hoorden, toen het bleek, dat de vrome man, die op ieder wat aan te merken had, en om er zichzelven bij te noemen, - en dan sprak hij eene groote waarheid, - meermalen verklaarde, dat hij een arme zondaar voor den Heer was, - met mama's bezitting had gespeeld, om zijne eigene berooide zaken weder in orde te brengen! - Lieve, beste vader! als men zulke dingen onder de eigene oogen beleeft, en zoo van nabij de
Farizeën van onzen tijd leert kennen, dan geloof ik, dat we allen moeten overtuigd zijn, dat de wereld in het booze ligt, en ik zoude haast de erfzonde van Adam en Eva af streng kerkelijk gaan verdedigen, maar dan in de eerste plaats in betrekking op die vrome menschen, die zichzelven wegens hunne regtzinnigheid voor uitverkorenen houden, en op anderen uit de hoogte neêrzien, even alsof zij alleen het ware geloof in pacht hebben. Gij weet, ik heb mijn Utrechtschen Seladon, van Groenendaal, een paar malen duchtig de les gelezen, toen de geestelijke man, als mijn zeer vleeschelijke Tartuffe, naar de verboden vrucht greep; maar, ik beloof het u, als ik mijn Groenendaaltje hier ooit ergens aantrof, ik zoude hem niet sparen, - en gij ook niet. - Wie denkt hier niet aan de wolven in schaapskleederen, die thans nog rondloopen, maar als de schaapsvacht wordt uitgetrokken, o! dan komt er zulk een leelijk beestje voor den dag!
Mama Weenink heeft zich bij haar verlies, en velen deelden hier en elders in haar lot, regt goed en Christelijk gehouden. Zij was eene der eersten, die, uit eigen beweging, tot eene schikking wilde komen, om den ongelukkigen man niet ongelukkiger te maken. Ik hoor het de waardige vrouw nog zeggen: ‘Ja, wel een arme zondaar! God geve dat hij nu van zijne onverdragelijke verachting jegens anderen is genezen, en wat zachter leert te oordeelen.’
Zoo hebben we hier wonderlijke dingen beleefd, - de geldcrisis verdrong de revolutiën. Gedurende eenige weken hebben mijne ooren getuit van al die effectenzaken, van al die surplus', beleeningen, enz. Men kon het de lieden op straat op het aangezigt zien, als er weêr van nieuwe faillissementen werd gesproken. 't Is nu, meen ik, zoo wat afgedaan, en de storm is voorbij, maar dit vrees ik, dat mijn brave, cordate, eerlijke Weenink, die dagelijks verwacht wordt, met den orthodoxen quasi vriend, die zijne moeder zoo schandelijk bedroog, een hartig, ernstig woordje zal spreken, dat niet malsch zal afloopen.
Zie, waarde vader! nu heb ik u ook, op mijne wijze, wat nieuws, - 't is wel geen mooi nieuws, - medegedeeld. 't Is revenge voor uwe aardige beschrijving van Rusting's en Bastiaan's gesprek over Apollyon = Odilon. Ook ik vrees niet, dat de driekleurige vlag, ik bedoel de Fransche, vooreerst op den ouden kerktoren van Diepenbeek zal wapperen, evenmin als hier van den Dam of den Westertoren. We hebben het nog al zoo kwaad niet; ten minste hier in de groote stad gaat het alles op den ouden voet. De mislukte opstand heeft ons gerustgesteld aangaande den geest van het volk, en onaangezien de slechte tijden, koopen de dames bij Sinkel en Bahlmann en Koster hare voorjaarshoeden en kleedingstukken, en de heeren, denk ik, nemen ook hunne gewone amusementen; dat er menigeen zit te treuren, kan ook niet anders; maar ik geloof dat alles op de eene of andere wijze weder teregt zal komen, al begrijpen wij vrouwtjes ook niet, hoe het eigenlijk weêr te regt kan