| |
| |
| |
Kronijk van den dag.
Februarij.
Italiaansche staten. - Italië is tegenwoordig het tooneel eener zoo snelle ontwikkeling van gebeurtenissen, dat niemand in staat is te voorzien, welke wending zij reeds zullen genomen hebben eer nog deze regelen onder de oogen des lezers komen. De koningen van Napels en Sardinië hebben beide hunnen onderdanen eene constitutie toegezegd. De toedragt en den zamenhang der omstandigheden volkomen in het licht te plaatsen blijft voor den toekomstigen geschiedschrijver van Italië bewaard, even als de toekomst nog zal moeten leeren of die geschiedschrijver, als een gevolg der tegenwoordige beweging, de zegepraal der volksvrijheid en de ware herleving van Italië, dan wel eene reeks van jammeren en de onderdrukking van het beginsel der vrijheid door Oostenrijksche of mogelijk Russische kanonnen, bajonnetten en beulen zal hebben te boeken. De uitbarsting van het misnoegen der bij uitstek slecht geregeerde Sicilianen is eindelijk te weeg gebragt door een dier niets verschoonende uitoefeningen van het overmoedige oppergezag, welke voorheen haar doel troffen om den ontwakenden volksgeest door schrik te bewingen. Thans echter was of het geduld uitgeput of het plan tot opstand gerijpt, en het in hechtenis nemen van eenige aanzienlijke personen te Palermo deed de bevolking in massa opstaan, de bewoners van den omtrek naar de stad stroomen en gezamenlijk op de bezetting aanvallen, die naar het kasteel de wijk moest nemen. Eene barbaarsche poging om de stad door een bombardement tot onderwerping te dwingen mislukte volkomen. De opstand werd door eene provisionele regering georganiseerd, welke standvastig de constitutie van 1812 bleef eischen, en toen de koning, het geraden achtende eenigzins toe te geven, te laat, gelijk het bleek, eene administratieve scheiding van Napels en Sicilië, onafhankelijkheid der regterlijke magt en de instelling van eenen staatsraad toezegde, deze beloften verwierp en bij haren eersten eisch bleef
volharden. Op het eerste berigt van den opstand was eene aanzienlijke krijgsmagt van Napels afgezonden, maar voor hare aankomst hadden de insurgenten zich in eenen voldoenden staat van tegenweer gesteld. De pogingen der gelande troepen om de stad binnen te dringen werden verijdeld, en na eenige dagen door de onophoudelijke aanvallen der verbitterde bevolking geteisterd te zijn, waren zij genoodzaakt het eiland weder te verlaten; tot de helft verminderd en in eenen deerlijken toestand kwamen zij te Napels terug. Nog voor hunne terugkomst was ook in die stad de staat der zaken geheel veranderd. De berigten van Sicilië hadden zulk een dreigende spanning te weeg gebragt, dat de koning zich naauwelijks veilig meer achten kon. Hij was op het punt om te Napels denzelfden geweldigen
| |
[pagina t.o. 233]
[p. t.o. 233] | |
De Koning van Napels.
| |
| |
maatregel te verordenen, die te Palermo zoo weinig doel getroffen had; maar de verklaring van den commandant van het kasteel St. Elmo, dat hij liever zijn ontslag wilde nemen, dan zich laten gebruiken om de stad te bombarderen, bragt hem tot andere gedachten en deed hem schoorvoetend tot het besluit overgaan om zijnen biechtvader en den minister Delcaretto weg te zenden en het volk door de toezegging eener constitutie te bevredigen. De algemeen gehate minister scheepte zich terstond op eene stoomboot in, en ondervond, indien hij nog daaraan mogt getwijfeld hebben, hoe algemeen verfoeid zijn naam was, daar hij op onderscheidene kustplaatsen van Italië, waar hij aan land wilde stappen, door de dreigende houding der bevolking werd terug gedreven en eindelijk in Frankrijk eene wijkplaats moest zoeken. Te Napels sloeg intusschen de menigte van verbolgene gisting tot luidruchtige blijdschap over. De koning werd, toen hij in het openbaar verscheen, met het levendigste gejuich ontvangen, en men toonde zich zelfs gezind om hem genoegen te geven toen hij te kennen gaf, dat hij de Italiaansche kokarde, waarmede het volk zich had versierd, door de Napelsche wenschte vervangen te zien. Te gelijk openbaarde zich echter eene reactie onder de Lazaroni's, van welke de gevallene partij van het absolutismus zich als werktuigen had willen bedienen. Deze onkundige lieden verkeeren in den waan, dat de voorgenomene veranderingen in het staatsbestuur hunne godsdienst met gevaar bedreigen, en de blijken van hunnen tegenzin konden slechts door eene vertooning van militaire magt bedwongen worden. De toezegging eener constitutie was echter tot het vasteland des koningrijks beperkt. Tegenover Sicilië scheen de koning nog gezind om te blijven volharden; eerst door latere ongunstige berigten van het eiland liet hij zich tot verdere toegeeflijkheid bewegen. Zijn doel om Sicilië te bevredigen, schijnt echter daarmede nog niet bereikt te zullen worden.
