De Tijdspiegel. Jaargang 5
(1848)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijDe concept-wet betreffende de ondersteuning der behoeftigen, en haar bestrijder.(J. van Leeuwen, Bedenkingen op het ontwerp van wet tot ondersteuning van behoeftigen. Te Middelburg, bij E. Hendrikse, 1846.
| |
[pagina 300]
| |
van de tweede brochure, geschreven als zij werd onder den indruk der tweede, geheel onveranderde, voordragt van een wets-ontwerp, door alle bevoegden afgekeurd als verderfelijk in zijne gevolgen niet minder dan onwettig in zijne beginselen? Na eene korte inleiding, wordt in het Eerste Hoofdstuk aangewezen de onregtmatigheid van de bepalingen in het Concept van wet tot ondersteuning van behoeftigen, en wel de onregtmatigheid in het regelen der vijf onderscheiden betrekkingen, waarop het concept wordt toegepast: 1. De betrekking van den Staat tot den behoeftigen burger. 2. Van den behoeftige tot de liefdadige gezindheid zijner natuurgenooten - speciaal van hen, die door overeenstemmende godsdienstige begrippen met hem verbonden zijn. 3. De grenzen van staat en kerk ten opzigte der burgerlijke of godsdienstige verzorging. 4. Het gebruik van de private fondsen en eigendommen der kerkgemeenten - derzelver betrekking tot de liefdadigheid, welke uitgeoefend wordt jegens geloofsgenooten. 5. De aard der verzorging en de voorwaarden, onder welke zij kan genoten worden, zoowel aan de zijde van den staat als van de kerk. Het tweede hoofdstuk is aan beschouwing der gevolgen eener eventuele aanneming des ontwerps gewijd, en beschouwt de verderfelijkheid van de werking der wet in 't algemeen, en van sommige harer bepalingen in het bijzonder. Het woord verderfelijkheid is niet te sterk; want 1, Er ontstaat conflict tusschen het vertegenwoordigende gezag der Nederlandsche Hervormde kerk en de regering. 2, Tussschen deze en de Nederlandsche Hervormde kerk zelve. 3, Tusschen de massa der behoeftigen, de diakoniën, en de leden der burgerlijke gemeenten. 4, Tusschen de Diakoniën, als deelen der Nederlandsche Hervormde kerk, en de burgerlijke besturen. 5, Tusschen de massa en het gezag. Het betoog is klemmend, de toon klimt al meer en meer, voor de verbeelding van den schrijver treden de vreesselijke gevolgen der aanneming, en geeft hij een' belangrijken wenk omtrent het waarschijnlijke innerlijke verband des Concepts met andere bedoelingen, met zekere banden tusschen de Ultramontanen en de mannen des behouds. Tot eene eigenlijke beoordeeling gevoelen wij ons te minder geroepen, daar wij reeds in een vroeger artikel over de zaak zelve handelden, ons hoofdzakelijk met de gronden van den hooggeachten schrijver vereenigden, en dankbaar, hem een deel van het licht toeschreven, waarin wij ons verheugden. Maar waarom dan met eenige vlugtige regelen op deze zaak teruggekomen? Om eene wèlverdiende hulde aan den ijverigen en moedigen van Leeuwen te brengen, méér nog, om voor de laatste maal de waarschuwende stem te verheffen. ‘De teerling is nog niet geworpen,’ is van Leeuwen's laatste woord in 1847; dank zij de vertraging der beraadslagingen van de Tweede Kamer, is de teerling in 1848 nóg niet geworpen. Nóg is het tijd, om de rampzalige gevolgen dezes ontwerps te voorkomen: nóg zijn de kerkgenootschappen niet verbitterd, nóg de diakoniën niet uitgeput, nóg de armen niet aan den hongerdood overgegeven. Men trede terug, eer het te laat en op nieuw een pijler aan ons volksbestaan en volksgeluk is ontrukt. Dáárom zij nu, nu nog gewezen op de bovengenoemde geschriften: wie ze leest en het ontwerp aanneemt, heeft schellen voor de oogen of staal voor het geweten; wie eenigen invloed op het | |
[pagina 301]
| |
lot des ontwerps kan uitoefenen, en geschriften als deze onnadenkend laat liggen, pleegt verraad aan zijn vaderland. Blijve de regering doof voor de stem van regt en staatswijsheid, der vertegenwoordiging roepen wij met nadruk toe: Videant Consules... Maar terwijl we nederzitten en peinzen over de toekomst des vaderlands, en terwijl donkere wolkgevaarten den horizon bedekken, - dringt tot ons door eene stemme des volks, en, den Hemel zij dank! dítmaal is het geen jammerklagt: een juichtoon wordt gehoord in het verarmde, gezonken, vertrapte Nederland!... Gevallen zijn de mannen des behouds, die heilige regten miskenden, doof voor iedere andere stem, dan die tot voortgang hen aanspoorde op den weg des verderfs. Staatkundige hervorming, vooruitgang is de leuze: wij verwachten veel van de mannen, die het staatsroer in handen grijpen, zij 't met vaste hand! Wij verwachten eerbied voor heilige regten en onschendbare vrijheden, wij verwachten eerbied voor bij het toezigt op de kerkgenootschappen, wij verwachten van wie reeds blijken gaven van achting voor den mensch en den burger, iets beters dan den arme te hooren toeroepen: wij snijden u af, wij verloochenen u, want gij zijt ons tot niets nut, wij geven u prijs aan honger en ellende, wij weigeren u de hand, om u uit den poel van zedeloosheid op te heffen. De nieuwe regering sla ook omtrent het armwezen een' nieuwen weg in, den weg, door gezonde staatshuishoudkunde, door regt en menschenliefde voorgeschreven, door Christendom gebillijkt: intrekking van het voorgedragen ontwerp ter ondersteuning van behoeftigen behoore tot hare eerste daden, en wenscht zij de stem van bevoegden te hooren, van Leeuwen heeft ruime aanspraak op de eer van over eene nieuwe, degelijke, regtmatige armwet geraadpleegd te worden. De kerkgenootschappen, het vaderland, de menschheid zal er door worden verpligt.Ga naar voetnoot1) - S - |
|