| |
| |
| |
Kronijk van den dag.
April.
Binnenland. - Nederland heeft het begin van een gewigtig tijdperk doorleefd op eene wijs, die gegronde hoop doet koesteren, dat, hoewel wij ons naauwelijks mogen vleijen ons vaderland geheel verschoond te zullen zien blijven van den invloed der rampen, welke een ontembare revolutiegeest over Europa dreigt uit te storten en reeds werkelijk uitstort, het toch voor die uitersten zal bewaard blijven, welke in sommige landen reeds alle welvaart voor eenen geruimen tijd hebben vernietigd. Het gezond verstand en de goede gezindheid der bevolking hebben in dagen van spanning de rust en de orde bewaard en de pogingen van kwaadwilligen verijdeld; op nieuw is gebleken, dat eene redelijke vrijheid, geene bandeloosheid, datgene is wat de meer en meer ontwakende volksgeest verlangt.
In het laatst der vorige maand, terwijl, bij de toezegging eener ruime en liberale grondwetsherziening, de vorming van een ministerie in den geest van staatkundigen vooruitgang, door later volkomen opgehelderde omstandigheden, langer dan men verwacht had werd vertraagd, en de vorige ministers, met weerzin en openlijk verklarende dat zij reikhalzend naar hun ontslag uitzagen, op hunne posten bleven, heerschte er eene onzekerheid en spanning, welke aan onruststokers eene gunstige gelegenheid moest aanbieden. De aanstelling van den heer Donker Curtius tot Minister van Justitie vond wel algemeene goedkeuring; maar de kalmte kon niet terugkeeren eer het geheele ministerie was benoemd, en onbepaalde maar onrustbarende geruchten schenen dreigende onlusten te voorspellen. Inderdaad poogden onbekende booswichten van de stemming der gemoederen, welke zij verkeerdelijk voor hunne oogmerken gunstig achtten, gebruik te maken om in de hoofdstad eene oproerige beweging te doen ontstaan. Uitgestrooide briefjes riepen te Amsterdam de werklieden op, om op eenen bepaalden tijd op den Dam bij een te komen; doch toen een aantal nieuwsgierigen zich aldaar had verzameld, scheen hij, die zich waarschijnlijk tot volksleider had willen opwerpen, het niet raadzaam te achten zich te vertoonen. De menigte ging, misschien teleurgesteld, maar zonder opschudding uiteen, doch in een ander gedeelte der stad achtte een troep uit de heffe des volks de kans gunstig om ongestraft hunne baldadigheid en roofzucht bot te vieren. Zich hier en daar verspreidende begon deze bende vensterglazen in te slaan en te plunderen. Eene politieke kleur had deze beweging niet, vernielen en rooven bleek het eenige doel te zijn. Verscheidene zilversmidswinkels werden opengebroken en geplunderd, maar weldra werden deze ongeregeldhe- | |
| |
den gestuit door de onverschrokkenheid van den directeur der politie, de heer Provo Kluit, en de aan hem ondergeschikte ambtenaren, die later daarvoor bewijzen ontvingen van de
goedkeuring des konings en de erkentelijkheid hunner stadgenooten. Spoedig werden ook eenige punten door militaire magt bezet, en toonden de ingezetenen van alle standen hunne bereidwilligheid om tot herstel en handhaving der orde mede te werken. Een groot aantal burgers, die zich daartoe aanboden, werden als vrijwilligers bij de schutterij ingedeeld, en alle gevaar voor ernstige rustverstoring daardoor verhoed. Verscheidene plunderaars werden op heeter daad of later in hechtenis genomen, en eenige dagen daarna deed de politie, door militaire magt ondersteund, eene huiszoeking in een paar straten, ten einde de leden eener zoogenoemde communistische club, meerendeels uit vreemde werklieden bestaande, op het spoor te komen.