De voorvallen te Napels, waarvan het gerucht zich met buitengemeene snelheid door geheel Italië verspreidde, vonden op onderscheidene plaatsen terstond weêrklank bij de bevolking. Ook in Sardinië, waar, hoezeer men ingenomen is met de door den koning tot stand gebragte verbeteringen, de meening heerscht dat verdere vooruitgang eene dringende behoefte is, was dit zoo zeer het geval, dat de gemeenteraad van Turin het besluit nam, den koning een ernstig verzoek aan te bieden om zijn volk insgelijks eene constitutie met eene volksvertegenwoordiging te schenken. Het is te betwijfelen of Karel Albert bij zijne hervormingen wel ooit voornemens is geweest om zoo ver te gaan, maar waarschijnlijk heeft hij ingezien, hoeveel waarde in zulke omstandigheden zelfs de schijn van vrijwilligheid bezit, en de door hem uitgevaardigde proclamatie doet zijn besluit om eene constitutie in te voeren als een geheel uit eigene beweging genomen stap voorkomen. In den aanhef van dat stuk geeft hij zijne overtuiging te kennen van de hechte vereeniging tusschen hem en zijn volk, waarvan hij de troostvolle bewijzen heeft gevonden in de gevoelens, waarmede zijne onderdanen de door hem ingevoerde hervormingen hebben ontvangen. - Thans (vervolgt de proclamatie) nu de tijden zijn voorbereid voor grootere dingen, en te midden der veranderingen, die in Italië hebben plaats gegrepen, aarzelen wij niet aan de bevolking het plegtigste bewijs te geven van het vertrouwen, hetwelk wij in hare gehechtheid en voorzig- | |
| |
tigheid stellen. Door onze overwegingen worden de in rust en kalmte voorbereide staatkundige instellingen tot rijpheid gebragt, welke onze weldadige hervormingen zullen voltooijen en bevestigen op eene met 's lands toestand overeenkomendewijs. Intusschen verkondigen wij nu reeds met genoegen, dat wij, overeenkomstig het oordeel van onze Ministers en van de voornaamste raadslieden onzer Kroon, besloten hebben de volgende grondslagen eener Grondwet aan
te nemen, ten einde in onze Staten een volkomen stelsel van regering bij vertegenwoordiging te vestigen. - Deze grondslagen worden vervolgens vermeld en zijn de volgende: 1o. De Roomsch Katholieke godsdienst is de godsdienst van den Staat. De overige thans bestaande eerdiensten worden niet geduld dan volgens de wetten, 2o. De persoon des Konings is heilig en onschendbaar. Zijne Ministers zijn verantwoordelijk. 3o. Aan den Koning alleen behoort de uitvoerende magt. Hij is het opperhoofd van den Staat. Hij heeft het opperbevel over de land- en zeemagt, verklaart oorlog, sluit tractaten van vrede en handel, benoemt tot alle bedieningen en geeft de noodige bevelen tot uitvoering der wetten, zonder deze te mogen schorsen of dispensatie daarvan te verleenen. 4o. De Koning alleen bekrachtigt de wetten en vaardigt dezelve uit. 5o. Alle regtspraak gaat van den Koning uit en in zijnen naam wordt regt gedaan. Hij mag genade verleenen en de straffen veranderen. 6o. De wetgevende magt zal gezamenlijk door den Koning en door twee Kamers worden uitgeoefend. 7o. De eerste dezer Kamers zal bestaan uit door den Koning voor hun leven benoemde leden; de tweede zal verkozen worden volgens een te bepalen census. 8o. De Koning en elk der beide Kamers zullen wetten mogen voordragen. De belastingswetten zullen echter het eerst aan de verkiesbare Kamer worden voorgesteld. 9o. De Koning roept de beide Kamers jaarlijks bijeen; hij verdaagt hare zittingen en kan de verkiesbare Kamer ontbinden; maar in dit geval roept hij eene nieuw benoemde binnen vier maanden te zamen. 10o. Geene belasting mag opgelegd worden zonder door de Kamers toegestaan en door den Koning bekrachtigd te zijn. 11o. De drukpers zal vrij zijn, maar onderworpen aan strafwetten. 12o. De
