wetenschap gevraagd. Een roman, waarin men zich enkel amuseert, mag alleen daarom bereids onder de ellendige worden gerekend. De minder wetenschappelijke, hoezeer daarom niet altijd oppervlakkige mensch, moet er kunnen leeren; de man van wetenschap wil er althans Anklänge en Reminiscenzen (men vergeve ons zoo veel Duitsch!) in vinden. Men kan niet slechts de stijfheid van een rijglijf, de langdradigheid van eene menuet, maar ook de nietsbeduidendheid en het enkel gesnap niet meer dulden. De romanschrijver moet ook iets degelijks te zeggen hebben en weten, hoe hij het zeggen zal.
En dit is nog veel meer het geval bij de romans van dezelfde soort als die der bovengenoemde Engelsche schrijvers, welke men romans de caractère noemde, die minder aan verdichte voorvallen en uitkomsten dan aan den inwendigen mensch en gebeurtenissen uit het gewone leven hunne stof ontleenen. Daar is dat stijve, langdradige, nietsbeduidende eene klip, die even moeijelijk te vermijden als verderfelijk is voor iederen indruk dien men daar gemaakt vinden, voor alle belangstelling welke men daaraan toewijden kan.
Op dit standpunt stelde zich, of wil men, staat de beoordeelaar van bovengenoemd werk. - Of de schrijver aan die eischen heeft voldaan? - Wij antwoorden volgaarne: ja! - Hij heeft onzen weinig romantischen tijd met zijne dwaasheden en berekeningen; zekere klasse van menschen met hare vermolmde aanmatigingen en onbeschaamdheid tegen God en regt en de maatschappij; sommige standen met hunnen uitwendigen schijn en inwendige nietigheid meesterlijk voor - en daarmede ten toon gesteld. Hij heeft de vraag ‘wat het leven daar gemaakt wordt,’ zoo wel als die ‘wat het eigenlijk is?’ meesterlijk beantwoord. Wij dachten onwillekeurig aan eenigen uit de haute volée, welke wij vroeger het displeizier hadden te ontmoeten en zagen, dat de dwaasheid overal dezelfde is. Het werk is een greep in (liever uit) het leven en geen misgreep, volgens de voorrede; bij de lectuur koesterden wij den wensch: mogt het ook een greep worden in verstand en hart en dan in het leven van menig huisgezin uit den aanzienlijken, fatsoenlijken (wij hebben die woorden altijd om hunne juistheid bewonderd) stand! Wierd het slechts niet enkel een greep in het humeur! Want dat doet de onaangename waarheid meest, en dit niet, omdat zij zoo onhandig is, dan wel omdat de menschen waarmede zij te doen krijgt, zoo onhandelbaar zijn.
Hoe en hoezeer door de in hoogere standen heerschende vooroordeelen híer menschen van gunstigen aanleg bedorven, dáár menschen ongelukkig gemaakt worden, hoe in ieder opzigt de degelijkheid aan den schijn wordt opgeofferd, hoe de betere natuur, door de harde maar heilzame hand der ondervinding geholpen, zich laat gelden, maar zelden geheel hersteld wordt, hoe onverbeterlijk de echte hoogmoed is, is in den eenen tak der familie Hattesohl trouw en krachtig geschetst; even trouw als in die loot van den anderen tak de waardij van het klare verstand en der gezonde opvatting van het leven aan den dag komt. De advocaat Hattesohl is onze vriend en een dier vrienden, zoo als wij wenschten, dat ieder mensch van ingebeelde distinctie ontmoette. Aan scherpte die tot scherpheid wordt ontbreekt het hem en Heldman niet, en menige zet deed ons goed.
Nu nog iets; onze aanmerkingen! -