeelte der ministers zou moeten aftreden. Een korten tijd bleef het onzeker of de liberale of wel de behoudende partij het veld zou moeten ruimen. De beslissing onthief de ware vrienden des vaderlands van eene ernstige bekommering. De heeren Schimmelpenninck en Nepveu traden af. In de zitting van den 13den maakte de heer Donker Curtius bekend, op welke grondslagen hij en zijne ambtgenooten het nieuwe staatsgebouw zouden trachten te vestigen. Zijne redevoering, door alle dagbladen medegedeeld, is algemeen bekend. In de volgende dagen werden door den koning tijdelijke benoemingen gedaan voor de vacante portefeuilles. Mr. J.M. de Kempenaer werd benoemd tot minister van Binnenlandsche Zaken, welk departement tot nog toe door den heer Luzac, tevens met dat van Hervormde Eeredienst was waargenomen; daarna de generaal majoor J.H. Voet voor Oorlog, en de baron A.A. Bentinck voor Buitenlandsche Zaken, terwijl de heer P.A. Ossewaarde, raad-adviseur bij Financiën, tijdelijk met de functiën van minister werd belast. Thans houdt het ministerie zich met ernst bezig met de voorbereidende werkzaamheden tot indiening der wijzigingsontwerpen bij de Staten-Generaal. De wijze, waarop deze door dat ligchaam zullen worden beschouwd en behandeld, is voor Nederlands toekomst van het hoogste belang. Een aantal adressen en petitiën uit alle oorden des lands leveren onmiskenbare blijken van de vurige belangstelling der ingezetenen in dit hoogst gewigtige onderwerp, en ontnemen allen grond aan het voorwendsel dat de natie onverschillig zou zijn voor hare staatkundige belangen en burgerlijke regten.
Frankrijk. - De gebeurtenissen van Februarij hadden de geheele verwijdering van troepen uit Parijs ten gevolge gehad, en eene sterke partij onder de bevolking toonde zich zeer ontevreden over het voornemen der bewindslieden om de hoofdstad weder van eenige bezetting te voorzien. De voorloopige regering volhardde echter bij haar besluit en poogde de vijandige stemming des volks ten aanzien van het leger weg te nemen door het vieren van een zoogenaamd verbroederingsfeest. Detachementen van verschillende wapenen, benevens de gewone en de mobiele nationale garde, stonden langs straten en kaden geschaard, en nadat de leden van het bewind op eene verhevenheid hadden plaats genomen en Arago, als minister van oorlog, eene aanspraak had gerigt aan de verzamelde hoofdofficieren, werd door dezen de eed van trouw afgelegd, en daarna had, onder het aanhoudend lossen van het geschut, het uitdeelen der nieuwe republikeinsche vaandels plaats. Eene proclamatie der regering, bij deze gelegenheid uitgevaardigd, gaf breed op van de heerlijke gevolgen van dit verbroederingsfeest en van de welvaart, welke de republiek thans te gemoet ging. Eenen geheel tegenstrijdigen indruk maakte echter bijna gelijktijdig de uitschrijving eener belasting op de hypotheken, welke, naar men berekende, 120 millioen zou opbrengen.
Weinige dagen later begonnen de verkiezingen voor de nationale vergadering. Te Parijs namen de lagere standen bijna geen deel daaraan; zij schenen voor de uitoefening hunner staatsburgerlijke regten zeer onverschillig te zijn. Reeds vooraf
| |
| |
was daaruit op te maken dat de verkiezingen in de hoofdstad in eenen gematigden geest zouden uitvallen, en dit bleek ook bij de eindoptelling der stemmen, welke met zekere plegtigheid werd verrigt, het geval te zijn. Evenwel waren al de leden der voorloopige regering gekozen, ook Ledru-Rollin, die echter eerst de vierentwintigste op de lijst was, terwijl Lamartine de eerste plaats innam. Ook in de departementen behoorden de verkozene afgevaardigden over het algemeen tot de gematigde republikeinen. Zeer groot was bij dezen afloop der verkiezingen de verbolgenheid der heethoofden, die thans als roode republikeinen of republikeinen van den vorigen dag, van de gematigden, blaauwe of republikeinen van den volgenden dag onderscheiden werden.