persoonlijke vrijheid zal gewaarborgd zijn. 13o. De regters, met uitzondering van die van het mandamento, zullen onafzetbaar zijn, nadat zij hunne betrekking gedurende eenen te bepalen tijd zullen bekleed hebben. 14o. Aan den Koning blijft de oprigting eener burgermilitie voorbehouden, die onder de bevelen der administratieve overheid zal staan. - De Koning van Sardinië blijft aldus inderdaad aan het hoofd der beweging van zijn volk, en daar hij tevens getoond heeft vastheid genoeg te bezitten om niet alleen onberadene eischen stellig af te wijzen, maar zich ook voor geene dreigende houding van den kant der geestelijkheid te ontzetten, kan Sardinië met grond hopen, dat het dit tijdperk van hervorming zonder geweldige schokken zal doorstaan en zich in korten tijd onder eene welgevestigde staatsregeling in eene rustige ontwikkeling verheugen.
In de overige Italiaansche Staten zal de indruk der gebeurtenissen in Napels en Sardinië waarschijnlijk aanleiding tot onlusten en botsingen geven. De haat tegen de Duitschers wordt op alle wijzen aangevuurd. In Lombardije, waar krachtige uitbarstingen van dien haat door de dreigende tegenwoordigheid der Oostenrijksche militairen worden bedwongen, vertoont hij zich echter duidelijk genoeg,
| |
| |
daar de bevolking zich van deze militairen afscheidt, alsof elke uniform met de pest was besmet. In Milaan kunnen officieren bijna geene huisvesting meer bekomen, en worden zelfs sommigen aangeduid, die in de eerste plaats om hals zouden gebragt moeten worden. In Toscanen geeft die volkshaat zich onbewimpeld lucht. Te Florence is zelfs in den schouwburg openlijk de kreet van ‘dood aan de Duitschers’ aangeheven. Te Rome waar de opgewondenheid der bevolking thans tot eenen trap gestegen is, dat men de eigenlijke onbeduidendheid der pauselijke magt geheel vergeet en zich schijnt te verbeelden dat de paus, des verkiezende, zeer gemakkelijk de Oostenrijkers uit Italië zou kunnen verdrijven en de hersenschim eener Italiaansche eenheid verwezenlijken, is de Napolitaansche omwenteling met een volksfeest gevierd, waarbij op de Piazza del Populo oorlogzuchtige liederen zijn gezongen, en op het Kapitool vaandels zijn geplant met het opschrift het oude Italië. Zulk eene driekleurige vlag heeft men zelfs het reeds met de pauselijke kokarde versierde standbeeld van Marcus Aurelius in de hand gegeven. Ten slotte wilde men in optogt naar het Quirinaal trekken om den paus te begroeten, maar deze verzocht dringend van dit eerbewijs verschoond te blijven, daar de koude hem verbood zich aan het volk te vertoonen. Deze bijzonderheden zijn genoegzame kenmerken van den geest, welke in de verschillende Italiaansche Staten heerscht. In de gewesten, die zich onder het vaderlijke bestuur, of gelijk de Italianen zich uitdrukken onder het tirannieke juk van Oostenrijk, bevinden, vervult eene bittere wraakzucht de gemoederen, en is het maar al te zeer te vreezen dat deze wraakzucht in bloed bevredigd en daarna in bloed gedoofd zal worden. In Toscanen vertoont zich de eeuwen lang ingewortelde volkshaat tegen de Duitschers, reeds dagteekenende uit den tijd toen de Duitsche Keizer ook Roomsch Koning was of heette, en thans versterkt door