Niet gering was de ontsteltenis, welke de eerste en, gelijk altijd, overdrevene geruchten der ongeregeldheden te Amsterdam in de residentie veroorzaakten. Reeds eenigen tijd had aldaar het plan bestaan ter oprigting eener gewapende burgerwacht, om des noods tot beveiliging van personen en eigendommen mede te werken. Aan de verwezenlijking van dit plan werd nu met spoed de hand gelegd, en ook later is hetzelve, hoewel de rust ongestoord bleef, verder ten uitvoer gebragt, en de burgerwacht, ten minste gedeeltelijk, georganiseerd en gewapend. In verschillende andere steden werden voorzorgen van denzelfden aard genomen, en toonden zich de ingezetenen even bereidwillig om deze maatregelen te ondersteunen. Nergens werd echter eene ernstige poging tot rustverstoring aangewend, eene enkele stad uitgezonderd, waar briefjes werden uitgestrooid van gelijken inhoud als te Amsterdam, maar waar de toeleg om de bevolking door dit middel in beweging te brengen geheel mislukte. De houding, zelfs der geringste klassen, bleef zoo rustig, dat te Amsterdam de vrijwilligers, welke de wachtdienst der schutterij hadden gedeeld, met dankbetuiging weder daarvan werden ontslagen, hoewel zij, ten einde in onvoorziene omstandigheden wederom beschikbaar te zijn, gewapend bleven.
Het behoud dezer zoo gewenschte kalmte werd niet weinig bevorderd door de benoeming van een voorloopig ministerie, namelijk: graaf Schimmelpenninck president en minister van Buitenlandsche zaken en Financiën, de heer Luzac voor Binnenlandsche zaken en Hervormde Eerdienst, de heer Lichtenveld voor R.K. Eerdienst, de admiraal Rijk voor Marine en Koloniën, en de generaal Nepveu voor Oorlog. Terstond na deze benoeming verschenen de nieuwe ministers in de Tweede Kamer, met uitzondering van den toen nog afwezigen minister van Oorlog, en ontwikkelde graaf Schimmelpenninck in eene hartelijke toespraak de beginselen en voornemens, waarmede hij zijne betrekking had aanvaard, waarop de leden der Kamer eenstemmig hunne gezindheid te kennen gaven om het nieuwe bestuur krachtdadig bij te staan. Van deze gezindheid gaven zij dan ook weldra blijk door de reeds vroeger voorgestelde, in de tegenwoordige tijdsomstandigheden gevorderde verhooging der begrooting voor Marine en Oorlog, de eerste met algemeene stemmen, de tweede met uitzondering van slechts ééne stem (die van den heer Corver Hooft, op grond van het hooge bedrag der reeds voor Oorlog toegestane uitgaven) goed te keuren.
In dezelfde zitting werd door den mi- | |
| |
nister-president de verklaring gegeven, dat hij eerlang de medewerking der Kamer zou inroepen op ontwerpen van wet ter wijziging der accijnswetten op het gemaal en geslagt, ten einde den knellenden druk derzelve te doen ophouden. Hadden vorige verklaringen des minister weerklank gevonden bij hen, die door hunne beschaving in staat zijn om staatkundige beginselen te waarderen, deze vonden zulks vooral in den geringeren stand, die inzonderheid naar eene ontlasting der eerste levensbehoeften verlangt. Er is geen twijfel aan of de minister zal zijne belofte pogen te verwezenlijken, maar even weinig is er aan te twijfelen of de blijde verwachting van zoo velen zal teleurgesteld worden en de gewenschte daling van den prijs der levensmiddelen naauwelijks merkbaar zijn, indien de stedelijke belasting op deze voorwerpen op dezelfde, op sommige plaatsen buitensporige, hoogte blijft als tegenwoordig. In het algemeen zal de werking van het beste rijksbelastingstelsel de bevolking teleurstellen, zoo lang de stedelijke belastingen niet daarmede in overeenstemming en op zich zelf tot een welberekend stelsel zijn gebragt; zonder nog van de bezuinigingen te spreken, welke in de huishouding der steden nog meer dan