Te Parijs hadden de verkiezingen zonder ongeregeldheden plaats gehad; in de departementen was dit niet overal het geval geweest; in sommige steden, inzonderheid te Rouaan en Limoges, hadden zelfs zeer ernstige onlusten plaats gehad.
Te Rouaan verlangde de partij der ultra's de verkiezing van den regeringscommissaris Deschamps door te drijven, en sloeg, toen dit haar niet gelukte, weldra tot geweld over. De ongeregeldheden begonnen met beleedigingen door een troep gepeupel aan de nationale garde aangedaan. Van het plein verdreven, waarop dit tooneel plaats had, verspreidde deze bende zich door de geheele stad en bragt haar in eene opschudding, waarvan de misnoegden gebruik maakten om barricaden op te rigten en op de wachthuizen der nationale garde aan te vallen. De menigte werd echter overal teruggeslagen en tegen den avond was de stad weder rustig. Dit geschiedde op den 27sten April. Den volgenden dag hervatten echter de oproerigen hunne pogingen en zwichtten niet voordat de barricaden met grof geschut waren nedergeschoten en in een bloedig gevecht tegen de nu oprukkende linietroepen aan beide zijden een aantal dooden waren gevallen.
Te Limoges was een voormalig lid van de Kamer der Gedeputeerden, Tixier, benoemd. Eene deputatie der ultra's eischte van hem, dat hij van deze benoeming zou afzien, maar de heer Tixier achtte het zijnen pligt hieraan geen gehoor te geven. De volksmenigte maakte zich hierop van de stembussen meester, vernielde de biljetten, ontwapende de nationale garde en benoemde een voorloopig bewind, welks eerste maatregel daarin bestond, dat het den gegoeden burgers eene willekeurig omgeslagene belasting van 750,000 francs oplegde. Dit revolutionnaire bewind hield zelfs nog eenigen tijd stand nadat de stad omringd was door de troepen, welke, nadat de nationale vergadering was geconstitueerd, tegen haar waren gezonden.
Het was op den 4den Mei dat de opening dezer constitueerende vergadering plaats had. Nog voor deze gebeurtenis had de provisionele regering het gewigtige besluit genomen tot afschaffing der slavernij in de koloniën, evenwel voor de vergadering het bepalen der schadevergoeding aan de slavenbezitters overlatende. Van deze en andere even gewigtige en in de hoogste staatsbelangen ingrijpende maatregelen zou de provisionele regering thans verantwoording moeten doen. Zij begaf zich in statigen optogt naar het paleis Bourbon, waar een groot aantal leden der nationale vergadering in de zaal vereenigd was. De plegtigheid van dezen openingsoptogt had zeer weinig dat haar van dergelijke ceremoniën onder monarchale regeringen onderscheidde, en hoewel de leden der regering te voet gingen, lieten zij zich toch door hunne rijtuigen volgen, waar- | |
| |
onder dat van Ledru-Rollin bijzonder prachtig was. De eenige inderdaad opmerkelijke omstandigheid bij dezen optogt was, dat de nationale garde duidelijk hare weinige ingenomenheid liet blijken met haren opperbevelhebber, den generaal Courtais, wiens gezindheid zij toen reeds scheen te wantrouwen.
In deze eerste zitting der nationale vergadering konden nog geene zaken worden behandeld. Nadat Dupont eene korte aanspraak had gehouden, en een voorstel om de leden der vergadering den eed van trouw aan de republiek te doen afleggen was afgewezen, op grond, dat in den laatsten tijd reeds al te veel misbruik was gemaakt van politieke eeden, scheidde de vergadering zich in afdeelingen tot het onderzoek der geloofsbrieven, waarvan de uitslag in de namiddagzitting werd bekend gemaakt.
