zonder vrees voor de toekomst kan de ouwel door brood vervangen, en aan de uitnoodiging der Synode voldaan worden. Maar zegt gij, de menschen! - welke menschen worden hier gevreesd? - De achtingwaardige Ds. Lentz heeft immers zelf laten drukken, dat de verandering zou zijn goed te keuren, als zij niet door dien Professor was aanbevolen. De ingewikkelde aanbeveling van zijn' collega zal hem zeker aangenamer zijn, en de zijne is niet minder waard. Zoo hebben wij dan vier aanbevelingen: ééne, de oorspronkelijke, die van de Synode reeds in 1819, en de drie andere, de napratende van den Professor, de aanduidende van Ds. L.W., de niet door personeel vooroordeel gemotiveerde van Ds. Lentz. En wie weet hoevele aanbevelingen nog volgen, die nog niet zijn publiek gemaakt! Het is toch aardig in deze wereld, dat men vraagt eerst, wie heeft het gezegd? en daarna, is het gezegde waar? het aanbevolene goed? Het pleit voor buitengewonen vooruitgang van ons geslacht. Maar in allen ernst, was het niet beter geweest, dat de Synode de verandering niet had aanbevolen, en alleen aan het bestuur der Gemeenten overgelaten? Zonderling, de aanbeveling van de toga in plaats van mantel en bef vond terstond weêrklank te Amsterdam, zoo zelfs, dat de Herstelden haar overnamen, en om den schijn van oorspronkelijkheid te bewaren nog eerder dan de Evangelieschen haar op den kansel bragten. Maar zegt ge, dat was eene onverschillige zaak. Hé! waarom dan veranderd? En is de wijze van Avondmaalvieren niet onverschillig, waarom dan niet de oude manier elders behouden? Zal Christus niet vragen naar toga of mantel en bef: hij zal het ook niet doen naar brood of ouwel. - Zoo ver was
ik gevorderd, toen A. mij bezocht. Ik las het geschrevene voor. Hij bromde in zichzelven. Ik daagde hem uit. ‘Wat last,’ zeide hij, ‘ik wou, dat die Synode en die Professor maar tot de Remonstranten overgingen. Daar behooren zij. Nog gisteren had ik de waanwijsheid van mijn jongens te verdragen. Vader, vroeg Piet, waar staat in den Bijbel, dat er bij het Avondmaal brood moet gebruikt worden? Ik antwoordde, wel in de woorden van de instelling door Jezus gesproken, en die van Paulus aan de Corinthers. ‘Maar vader! vroeg Jan, waarom heeft u dan in de kerk geen brood, maar ouwels?’ Ik was verlegen, wat te zeggen, - dat weet ik niet, gaf ik ten antwoord, ik ben geen dominé of ouderling. Vraag het op de catechizatie. ‘Vader! riep daarop Arnold, “op de catechizatie? Daar is wel wat anders te vragen, waarvan ik nooit gehoord heb, toen ik belijdenis leerde: hoe men toch onder de gedaante van brood en wijn het ware ligchaam en bloed van Christus wezenlijk en waarachtig ontvange?” Ik houd zeker geen goed Avondmaal, dat ik niet dan ouwel en wijn proef.’ - Die ellendige Professor met zijn gepreek en geschrijf, dat mijne jongens zulke vragen leert doen! Ik heb ze nooit aan mijn vader gedaan. Eens had ik ook een tekst tegen hetgene hij zeide, en wat was zijn antwoord: ‘zwijg jongen! zou je 't beter weten dan Luther en al die knappe lui! Het staat in den Catechismus en de Belijdenis. Daarmeê is het uit.’ En wat zal er van worden, als dat zoo voortgaat, en de menschen denken over den inhoud en dien vergelijken met de Bijbelplaatsen? Het best is dus, wil men de Lutherschen Luthersch en de Gereformeerden Gereformeerd houden, dat de vrijheid van onderzoek en het denken over de woorvan den Bijbel en catechismus worde af-