in die van den staat vereischt worden. Tegenwoordig bestaat er naauwelijks eenig spoor van zulk een stelsel; over het algemeen drukken de stedelijke belastingen met de grootste onevenredigheid op zekeren stand der ingezetenen of op sommige voorwerpen, terwijl het misverstand dien druk veelal aan de rijksbelastingen wijt, die, hoe hoog de noodzakelijkheid dezelve ook heeft doen klimmen, toch met zorgvuldigheid zijn berekend om het bezwaar niet noodeloos te vergrooten. Dit gedeelte der staathuishouding, hoewel het minder dan andere de aandacht trekt, heeft evenzeer dringend herziening en verbetering noodig. Hopen wij ook in dit opzigt op beter, daar het ontwerp eener gewijzigde grondwet, dat eerlang in overweging zal
komen, de burgerij eensdeels eenen gewenschten invloed verzekert op de keus der stedelijke besturen, anderdeels bepaald, dat de wet algemeene regels ten aanzien der plaatselijke belastingen zal geven. Het is eene dringende behoefte dat zulke algemeene regels, tegenwoordig geheel uit het oog verloren, ingevoerd en gehandhaafd worden. Alsdan zal men voorzeker niet meer zien dat de rijksaccijns op het gemaal met 300 of meer opcenten wordt verhoogd, of de plaatselijke belasting geheven wordt door middel van eenen willekeurigen hoofdelijken omslag, welke sommigen, die voor hun hoofd 600 tot 800 gulden moeten betalen, inderdaad verarmt; maar dan zal integendeel de stedelijke belasting de ingezetenen in eene behoorlijke evenredigheid naar hun vermogen treffen, en op eene wijze worden geheven, die aan de rijksbelastingen niet den schijn geeft van eenen onmatigen druk, welke inderdaad aan de stedelijke verhooging is te wijten. Alleen eene doelmatige inrigting en verdeeling kan de zware belastingen dragelijk maken, die bij onzen financiëlen toestand, in weerwil der meest mogelijke bezuiniging, wel onvermijdelijk zullen blijven. Wanneer men dit overweegt, zou men bijna vermoeden, dat de minister bij het doen zijner belofte ook de stedelijke belastingen op het oog heeft gehad, en bedacht is op het voordragen der zoo hoog noodige wetsbepalingen om aan de bestaande verkeerdheden een einde te maken.
Wij hebben reeds zijdelings melding gemaakt van het gewigtigste, hetwelk in de jongste dagen is geschied, de open- | |
| |
baarmaking van het ontwerp eener gewijzigde Grondwet, door de commissie, aan welke deze taak was opgedragen. Dit ontwerp is derhalve in aller handen, en de mededeeling van een uittreksel of van sommige der meest gewigtige bepalingen zou overbodig wezen. De geest en strekking van het ontwerp zijn zoodanig als men van de bekende liberale beginselen der opstellers kon verwachten. De behandeling der vraag, of zij ten aanzien van sommige punten de juiste maat hebben getroffen om aan de regering de noodige kracht en aan het volk de gewenschte vrijheid te waarborgen, hebben zij zelven, door de vroegtijdige openbaarmaking van hunnen arbeid, opengesteld; het kan niet anders of in dit opzigt zullen de meeningen eenigzins verschillen.
Daar de tijdsomstandigheden eenen noodlottigen invloed uitoefenden op veler middelen van bestaan, en inzonderheid een aantal werklieden van arbeid en brood beroofden, werden in verscheidene steden maatregelen genomen om den nood der arbeidende klasse te leenigen door aan dezelve werk te verschaffen, en de weldadigheid ingeroepen om deze pogingen te ondersteunen. De hoofdstad des rijks gaf daarvan het voorbeeld, en in weinig tijd werd eene aanzienlijke som bijeengebragt, verrijkt door de ruime bijdragen der leden van het vorstelijk huis en den afstand der jaarwedden van het stedelijk bestuur. Waarschijnlijk zullen deze gelden aanvankelijk worden besteed tot het droogmaken eener plek lands aan de overzijde van het Y.
