| |
| |
| |
Glossen van een' wijsgeer der voorgaande eeuw, met die van eenen opmerker der tegenwoordige. (Ingezonden.)
Aan de vaak onverstandige gehechtheid aan oude gebruiken, instellingen en meeningen heeft men alle kwaad in de wereld te wijten.
Glosse: Vele zullen lichtenberg in dezen gelijk geven en zich voorbeelden herinneren, hoe het daardoor in oorlog en vrede dikwerf slecht met de zaken ging. Maar dan wenschen zij zich zeker geluk, dat zij in een land en in eenen tijd leven, die het nieuwe waarlijk niet schuwen. Men denke slechts aan onzen Yacht-club en de wedrennen en aan de belangstelling, welke deze en zulks bij zoo hooggeplaatste personen en autoriteiten vinden. Welk een ijver voor de gewigtigste belangen, welk eene zorg voor de verbetering van het zeewezen op rivieren en binnenwateren, en het paardenras! - Welke origineele inventies vooral! - Maar men moet de arme, waggelende, uitgemergelde, bijna verrekte, dampige dieren gezien heb- | |
| |
ben! - Zij hadden waarlijk iets van ons land in de dagen van de wet van behoud. Zij deden veel meer dan zij konden en droegen de kennelijke blijken, dat hunne afgeperste snelheid eene buitengewone leening of heffing op hunne krachten was. - Men moest bijna onmensch jegens de dieren, of al te menschelijk jegens de menschen wezen, om niet te wenschen, dat men eens aanleggers en liefhebbers zóó de baan langs mogt zien hetzen.
De man heeft gelijk, moet men meermalen zeggen; maar slechts niet naar die regelen, welke men in de wereld algemeen heeft aangenomen.
Glosse: Wees voorzigtig, want er schuilt eene adder onder die bloem van het veld der levenswijsheid; lichtenberg mogt er wel bijgevoegd hebben: ‘hier ligt de weg naar de Diplomatie.’ welke een staatsman eens definiëerde als de kunst om God zóó te dienen, dat de duivel er niet boos om worden kon. - Alle halve gaauwdieven, die den moed niet hebben om geheele te zijn, zullen daarin een palliatief vinden voor de wonden en builen, welke zij aan regt en geweten toebrengen. - Het is een beginsel, dat men maar een paar malen met het gewone gevolg in praktijk moet zien brengen, om in de verzoeking te komen om duivelsch wijs te worden, om opregtheid en enthusiasmus voor goed den schop te geven en zóó zóó van de voorstanders van waarheid en regt naar de tegenpartij over te loopen. Maar ik zwijg er van; want het is eene dier gedachten, welke men wil schuwen, doch waarbij
| |
| |
men zich te gelijk haast ergeren zou, dat men haar maar niet reeds vóór een jaar of wat tot de zijne maakte en in praktijk bragt.
Men heeft vele voorschriften voor wijnbouw en wijnbereiding, maar nog geen, dat leert om dien regt te drinken. Slechts onder eene gematigd zachte hemelstreek en op gunstigen bodem tiert en gedijt de wijnstok goed; en soortgelijke zielen moeten zij hebben, die denzelven het best kunnen gebruiken. Wie meer dan eene flesch kan drinken zonder Fransch of van zijne beminde te spreken, zonder verzekeringen van vriendschap te geven, zonder te zingen of vertrouwelijk te worden en een klein geheim te openbaren, is te koud voor den wijn; hij die bij het vierde glas korzelig en wantrouwend wordt, kortom iemand, die dan noode te vreden is ten zij hij slaag geeft of krijgt, is er al te warm voor. Beide deden beter met water te gebruiken.
Glosse: Dat is een regel, die het matigheidsgenootschap zoo al niet overtollig maken, dan toch veel werks uit de handen nemen kon. - Evenwel vergat ik daar, dat de voorstanders daarvan wel vóór den wijn, maar slechts tegen den jenever zijn.