de gedachte dat Oostenrijksche invloed de invoering der gewenschte hervormingen in het staatsbestuur verhindert. Bij de Romeinen is, vreezen wij, weinig anders te ontdekken dan de tuimelgeest eener opgewonden menigte, die, nog trotsch op de lang verdwenen grootheid harer stad, wanneer zij met hare hersenschimmen speelt aan geene mogelijkheden of onmogelijkheden denkt, en zich met de gewigtigste belangen met zulk eene ligtvaardigheid bezig houdt, alsof het haar slechts om tijdkorting te doen was. De paus, door wien de tegenwoordige beweging van Italië is opgewekt, heeft tegenover zulk eene bevolking eene zeer moeijelijke taak; hare driften en luimen te willen breidelen schijnt even gevaarlijk te zijn als haar bandeloos te laten voorthollen. Pius IX schijnt thans den uitweg te hebben gekozen om zich zoo lang mogelijk doof te houden voor de eischen der tegenwoordige Romeinen, totdat deze op het punt zijn om ernstig onvergenoegd te worden, hen dan weder door een blijk van inschikkelijkheid in eene goede luim te brengen, en aldus tijd te winnen om zonder verder beslissende stappen te doen den loop der gebeurtenissen af te wachten. De Oostenrijksche regering heeft in hare Italiaansche staten zulk eene geduchte magt vereenigd, dat zij genoegzaam gezind blijkt te zijn om voor hare tegenstanders niet zonder strijd te wijken; te Milaan en Venetië worden ook voortdurend verdachte personen in hechtenis genomen. Nu schijnt het bestuur eene volksbeweging tergend
| |
| |
uit te dagen, gelijk bij de cigaren-oproeren te Milaan en te Pavia, dan weder alle aanleidingen tot opschudding te willen vermijden en voor de blijken van den haat der bevolking in schijn de oogen te sluiten. Deze tegenstrijdige houding kan zeer wel de voorbode zijn eener plotselinge geweldige inspanning om door de ontwikkeling eener geduchte magt de Italiaansche beweging in eens te bedwingen. Dat Oostenrijk, wanneer het daartoe kans ziet, niet zal verzuimen de beginselen van vrije instellingen in Italië met geweld te vernietigen, mag wel onbetwijfelbaar zeker worden geacht; het is reeds lang bedacht geweest om zich voorwendselen te verschaffen tot eene bemoeijing met de inwendige aangelegenheden der Italiaansche Staten, gelijk blijkt uit de onlangs openbaar gemaakte, maar reeds vroeger geslotene overeenkomsten met Modena en Parma ter verdediging tegen binnen- en buitenlandsche vijanden. Deze daadzaken en de blijkbare strekking der geduchte wapeningen van Oostenrijk en van sommige Italiaansche Staten, benemen bijna alle waarde aan de verklaring van den Engelschen minister Lord Palmerston, in het huis der gemeenten, dat hij met genoegen kon verkondigen, voor zoo ver namelijk het Britsche gouvernement onderigt was omtrent de inzigten van het Oostenrijksche kabinet, dat er geene reden bestond om te vreezen, dat de staatkunde van dit kabinet hetzelve zou nopen om zich in de aangelegenheden van Italië te mengen op eene voor de belangen van dat land nadeelige wijze, of om eenige maatregelen te nemen, die beschouwd zouden kunnen worden als eene tusschenkomst in de gebeurtenissen, welke aan de overzijde van den Po voorvallen.