In ons vaderland bestaat derhalve reeds met de daad die welgezinde zamenwerking van bevolking en regering, welke voor den bloei, ja zelfs voor het bestaan van eenen staat zoo noodwendig is; eene vrijzinnige Grondwet behoeft deze zamenwerking slechts te regelen en in vaste vormen te brengen, waardoor zij ook voor de toekomst wordt gewaarborgd; de noodige verbeteringen in onderscheidene takken van staatsbestuur zullen dan geene punten van twist, maar onderwerpen van algemeene eendragtige behartiging zijn.
Frankrijk. - Jammerlijk klinken de berigten uit het land, waar, volgens de beloften der republikeinsch gezinde volksleiders, de vrijheid tot nog toe ongekende zegeningen zou verspreiden, wanneer hunne beginselen slechts zegevierden. Zij zijn niet in staat geweest eene enkele hunner beloften te verwezenlijken, en hebben dan ook, met uitzondering van Lamartine, het vertrouwen en de genegenheid der gezetene burgers reeds verloren. De kwalen der vroeger bestaande maatschappij - wie zal ontkennen dat zij smartelijk en gevaarlijk waren? - zijn, in plaats van door hen genezen te worden, onder hunne behandeling zoodanig verergerd, dat men bijna aan genezing zou gaan wanhoopen, indien niet reeds eenige verschijnselen voorspelden, dat juist de overmaat van het kwaad het goede zal doen zegevieren. De onberadene en heerschzuchtige Ledru-Rollin, ongelukkig met het bestuur der binnenlandsche zaken belast, heeft reeds in de departementen, waar de door hem gezondene commissarissen zich een willekeurig gezag aanmatigen, dat zelfs onder eene absolute monarchie ondragelijk zou geacht worden, de zaden van binnenlandsche verdeeldheid gestrooid, en getoond hoe weinig hij voor zijne taak berekend is. Even weinig heeft Louis Blanc de proef kunnen doorstaan, toen het op de verwezenlijking zijner communistische theoriën aankwam. In weinige weken is, onder de provisionele regering, de nijverheid, in plaats van opgebeurd, voor eenen
| |
[pagina t.o. 397]
[p. t.o. 397] | |
Frederik Willem, Koning van Pruissen.
| |
| |
onafzienbaren tijd geknakt, zijn de financiën in eenen bijna onredbaren toestand gebragt, en heeft men door willekeurige magtspreuken instellingen, gelijk de onafzetbaarheid der regters, vernietigd, welke tot nog toe voor de beste waarborgen van ware vrijheid werden geacht; terwijl ook reeds in dien korten tijd is gebleken dat een aantal der nieuwe gezagvoerders wat hunne zedelijke waarde betreft wel niet op een hoogeren trap staan dan zij, die vroeger door hen in verachting zijn gebragt; ook zij worden bedreigd met de ontdekking van schandalen. De gezetene burgers van Parijs hebben reeds ingezien, welk eenen schromelijken misslag zij begaan hebben door het ledigloopende gepeupel gelegenheid te geven om den meester te spelen, en dit getoond door de provisionele regering met kracht in bescherming te nemen tegen de dreigende manifestatie van Blanqui en zijnen aanhang. Het is echter niet te verwachten dat deze het bij eene enkele poging zullen laten berusten, en aldus schijnt alleen van de manhaftige houding der nationale garde en de gezindheid des legers, de beantwoording der gewigtige vraag af te hangen, of het mogelijk zal zijn in Frankrijk wederom eene vast en geregeld bestuur te vestigen. Doch wij leven in het tijdperk van het onverwachte, en eene of andere nieuwe omkeering is mogelijk digter op handen dan iemand vermoedt.