De tweede zitting leverde niet veel belangrijks op. Daarin werd de heer Buchez tot voorzitter benoemd, doch slechts voor ééne maand. In de derde zitting bleek eerst meer de geest der vergadering, dewijl ook de benoemingen der ondervoorzitters in den zin der gematigde partij uitvielen. Het was ook in deze zitting dat de provisionele regering verzocht werd verslag te doen van den toestand des lands. Dupont wenschte het doen van dit verslag aan zijnen ambtgenoot Lamartine op te dragen, en met toestemming der vergadering nam deze heer daarop het woord, en gaf in eene welsprekende redevoering eene schets van den loop der gebeurtenissen en de vestiging der republiek, waarbij hij niet verzuimde de toekomst met schoone kleuren af te schilderen. Na deze redevoering begonnen de ministers afzonderlijk verslag van hunne handelingen te doen. Onderscheidene leden der vergadering waren voornemens geweest aanmerkingen te maken op sommige maatregelen der provisionele regering, maar de geestdrift, welke Lamartine door zijne redevoering had opgewekt, was zoo groot, dat zij geene gelegenheid hadden om hun voornemen ten uitvoer te brengen. Niet alleen over het gewigtige punt van de verantwoording der provisionele regering werd alzoo driftig heen gestapt, maar ook de hoofdvraag van den toekomstigen regeringsvorm, welke eigenlijk nog beslist had moeten worden, werd zonder beraadslaging of stemming afgedaan. Bij acclamatie werd de republikeinsche regeringsvorm als wettig aangenomen en nogmaals uitgeroepen, waartoe de leden der vergadering zich gezamenlijk op het balcon van het paleis begaven. De proclamatie, bij die gelegenheid afgelezen, was van den volgenden inhoud:
De nationale vergadering, de getrouwe tolk van de gevoelens der natie, welke haar heeft benoemd, verklaart, alvorens hare werkzaamheden te aanvaarden, in naam van het Fransche volk en ten aanhoore der geheele wereld, dat de republiek, die op den 24sten Februarij 1848 is geproclameerd, de regeringsvorm voor Frankrijk is en steeds zal blijven. De republiek, welke Frankrijk begeert, heeft tot zinspreuk: Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap. In naam van het vaderland bezweert de constitueerende vergadering alle ingezetenen, welke staatkundige gevoelens zij ook belijden, om vroegere vijandschap en verdeeldheid te vergeten en slechts één gezin uit te maken. De dag, welke de volksvertegenwoordigers vereenigt, is voor alle burgers een feest van eendragt en broederschap. Leve de republiek!
In deze zitting had het verslag van den minister van Financiën niet ten einde kunnen gebragt worden; dit geschiedde
| |
| |
in eene volgende. De openingen, welke Gàrnier-Pagès van den staat der zaken gaf, waren gunstiger dan men na eenen tijd van gedeeltelijke regeringloosheid zou verwacht hebben. Volgens zijne verklaring zou zelfs de omwenteling Frankrijk van een staatsbankroet hebben gered. Na de verslagen over Oorlog, Marine en Openbare Werken, nam Lamartine nogmaals het woord en wekte door zijn verslag over de buitenlandsche zaken wederom in hooge mate de geestdrift der vergadering op. Daarna begon de beraadslaging over de benoeming eener commissie, aan welke het uitvoerend bewind zou worden opgedragen. Een voorstel van den afgevaardigde Dornès gaf tot eene hevige opschudding aanleiding. Na het bedaren daarvan besloot de vergadering tot eene dankbetuiging aan de leden der nu afgetreden provisionele regering. Aldus had Dornès gedeeltelijk zijn doel bereikt, maar de benoeming eener commissie, waarin ook Ledru-Rollin zou worden opgenomen, kon hij vooreerst niet doordrijven. Naauwelijks was deze zaak zoover afgehandeld, of de bekende ultra-republikein Barbès begon in de heftigste uitdrukkingen over het voorgevallene te Rouaan te spreken, doch zonder ander gevolg, dan dat hij de meerderheid der vergadering nog sterker tegen zijne partij innam.
Over de benoeming eener nieuwe regering werden in de volgende zitting heftige en verwarde redewisselingen gehouden. Na het verwerpen van verschillende voorstellen werd dat van Dornès, namelijk om eene commissie van vijf personen uit de leden der afgetredene provisionele regering te benoemen, weder opgevat en thans aangenomen, doch eerst des anderen daags had de verkiezing dezer commissie plaats, waarbij de heeren Arago, Garnier-Pagès, Marie, Lamartine en Ledru-Rollin benoemd werden. Verschillende aangelegenheden kwamen daarna nog ter sprake; het gewigtigste was de bepaling van eenen dag, waarop de bewindslieden inlichtingen zouden geven aangaande hunne staatkunde ten aanzien van Polen en Italië.