Frankrijk. - De discussie over het adres van antwoord op de troonrede in de Kamer der Gedeputeerden is in meer dan één opzigt hoogstbelangrijk te noemen. De moeijelijke toestand, waarin de Fransche regering zich gebragt heeft, is daarbij ten volle gebleken. Drie weken heeft de bedoelde discussie geduurd en dagelijks hebben de bewindslieden ten doel gestaan aan aanvallen, heftiger dan misschien ooit eenig ministerie heeft verduurd. Bij de stemmingen hebben hunne aanhangers de overhand behouden, maar men vergete niet, dat de Kamer omtrent 200 leden bevat, die als ambtenaren van de ministers afhankelijk zijn, en de namen der meest vermaarde mannen op de lijst der oppositie voorkomen. De gewezen minister Thiers heeft onderscheidene malen het woord gevoerd en is daarbij in vinnige personele redewisselingen met Guizot gekomen. De toestand der financiën werd door Thiers als verre van gunstig afgeschilderd, en de Italiaansche en Zwitsersche aangelegenheden werden in uitgebreide redevoeringen door hem behandeld, welke besloten werden met den ministers toe te voegen, dat zij onvoorzigheden hadden begaan, waarvan tot nog toe in de geschiedenis geene voorbeelden werden aangetroffen; hij voegde er echter verzachtend bij, dat hij aan de zuiverheid hunner bedoelingen niet wilde twijfelen. De minister, thans geheel afziende van het stelsel om zich achter verkeerde inlichtingen te verschuilen, heeft zijne handelwijs ten opzigte der gebeurtenissen in Zwitserland trachten te verdedigen door deze gebeurtenissen in dat licht te plaatsen, waarin zij steeds door de vrienden van het afzonderlijk verbond zijn gesteld. Over het geheel is de minister in den loop der discussie zoodanig genoodzaakt geworden om zijne staatkundige denkwijs bloot te leggen, dat de magt der oppo- | |
| |
sitie van dag tot dag toenam, en zelfs verscheidene gedeputeerden daartoe overgingen, die tot nog toe steeds het ministerie hadden ondersteund. De Lamartine heeft
zich vooral in eene welsprekende redevoering over de Italiaansche aangelegenheden laten hooren. Zijne redevoering over dat onderwerp werd door de ministeriëlen zoodanig gevreesd, dat zij op Lamartine's verzoek om een dag uitstel, daar hij nog eenige bouwstoffen moest verzamelen, door een algemeen rumoer eene dadelijke stemming wilden afdwingen, maar juist door deze onstuimigheid hun oogmerk verijdelden, dewijl de verwarring zoo groot werd, dat de voorzitter, om de eer der Kamer te redden, de zitting sloot. Dergelijke tooneelen hebben gedurende de beraadslaging meermalen plaats gehad, daar de redewisseling bij de behandeling der zinsnede, welke op de reformistische maaltijden doelt, tot een onstuimigen twist oversloeg, waarbij de opgewondene driften geheel losborsten, en nadat Odillon Barrot de ministers dreigend aan het lot van Polignac en Peyronnet had herinnerd, de zitting werd gesloten onder een tumult, hetwelk in een vuistgevecht dreigde te ontaarden. Bij het hervatten der discussie waren de leden der oppositie wel minder onstuimig, maar hunne gezegden niet minder scherp en dreigend. Zij kwamen zelfs tot de verklaring, dat zij de uitdrukking ‘vijandige hartstogten’ niet afkeurden, maar integendeel op zichzelven toepasten, als hunne gezindheid ten opzigte der bewindslieden inderdaad kenmerkende, en De Lamartine noemde het houden der reformistische maaltijden een noodzakelijk gevolg van de ongelukkige wijs, waarop Frankrijk geregeerd werd, van de teleurstelling der natie, van de zedeloosheid, die zelfs de hoogste standen had besmet, en waarvan het laatst verloopen jaar de treurigste voorbeelden had opgeleverd, van het opofferen der algemeene belangen aan familiebelangen, eindelijk van het verdrukken van den geest van ware vrijheid, waar die zich elders openbaarde. Ten slotte heeft de oppositie bij de stemming over het geheele adres zich verwijderd, en is het ontwerp aangenomen met 241 tegen 3 stemmen, terwijl het geheele aantal der te voren
aanwezige leden 411 bedroeg. De hoop der ministeriëlen dat het ministerie Guizot zich weldra zou herstellen van het nadeel dat het zichzelven door zijne handelwijs ten opzigte van Zwitserland had toegebragt, is derhalve niet verwezenlijkt. Integendeel wint de meening veld dat de tegenwoordige regering van Frankrijk meer het belang der dynastie van Lodewijk Filips dan dat des lands in het oog houdt, en er inderdaad eene dringende behoefte bestaat aan eene parlementaire hervorming, bij welke ambtenaren onbevoegd zouden worden verklaard om als afgevaardigden zitting te nemen. De jongste verrassende gebeurtenissen, die het ministerie Guizot hebben doen vallen, en waarvan nader een beknopt overzigt zal gegeven worden, bewijzen welk eenen diepen indruk de discussie over het adres had gemaakt.