Als iemand iets zeer gaarne doet heeft hij bijna altijd iets bij de zaak in het oog, wat niet de zaak zelve is. - Dat is eene opmerking die het dieper onderzoek meermalen met nuttige gevolgtrekkingen zou beloonen.
| |
| |
Glosse: Wij willen dat niet op het bovenstaand artikel toegepast hebben; maar denken daarbij onwillekeurig aan posten, bedieningen en onderscheidingen. De nevengedachten en bijoogmerken zijn de zonneglans van den roem, of het denkbeeld dat het regeren zoet is, of de berekening wat het plus minus opbrengt. - Overigens is het ook waar, dat er wel tegenstanders van Gouvernementen of opposanten tegen autoriteiten zijn, bij wie men, wanneer men naar het eigenlijke waarom? hunner oppositie vroeg, als reden zou vinden, dat juist zij niet, of niet genoeg in het beheer en den aankleve van dien deelden. Uit waarlijk eigen en eenig principe wordt in de menschenwereld en vooral in de politieke wereld niet veel gedaan. Het is goed dat men dit weet en in het oog houdt, zegt lichtenberg. Men moet er slechts niet zelf naar handelen; wél er zijne zienswijze en daden naar regelen.
Lichtenberg zegt van Mrs. abington, eene Engelsche actrice van zijnen tijd: ‘terwijl de zuster van Arlekijn met de domheden van het hoog en laag gepeupel den minder edelen spot drijft en die ten toon stelt, bestrijdt zij de dwaasheden en verkeerdheden der Grooten naar al de wetten van een eerlijk duel.’
Glosse: Men kan bezwaarlijk het onderscheid tusschen het dikwerf laf en kinderachtig gesmaal, waaraan eene Kamper Courant, soms eene Arnhemsche en ci-devant Utopiaansche zich schuldig maken, en de waardiger houding en taal der echte Oppositie, zoo
| |
| |
als wij die meermalen in de Wespen opmerkten, schetsen dan in deze opmerking. - Mogt het weinig behagelijk, meermalen moeijelijk en ondankbaar pad slechts meer en met fikschen tred worden ingeslagen! - Wij koesterden vaak den wensch, dat iemand als de Hoogleeraar thorbecke, wien vele weldenkenden in den lande in de Staten zoo gaarne zagen en hoorden, zich mogt verledigen om een blad te schrijven, waarin klagt en grieve, bezwaar en gevaar op eenen waardigen toon onder het oog van Natie en Vorst werd gebragt, waarin hij Volk en Vertegenwoordigers omtrent hunne regten, pligten en belangen in- en voorlichtte, zoodat ook het ter goeder trouw dwalen minder gemakkelijk werd. Dan werd er ook van veel kibbelens en haspelens een eerlijke strijd. - Tegen het hatelijk: ‘J'ai tiré leur honte à vingt mille exemplaires’ van den overlooper barthelemy behoefde de vrijmoedige en belangelooze vriend der waarheid wel niet gewaarschuwd te worden. - Debiet en opname van zulk een Week- of Maandblad kon, wanneer er niet al te veel laauwheid en flaauwheid in ons land heerschte, eene tamelijk goede barometer van de publieke opinie worden. - Zet uw licht niet onder den korenmaat, maar op eenen kandelaar, opdat het verlichte allen die in huis zijn! - Wij vertrouwen dat bij deszelfs schijnsel de Wespen gaarne niet meer zouden uitvliegen en veel muggengegons ophouden zou.
Barrère vertelt in zijn werk over Guiana, dat de Wilden vóórdat zij iemand in hun midden opnamen,
| |
| |
hem eerst op onderscheidene zware proeven stelden. Hij moest honger en dorst verduren, zich aan de vinnige steken der insekten bloot stellen en diepe insnijdingen in het vleesch ondergaan. Dat is wat anders en meer, voegt lichtenberg er bij, dan het Magister worden bij ons.