De regeringscommissie benoemde nu spoedig ministers voor de bijzondere departementen ten getale van tien, over welke vermeerdering, dewijl vroeger acht reeds te veel werd geacht, menige aanmerking werd gemaakt, schoon de benoemingen zelven vrij algemeen genoegen gaven. Louis Blanc en Albert bleven thans van alle bewind uitgesloten.
In eenige der zittingen, welke die, waarin de gewigtige verklaringen ten opzigte van Polen en Italië zouden gegeven worden, nog voorafgingen, werd eene commissie van achttien leden benoemd om het ontwerp eener constitutie op te stellen. Daarna werd ook besloten om de geheele vergadering te scheiden in zestien bijzondere commissiën tot onderzoek der algemeene aangelegenheden, terwijl elk afgevaardigde zou kunnen verklaren tot welke commissie hij wenschte te behooren. De meerderheid was van oordeel dat deze commissiën zeer wel naast de afdeelingen konden bestaan en van veel nut zouden zijn om de vergadering spoedig in te lichten.
Aldus naderde de gewigtige dag, waarop waarschijnlijk over de vraag van vrede of oorlog zou worden beslist, dewijl alsdan de zaken van Polen en Italië zouden ter sprake komen. De stemming der bevolking van Parijs was onrustbarend genoeg. Niet alleen onder de lagere maar ook onder de meer gegoede standen was men ontevreden over het gedurig uitstellen van het groote feest, dat bij de opening der nationale vergadering zou
| |
| |
gevierd zijn geworden, en hetwelk de bewindslieden thans onbepaald schenen te willen verschuiven. De ontevredenen namen zelfs zulk eene dreigende houding aan, dat het niet vreemd was geheime bedoelingen bij hen te onderstellen. De Regering was blijkbaar beducht voor opschuddingen en wenschte de aanleiding daartoe te vermijden door het verschuiven van het feest; de volgende dag bewees dat de bezorgdheid niet ongegrond was geweest.
Op maandag den 15den Mei verzamelden zich de leden der clubs op het plein der Bastille, volgens hun reeds vroeger aangekondigd voornemen om eene demonstratie ter gunste der Polen te doen. Weldra was het geheele plein opgepropt met eene menigte volks, gedeeltelijk tot het uitschot der maatschappij behoorende; en toen men wist dat de nationale vergadering geopend was, trok deze geheele bende naar het paleis Bourbon. Aldaar waren intusschen de beraadslagingen begonnen en had, na eene redewisseling over de Italiaansche zaken, de afgevaardigde Wolowski het woord genomen over den toestand van Polen. Het gerucht der volksmenigte in den omtrek van het gebouw nam echter zoodanig de overhand, dat de spreker niet kon voortgaan, en weldra werd de geheele vergadering met schrik vervuld door het berigt van een der questoren, die van buiten kwam en aankondigde, dat hij voor de veiligheid der vergadering niet meer kon instaan, daar de bevelhebber der mobiele nationale garde weigerde het volk af te weren. Kort daarop drong de menigte inderdaad de zaal binnen en maakte door een geducht rumoer alle geregelde behandeling van zaken onmogelijk. De afgevaardigden bleven echter grootendeels bedaard en protesteerden met waardigheid tegen het geweld, dat men de vergadering aandeed. Langer dan een uur had deze opschudding geduurd eer het iemand van diegenen, die het woord wilden nemen, kon gelukken zich te doen verstaan. Eindelijk las Raspail, een der indringers, in weerwil der vergadering, eene petitie ter gunste der Polen voor, en daarna eischte de bekende Blanqui, als ultimatum des volks, dat de vergadering terstond den oorlog ter gunste der Polen zou verklaren, de moordenaren van Rouaan te regt stellen en maatregelen nemen om het lot der arbeidende klassen te verbeteren. Het razen en tieren werd daarop hervat, totdat een valsch, misschien opzettelijk alarm, dat eene galerij instortte, de meeste afgevaardigden en andere aanwezigen de zaal met schrik deed verlaten.