Abd-el-Kader, in het fort Lamargue opgesloten, doet boete voor zijn vertrouwen op het woord van eenen generaal of eenen prins; want het is nog in geschil op wien de verantwoordelijkheid der aan hem gegevene belofte rust. De minister Guizot heeft ten opzigte van den Arabischen vorst, bij de discussie over het adres verklaard, dat er reeds maatregelen waren verordend ter bereiking van het tweeledige doel: het gestanddoen der gegevene belofte en het bevorderen van 's Rijks belangen. Of de eerste uit- | |
| |
drukking niet zal blijken te beteekenen: het verijdelen der gegevene belofte, zonder dezelve regtstreeks te verbreken, is bijna niet twijfelachtig. De uitdrukking aan het slot van den brief, waarmede Abd-el-Kader Lodewijk Filips aan de ontvangene toezegging herinnert: Frankrijk is groot en schoon, regtvaardig en grootmoedig; uwe natie is sterk, en gij zult doen wat ik u verzoek - heeft al het voorkomen eener bittere ironie.
Engeland. - In het begin der maand heeft het Parlement zijne werkzaamheden hervat. Bij beide Huizen waren een aantal petitiën ingekomen tegen de toelating der Israëlieten als leden van het Huis der Gemeenten. Evenwel is de tweede lezing der bill dienaangaande door dat Huis goedgekeurd en twijfelt men niet of deze maatregel zal zijn beslag krijgen. De toestand der West-Indische koloniën is zeer ernstig ter spraak gekomen, en er is eene commissie benoemd om onderzoek te doen naar middelen ter verbetering van dien toestand. De minister Landsdowne heeft in het Huis der Lords eene wet ingediend ten einde de regering tot het aanknoopen van diplomatieke betrekkingen met het Hof van Rome te magtigen. Het is te verwachten dat deze maatregel, bij de in Engeland bestaande bekommering voor den invloed der Roomsche geestelijkheid, niet weinige bezwaren zal opwekken. Dit is reeds dadelijk gebleken door de verklaring van Lord Eglintoun, dat hij de ontbrekende bepaling zou voorstellen om te verhinderen dat een geestelijke tot pauselijk gezant werd benoemd, daar hij anders vreesde, dat de ambassade van Rome in Engeland een broeinest voor de Jezuïeten zou worden. In het Huis der Gemeenten is door den heer Anstey eene zeer uitgebreide motie ter tafel gebragt, strekkende, om de buitenlandsche staatkunde van Lord Palmerston als verderfelijk voor Engeland en evenzeer strijdig met de wet des lands als met het regt der volken, het natuurlijke gevoel en de godsdienst, af te keuren, en met bijvoeging, dat hij na de aanneming van dit voorstel eene bepaalde beschuldiging van hoogverraad tegen den bedoelden minister zou indienen. Het Huis heeft een gewoon middel te baat genomen om in netelige gevallen een bepaald besluit te vermijden; de leden hebben zich langzamerhand verwijderd totdat het overgeblevene getal te gering was om de zitting voort te zetten. De heer Anstey heeft zich echter daardoor niet laten ontmoedigen, maar aangekondigd dat hij
bij gelegenheid der discussie over de begrooting zijn voorstel nogmaals zal indienen. Op eene klagt over de onvoldoende uitvoering der nieuwe armenwet in Ierland heeft de regering moeten bekennen, dat de uitvoering dier wet inderdaad grootere bezwaren ontmoette dan men verwacht had. Zoo heeft het begin dezer parlementszitting reeds gewezen op de voornaamste kwalen, welke het magtige en trotsche Engeland ondermijnen en deszelfs welvaart aan gedurige schokken bloot stellen.