Duitsche Staten. - De volksbeweging in Duitschland heeft eene rigting ingeslagen, welke op eene volkomene hervorming niet alleen der inwendige staatsinrigtingen, want deze is grootendeels reeds beslist, maar ook van de betrekking der verschillende Staten van het Duitsche Bond moet uitloopen. Eene Duitsche eenheid was sedert geruimen tijd de leus eener talrijke partij in geheel Duitschland, maar de beteekenis dier leus was zoo onbepaald, dat het moeijelijk te zeggen was wat men eigenlijk bedoelde of verlangde. Kort na de gewigtige gebeurtenissen te Berlijn beproefde de koning van Pruissen zich aan het hoofd der Duitsche eenheid te stellen; in een uitgevaardigd patent sprak hij van eenen Bondstaat, een Bondsleger, eene voorloopige vertegenwoordiging bij het Duitsche verbond uit de stenden van alle Duitsche Rijken gevormd, een algemeen Duitsch domicilie-regt en eene algemeene tolvereeniging. Deze aanmatiging werd echter in de meeste streken van Duitschland niet alleen ten sterkste gelaakt en afgewezen, maar had zelfs ten gevolge dat de vorst op onderscheidene plaatsen door bewijzen van vijandschap en verachting zoo diep werd verguisd als nog zelden met een gekroond hoofd is geschied. Het werk der vereeniging van Duitschland zou buiten hem plaats hebben. Eene vergadering van afgevaardigden ten getale van 500, op verschillende wijzen benoemd, sommigen ook zonder andere roeping dan hunne bekende gezindheid, kwam te Frankfort bij een, en werd door de Bondsvergadering als staatkundig ligchaam erkend. Bij het openen der zitting had de geheele stad, welker bevolking door eenen verbazenden toevloed van vreemdelingen was vermeerderd, een feestelijk aanzien, en de leden trokken in plegtigen optogt, onder het luiden der klokken en het lossen van het geschut, naar de Pauluskerk. De professor Mittermaijer werd tot voorzitter verkozen. Reeds voor de opening der zitting was de vraag beslist, dat deze bijeenkomst geene constituerende
vergadering zou zijn, maar dat deze later zou worden bijeengeroepen, en dit zoogenaamde voor-parlement slechts voorloo- | |
| |
pige maatregelen zou bepalen. Inderdaad werd dan ook besloten, dat zulk eene constituerende vergadering over vier weken zou bijeen komen, en benoemde men eene commissie van 50 leden om intusschen de zaken te behandelen. Eene poging der republikeinen om terstond een voorloopig bewind aan te stellen werd verijdeld; in het algemeen bleek de republikeinsche partij zeer zwak te wezen en weinig bijval bij de menigte vinden. Een opkomend geschil, of van de Bondsvergadering terstond zou worden gevorderd de exceptionele bepalingen tegen de liberalen in te trekken, gaf de republikeinen en andere opposanten grond om zich in gramschap te verwijderen; maar de vrijwillige toegefelijkheid der Bondsvergadering op dit punt maakte weder een eind aan deze scheuring. Daar mede liep deze vergadering af, zonder eigenlijk de zaak der Duitsche eenheid veel verder te brengen; en de permanente commissie bleef met die taak belast. Dit ligchaam bepaalde daarop, dat in geheel Duitschland afgevaardigden zouden benoemd worden, in de evenredigheid van een door elke 50,000 inwoners, en dat bij deze verkiezingen elk Duitscher in zijn land stemgeregtigde zou zijn; en zoo groot is het gezag, hetwelk de commissie eigenmagtig uitoefent, dat in Pruissen, waar de afgevaardigden reeds door den landdag waren verkozen, op haren last, deze keuzen vernietigd en andere verkiezingen bevolen zijn. Het verwachte volksparlement zal nu moeten beslissen, welke beteekenis de nog tamelijk onbepaalde uitdrukking van Duitsche eenheid zal hebben; het is maar al te zeer te vreezen, dat onberadene pogingen om zulk eene eenheid te vestigen tot grootere verdeeldheid zullen voeren dan tot nog toe bestond. De alom in Duitschland heerschende wanorde en regeringloosheid toonen duidelijk aan, dat niemand gezind is om zijne meeningen of belangen aan die van anderen te onderschikken, of zich naar de