Thans meester gebleven verklaarden de hoofden der oproerigen, bij monde van zekeren Hubert, de nationale vergadering voor ontbonden, en nadat Blanqui nog had uitgeroepen dat men de rijken eene belasting van duizend millioenen zou opleggen, begaven zij zich naar het stadhuis om een nieuw provisioneel bewind te benoemen. Dit bewind werd ook inderdaad afgekondigd en bestond uit de meest bekende ultrarepublikeinen benevens Ledru-Rollin, Louis Blanc en Albert. Het plan dezer lieden om zich van het gezag meester te maken werd echter door de beradenheid van Lamartine verijdeld, die, zoodra de vergaderzaal ontruimd was, zich daar wederom met een honderdtal afgevaardigden vereenigde en maatregelen nam om het oproer te dempen. De nationale garde, spoedig in de wapens gekomen, omsingelde het stadhuis, en de hoofden der beweging werden spoedig genoodzaakt om zich over te geven. In den avond kwam de nationale vergadering wederom bijeen, en nam het besluit om
| |
| |
als aanleggers van den opstand ook de afgevaardigden Barbès en Albert, benevens den generaal Courtais, die blijkbaar met de oproerigen gemeene zaak had gemaakt, geregtelijk te doen vervolgen. Het bleek terstond dat deze beweging de uitvoering van een te voren beraamd plan moest zijn geweest, waarin zelfs onderscheidene bewindvoerende personen betrokken waren, onder anderen de afgevaardigde en prefect van policie Caussidière, die het raadzaam achtte onmiddellijk zijn ontslag te nemen.
Op zondag den 21sten Mei werd het aangekondigde feest evenwel gevierd. Een optogt waaraan ongeveer 300,000 personen deelnamen, trok door de voornaamste straten naar het Mars-veld, waar op eene ontzaggelijk groote schaal toebereidselen voor plegtigheden en volksvermaken waren gemaakt. In den stoet trokken vooral de praalwagens met zinnebeeldige voorstellingen van verschillende beroepen het oog, en de illuminatiën en vuurwerken, waarmede het feest werd besloten, werden geroemd als het luisterrijkste wat iemand ooit van dien aard had gezien. Het reusachtige standbeeld der republiek, waarvan te voren veel ophef was gemaakt, werd daarentegen, wat de kunstwaarde betrof, ver beneden de verwachting gevonden. Geene rustverstoringen of onheilen had Parijs dien dag te betreuren.
Te Lyon gaven de gebeurtenissen van den 15den tot ongeregeldheden in het door fabriekarbeiders bewoonde gedeelte der stad aanleiding, welke de policie door eenige arrestatiën poogde te stuiten. Deze maatregel had echter het ongelukkige gevolg van een volslagen oproer te doen uitbarsten, het welk de reeds zoo dikwijls geteisterde stad met nieuwe rampen dreigde. Gelukkig werd nog de orde hersteld zonder tot uiterste middelen de toevlugt te nemen.
De zittingen der nationale vergadering onderscheidden zich in het eerst door zulk eene onstuimigheid en verwarring, dat dit ligchaam zich door deszelfs eigene verdeeldheid scheen te zullen oplossen, ten minste in de onmogelijkheid te stellen om iets tot stand te brengen, doch later schijnen de meeste leden het verkeerde dezer drift te hebben ingezien en merkt men in de discussiën, hoewel nog hartstogtelijk en ongeregeld genoeg, reeds meer orde en bedaardheid op. Eene steeds scherper wordende verdeeling in verschillende partijen wordt echter insgelijks met bekommering waargenomen.