Wat Ierland aangaat, de zedelijke toestand van dat land, welke in deszelfs tegenwoordige omstandigheden van bijna nog grooter belang is dan de materiële toestand, wordt genoegzaam gekenmerkt door eene aanmerking, kort geleden in een Iersch dagblad (Dublin Evening Mail) geplaatst aan het slot van een verslag der zittingen en vonnissen van de Bijzondere Commissie in het graafschap Tipperarij. - Het meest opmerkelijke verschijnsel is het geveinsde gebrek aan belangstelling onder de lagere standen. De zittingen van het geregtshof worden
| |
| |
door geen grooter aantal personen bijgewoond dan wanneer er gewone onbeduidende zaken worden behandeld. De broeder van John Lonergan (de man, die wegens den moord van den heer Roe werd veroordeeld) zeide na de uitspraak van het vonnis, in de zaal: Wat beteekent het? Er is menig beter man gehangen dan hij is. En de vrouw van den veroordeelde ontving het berigt van het doodvonnis met de aanmerking, dat het geen ongeluk voor hem was te sterven, daar hij zijn vaderland eene goede dienst had gedaan. Welk vooruitzigt bestaat er op eene verbetering in den toestand des lands, terwijl het volk zulke gevoelens koestert? De moordenaren worden als martelaren beschouwd.
Reeds geruimen tijd is de afschaffing of wijziging der bekende scheepvaartwetten ter sprake gebragt, en de voorstanders dier wetten (de kooplieden en reeders, die daarin hun voordeel zien), hebben eene petitie voor derzelver behoud aan de Koningin ingediend en bij die gelegenheid eene demonstratie willen geven, waaruit blijken moest, dat de geheele Engelsche zeemansstand tegen de bedoelde afschaffing opkwam. Reeds lang te voren werd er in de dagbladen gewag gemaakt van de 20,000 zeelieden, die in plegtigen optogt de petitie zouden overbrengen. Het Londensche stadsbestuur scheen inderdaad iets van belang te verwachten en gaf deszelfs toestemming tot die ceremonie alleen onder voorwaarde, dat de togt grootendeels te water zou geschieden, om opschudding in de stad te voorkomen. Zelfs de aanleggers dezer demonstratie zijn echter genoodzaakt te bekennen, dat, wat den toeleg betreft om door de dreigende vertooning van een overgroot getal indruk te maken, de zaak geheel mislukt is. In plaats van 20,000 werden naauwelijks 3000 zeelieden met twee stoombooten en een aantal roeivaartuigen den Teems op naar het Trafalgar-plein gevoerd, en van daar te voet naar het ministerie van Buitenlandsche Zaken trekkende, verloor de stoet onder weg nog wel de helft, daar zeer vele matrozen zich in kroegen gingen ververschen en daarin bleven zitten. Bovendien merken de bestrijders der scheepvaartwetten aan, dat de meeste deelnemers aan den optogt van de kolenschepen afkomstig waren en derhalve met de bedoelde wetten niets te maken hadden.