eischen van noodzakelijkheid, regt of billijkheid te voegen; integendeel, iedereen, die zich door eenige bestaande inrigting, of door wie of wat het ook wezen moge, benadeeld acht, meent in de tijdsomstandigheden eene gunstige gelegenheid te vinden om zijne eigene belangen met geweld te doen gelden, en wil zijn gedrag regtvaardigen door het gebruik van een der tegenwoordig gangbare leuzen. Zelfs de boven bedoelde commissie heft luide klagten aan, dat de veiligheid van personen en eigendommen daardoor verkort, het verkeer belemmerd en de vrijheid, welke men tracht te bevorderen, benadeeld wordt. Geheel Duitschland is thans het tooneel van gedurige woelingen en ongeregeldheden, welker onophoudelijke afwisseling elke poging zou verijdelen om een geregeld overzigt van den staat der zaken in de verschillende gewesten te geven, maar die ook slechts een oogenblikkelijk en plaatselijk gewigt hebben, en geen andere duurzame werking uitoefenen, dan dat zij de ware zedelijke en materiële belangen der bevolking een voor langen tijd onherstelbaar nadeel toebrengen. Sommige gewesten, Posen, Sleeswijk en Holstein, worden door volslagene regeringloosheid en oorlog geteisterd, andere door de uitbarstingen van opgewondene hartstogten of wraakzucht en roofzucht gedurig in diepere onheilen gestort.
Italiaansche staten. - Lombardije, het juk der Oostenrijksche regering steeds met wrevel torschende, heeft hetzelve thans afgeschud. Dat de krijgsmagt van Oostenrijk het land wederom zou overweldigen
| |
| |
en onder den keizerlijken schepter brengen, ligt voorzeker in den kring der mogelijkheid; maar nimmer kan het na de jongste gebeurtenissen een vreedzaam deel der Oostenrijksche monarchie uitmaken. De gruwelen door de woeste bende van Radetsky gepleegd, de barbaarsche vernieling, waarmede deze grijze veldheer zelf den opstand heeft willen bedwingen, de smaad van zijnen terugtogt, de wraak en wederwraak van eenen oorlog uit langgesmoorden volkshaat gevoerd, hebben de kloof tusschen Italië en Oostenrijk zoodanig verbreed, dat alleen de dwinglandij van een militair schrikbewind in staat zou zijn om een hernomen gezag te bewaren. De behaalde overwinningen der Italianen mogen al niet van zoo veel gewigt zijn als hunne berigten willen doen voorkomen, en het uitzigt op eene Italiaansche eenheid moge, even als in Duitschland, al weinig meer dan eene hersenschim zijn, onvermogend om de van ouds bestaande jaloezij der verschillende staatjes en steden te bedwingen, voor het oogenblik ten minste maakt geheel Italië gemeene zaak tegen Oostenrijk. Welligt zullen de Sardinische hulpbenden spoedig door die van andere staten worden gevolgd, waar de bevolking evenzeer brandt van verlangen om den haat tegen Duitschland te bevredigen, en de vorsten, wel verre van Oostenrijksche bajonetten te hulp te roepen, voor het uiterlijke de vijanden hunner voormalige vrienden moeten zijn. Onafzienbaar is ook hier de reeks der gebeurtenissen, welke zich uit de tegenwoordige omstandigheden kan ontwikkelen. De meest liberale instellingen eensklaps overgebragt onder volken aan de strengste voogdij gewoon; de paus, wiens doel wel niet verder ging dan eenige verbeteringen in het ellendige bestuur van den kerkelijken staat te brengen, gedwongen om zich aan het hoofd eener revolutionaire beweging te plaatsen, alle eischen des volks toe te geven, zelfs met de daad de Jezuïten te verbannen, en gedurig wankelende tusschen zijne betrekkingen als vorst en kerkhoofd; het
geroep om eenheid en dat om afscheiding en verbrokkeling even sterk, dit alles schijnt voor Italië een tijdperk van zware beproevingen, maar tevens eene geheel nieuwe toekomst te voorspellen.