Glosse: Het krijgt er toch bij onze tegenwoordige Staatsexamens iets meer van dan vroeger, en menig student zal het: ‘multa tulit fecitque, sudavit et alsit’ meer dan vroeger op zich willen toepassen. - Wij wenschten wel eens te weten of die Wilden, ook wanneer iemand fiksch hongeren en dorsten en wel pijn maar geene muskietensteken verdragen kon, den armen kerel zouden hebben uitgestooten. Als zij in dat geval hem toch aannamen, dan waren zij ten minste iets genadiger dan de doctissimi en humanissimi, die met elkander van allen alles moeten eischen. - Maar welk Examinator zou willen toegeven dat zijn vak, ook bij het uitblinken in de overige, ooit als maar half overtollig kon worden beschouwd?
Wie geene gelaatskennis heeft of haar niet wil bezitten is altijd wreeder dan andere lieden. Men kan het kleinere dier gemakkelijker mishandelen dan het grootere.
Glosse: Dat kan mede ter opheldering dienen wanneer men vraagt, hoe herders van Volken deze, even als sommige herders het hun toevertrouwde vee, onbarmhartig mishandelen en bij levenden lijve het vet afdraaijen konden. Voor hooggeplaatsten werden de
| |
| |
enkele geringe menschen en geheele Volken te klein, dan dat zij de trekken, die de onmagtige woede en verbittering of de ellende en den honger verrieden, konden waarnemen. Kwam de smart hun digt genoeg onder de oogen, b.v. op het tooneel, dan werden zij tot schreijens toe bewogen en werden hunnne tranen de bewijzen van hun menschelijk gevoel.
Bij kinderen kan men den opschik veelen, omdat zij dien dragen, zonder dat zij daardoor hunne zielshoedanigheden of verstandsbeschaving willen aanduiden, bij eene liverei of uniform kan men veel bonts over het hoofd zien. Zoodra echter iemand zijn eigen ligchaam naar eigen keus en willekeur kleedt is het kleed niet meer enkel deksel, maar hieroglyphe.
Glosse: Het is moeijelijk om die stelling als waar te laten gelden. In onzen tijd had lichtenberg stellig niet van eigen keus en willekeur gesproken en dat hieroglyphe had hij weggeveegd. - De meesten komen aan stof en vorm hunner kleederen nog als de kinderen, hoewel niet zoo geheel klakkeloos als dezen. Zij laten zich die aantrekken, althans leveren, naarmate de mode zulks voorschrijft. Zoo zou de kleedij en opschik in de eerste plaats te kennen geven, dat de menschen weinig eigen keus en wil en kracht meer hadden en alles kopij was. Uit dat oogpunt kon de regel welligt zoo geldig als ooit zijn. - Overigens staan origineele gedachten en wijs van handelen en origineele kleederen dáárin gelijk, dat men, hoe verstandig en doeltreffend zij wezen mogen, gevaar loopt
| |
| |
van er om te worden uitgelagchen. - De kleeding zou, als het er aan te zien was, nog het meest kenmerkend onderscheidingsteeken tusschen solide en onsolide menschen kunnen wezen, namelijk daardoor, dat de een betaalde- de ander onbetaalde kleederen draagt.
In de middeleeuwen werd ter herinnering aan de vlugt naar Egijpte het zoogenoemde Ezelsfeest gevierd. - Dan balkte de priester, in stede van den zegen uit te spreken, driemalen als een ezel en de gemeente bootste dit geluid getrouwelijk na; de een goed, de ander slechter, naarmate ieder geschikt was om als een balkende ezel te ageren. - Dit was geene jokkernij noch gekheid, maar werd als eene heilige plegtigheid beschouwd.
Glosse: Er hebben wel meer priesters gebalkt en anderen hun nagebalkt, ofschoon niet op het Ezelsfeest en met geen iha! - terwijl men het ook als hoogst eerwaardig en zelfs heilig wilde aangemerkt hebben.
|
|