Duitsche staten. - Terwijl Pruissen, de aanspraken van Duitschland handhavende, de Denen uit Sleeswijk verdreef, en de vijandelijke maatregelen van Denemarken tegen den Duitschen handel beantwoordde door ook in Jutland te dringen; terwijl verder door geheel Duitschland eene verwarring en regeringloosheid heerschten, waarvan in de geschiedenis geen voorbeeld bestaat, werden tevens pogingen aangewend om den grondslag te leggen voor instellingen, waarop men de welvaart van Duitschland voor de toekomst hoopt te vestigen. De daarmede belaste commissie maakte een ontwerp voor de staatsregeling van Duitschland als eene eenheid openbaar. Daarbij zou de zelfstandigheid der afzonderlijke staten gewaarborgd worden, maar in zoo verre beperkt, dat aangelegenheden van internationaal of algemeen belang door het algemeene Rijksbestuur zouden behandeld worden. Dit bestuur zou bestaan uit eenen erfelijken keizer, te Frankfort gevestigd, en twee kamers; het Hoogerhuis zou zamengesteld zijn uit de regerende vorsten, afgevaardigden der vrije steden en rijksraden, het Lagerhuis uit
| |
| |
afgevaardigden van het volk. Verder zou een rijksgeregtshof te Neurenberg worden gevestigd, en eindelijk zouden eenige algemeene bepalingen worden vastgesteld, welke in de constitutiën van alle afzonderlijke staten tot grondslagen zouden moeten strekken. De gedachte om eene nieuwe dynastie te vestigen vond terstond veel tegenspraak en afkeuring, en inderdaad scheen uit het ontwerp niets anders op te maken dan dat de nieuwe Duitsche keizer slechts eene kostbare staatsiefiguur zou zijn. Voorshands gaf de voorbereiding eener zoogenaamde Duitsche eenheid in onderscheidene gewesten tot hooggaande onlusten aanleiding. In Posen, dat in een Poolsch en Duitsch gedeelte zou worden gescheiden, werd de tegenstand der Polen door eene bloedige slagting der opstandelingen gedempt. In Boheme staan voortdurend twee nationale partijen tegen elkander over; de Czechen beschouwen de Duitschers als indringers en dreigen de inlijving van het land hunner woning in het nieuwe Duitsche rijk met geweld te beletten.
De taak der permanente commissie van het Voorparlement is thans geëindigd; het Duitsche parlement heeft zich te Frankfort reeds geconstitueerd, en daarmede heeft de voorheen zoo invloedrijke bondsvergadering al hare magt verloren, waarvan toch ook in den laatsten tijd slechts een schijn was overgebleven.
De Oostenrijksche monarchie schijnt op het punt om geheel uiteen te vallen; de Italiaansche gewesten moeten in alle gevallen als voor Oostenrijk verloren worden beschouwd, en Boheme, Gallicië en Hongarije kunnen alleen door het onmiddellijk toestemmen van alle vorderingen worden weêrhouden van zich geheel van het keizerlijke gezag te ontslaan. Weldra misschien zal Oostenrijk alleen tot de erflanden en Tyrol beperkt zijn, en zelfs is het twijfelachtig of deze den naam van keizerlijk zullen blijven voeren. De constitutie, in het laatst van April uitgevaardigd, scheen in het begin de bevolking tevreden te stellen, maar later werden door dezelve gedurig nieuwe eischen gedaan, welker inwilliging zoo weinig vermogend was om de rust in de hoofdstad te verzekeren, dat de keizer, misschien voor zijne veiligheid beducht, onverwacht het besluit nam om Weenen te verlaten en zich, zoo het heette tot bevordering zijner gezondheid, naar Tyrol te begeven.
De schrik, welken deze onverwachte stap onder de bezadigde burgers van Weenen heeft te weeg gebragt en de vrees voor eene geheele regeringloosheid, geeft voor het oogenblik het aangeblevene ministerie eenen steun, waarvan misschien tot reactionaire maatregelen gebruik zal gemaakt worden.
Italiaansche staten. - De zaken van Italie zijn nog in geen opzigt tot eene beslissing gekomen, dan alleen in zoo verre dat de paus genoodzaakt is geweest om zijne wereldlijke magt geheel uit zijne handen te geven, daar hij anders niet had kunnen nalaten persoonlijk op te treden in den oorlog tegen Oostenrijk. De leiders der volksbeweging schijnen er echter prijs op te stellen, dat deze oorlog steeds door de pauselijke goedkeuring den naam van eenen heiligen strijd kan blijven dragen. Om deze reden dulden zij de eenigzins dubbelzinnige houding als vredestichter tusschen Oostenrijk en Italië, welke de paus voorzeker meent te moeten aannemen ten einde te verhoeden dat Duitschland zich geheel aan zijn kerkelijk gezag onttrekke.
|
|