Engeland. - De treurige tooneelen van bloedstorting en vernieling, waarvan Parijs in Februarij het tooneel is geweest, schenen zich in Londen te zullen herhalen. Ook daar wilde eene partij van het regt van vereeniging een gebruik maken, waarvan de wettigheid door de regering werd ontkend, en dreigde eene botsing, door welke de geheele staat in hare grondvesten kon geschokt worden. Bij eenen optogt tot het indienen eener petitie voor de invoering van eene volstrekt algemeen kiesregt en eenjarig parlement, wilden de Chartisten eene magt ten toon spreiden, voor welker dreigende houding alles zou moeten zwichten. Doch met al hare gebreken bezit de constitutie van Engeland in den geest der gezetene burgers en in hunnen eerbied voor de wet eene vastheid, waarop zulke pogingen moeten afstuiten. De volksleiders, die de menigte op Kennington-Common hadden bijeengeroepen, om van daar naar het parlements-gebouw te trekken, deinsden terug, minder nog voor het verbod der regering en hare maatregelen, dan voor de houding der inwoners, die zich bij duizenden hadden doen aannemen om als buitengewone geregtsdienaren (special constables) de politie te ondersteunen. De monster-petitie werd slechts door eene deputatie overgebragt, en het doel der onruststokers was gemist. Thans werd de waarde dezer petitie
| |
| |
als uitdrukking der verlangens van een gedeelte des volks, met kalmte onderzocht en gering genoeg bevonden om de commissie van het Huis der Gemeenten regt te geven tot de verklaring, dat het beneden de waardigheid van het Huis was zich langer met de zaak bezig te houden. Evenwel blijft de aanhang der Chartisten magtig genoeg om zich door deze teleurstelling niet geheel te laten ontmoedigen, en zijn van dien kant voorzeker nieuwe woelingen te verwachten. Ook in Ierland blijft de staat der zaken, hoewel voor het oogenblik eenigzins minder onrustbarend, bedenkelijk genoeg, en dreigt de vijandige geest der zich heimelijk wapenende bevolking met eene uitbarsting, welke dat ongelukkige land waarschijnlijk slechts met nieuwe rampen zal overstelpen.
België. - Dit land, door deszelfs ligging van zoo veel gewigt voor Nederland, werd, zoo lang de gezindheid der bewoners zich nog niet had verklaard, met wantrouwende bekommering door ons gadegeslagen. De vrees dat Brussel, gelijk meermalen was geschied, ook thans het voorbeeld van Parijs zou willen volgen, en de bestaande financiële ongelegenheden, welke op de belangen der arbeidende klasse zulk eene treurige terugwerking uitoefenen, tot geweldige uitbarstingen zouden leiden, waardoor ook België eene prooi van regeringloosheid zou worden, werd echter gelukkig niet verwezenlijkt. Integendeel de meerderheid der bevolking bleef rustig en der tegenwoordige regering toegedaan, en de poging van den befaamden Gregoire om aan het hoofd eener zamengeraapte bende, met oogluiking, zoo niet met onderstand, van de Fransche voorloopige regering in België te vallen en zijn vaderland te revolutioneren en tot eene republiek te maken, waarbij hij en zijn berooide troep zeker het meeste voordeel zouden hebben gevonden, had eenen inderdaad bespottelijken uitgang. De republikeinsche strijders verlieten de wagens van den spoortrein, waarmede zij op hun gemak waren aangekomen, slechts om zich te laten ontwapenen en het hazenpad te kiezen. Zij schenen verwacht te hebben dat zij, met hunne vaandels en proclamatiën, met opene armen ontvangen zouden worden en toonden volstrekt geene geneigdheid om de geweren te gebruiken, waarmede hunne thans schuil blijvende vrienden hen voorzien hadden.
|
|