Duitsche staten. Juist een jaar lang heeft het ergerlijke schouwspel eener openbare maitresse-regering in Beijeren geduurd. De val der bekende gravin van Landsfeldt (Lola Montes) is even plotseling en onverwacht geweest als hare verheffing. De wijze, waarop zij haren invloed op den koning had verkregen en het ultramontaansch-gezinde ministerie Abels doen wijken, wordt verschillend verhaald. Algemeen gelooft men, dat zij van het begin af een werktuig van de vijanden der geestelijkheid is geweest; maar sommigen verzekeren, dat zij juist door de ultramontaansche partij in het spel was gebragt om den koning des te gemakkelijker te kunnen leiden, maar dat zij, haar eigen hoofd volgende, dit opzet aan den koning had geopenbaard, en dat juist daaraan haar overwegende invloed op dien vorst en de woedende haat der ultramontanen tegen haar moet worden toegeschreven. Zeker is de achting voor de zedelijkheid te Munchen niet zoo groot om daaruit de algemeene verbittering tegen de koninklijke favorite te verklaren. De uitbarsting dier door de geestelijke partij gedurig aangestookte verbittering tegen eenen aanhang, dien Lola Montes onder de studenten der uni- | |
| |
versiteit te Munchen had verworven, heeft tot zulke gevaarlijke opschuddingen aanleiding gegeven, dat de koning zich heeft laten bewegen om zijne beminde te verbannen. Dat deze zelve haren invloed op hem niet had verloren blijkt genoegzaam, dewijl de vorst haar eerst nog in zijne bescherming wilde nemen, en zelfs de lessen der universiteit deed staken. Het was hem echter onmogelijk alleen stand te houden tegenover de menigte aanzienlijke vijanden, voor wie de Spaansche favorite om staatkundige redenen een doorn in het oog was, en tegenover den algemeenen haat, dien zij zich door hare zonderlinge en hartstogtelijke handelwijs had berokkend. De ultramontanen zullen het thans gewis niet laten ontbreken aan pogingen om hunnen vroegeren invloed terug te bekomen; maar of dit hun zal gelukken en
niet veeleer de koning, aan wien de verwijdering der gravin van Landsfeldt blijkbaar is afgedwongen, haar zal terugroepen, wanneer hij meent zulks veilig te kunnen doen, of tot eenen anderen stap besluiten om zijne neiging te bevredigen kan alleen de tijd leeren.
Denemarken. - Het overlijden van koning Christiaan VIII op den 20sten Januarij heeft de verwikkelingen aangaande de troonsopvolging, welke de toekomst kan aanbrengen, op nieuw ter sprake gebragt. Zijn opvolger Frederik VII is kinderloos en heeft zijnen insgelijks kinderloozen oom Frederik Ferdinand tot Erfprins benoemd. Terstond bij het aanvaarden der regering heeft Frederik VII eene nieuwe constitutie toegezegd, met eene gemeenschappelijke Stenden-vergadering voor het koningrijk Denemarken en de hertogdommen Sleeswijk en Holstein, welke constitutie echter nog aan het oordeel eener vergadering van 52 personen, voor de helft door de Stenden gekozen, en voor de andere helft door den Koning benoemd, zal worden onderworpen. Aan de eene zijde vindt deze stap van den nieuwen vorst ook den grootsten bijval, doch aan de andere zijde koestert men in de hertogdommen de vrees, dat in de toekomstige Stenden-vergaderingen de belangen dier hertogdommen voor die van Denemarken zullen moeten onderdoen. Tevens is het bevreemdend dat in de bedoelde toezegging geene melding wordt gemaakt van het hertogdom Lauenburg, dat aldus van de constitutie uitgesloten schijnt te zijn.
Vereenigde staten van amerika. - In het Huis der Vertegenwoordigers van het congres is een voorstel goedgekeurd strekkende om te verklaren, dat de oorlog met Mexico onnoodig was en door den president op eene met de constitutie strijdige wijs was begonnen. In weerwil dezer afkeuring der handelwijs van den president Polk meende men echter niet, dat deze de rigting zijner staatkunde zou wijzigen, of dat dit besluit aanleiding zou geven tot andere om de voortzetting van den oorlog te verhinderen. In den senaat was te gelijker tijd een voorstel in eenen tegenovergestelden geest ter tafel gebragt. Generaal Scott is uit Mexico teruggeroepen, en zal zich voor een hof van onderzoek moeten verantwoorden over de oneenigheden, welke onder de hoogere officieren van het Amerikaansche leger zijn ontstaan. Het Mexicaansche congres te Queretaro is thans zeer genegen tot het aanknoopen van vredesonderhandelingen; maar het schijnt dat de Vereenigde Staten nu hardere bedingen zullen voorschrijven dan zij vroeger hebben geëischt.
|
|