| |
| |
| |
Olla Potrida.
Buitenlandsche berigten.
Overzeesche dronkenschap.
Gedurende de maand December 1845, werden door de politie, in de stad Bridewell, 879 personen aangehouden en gestraft, waaronder 751 donkaards. De maand December 1844 leverde het getal van 562, waarvan 433 dronkaards waren - dus aantoonende een toenemend getal van 318!
Cork Constitution.
Glosse. Een kleine troost voor ons, die achter de duinen, de matigheid bevorderen, dat het achter de krijtbergen niet beter, welligt erger is gesteld. - De booze geest, die uit de jeneverbes, en uit de rijstplant, zich alom met zijne reuzengedaante opheft, en de wereld doorwandelt, wordt zoo ligtelijk niet uitgebannen. - Ook deze eeuwige wandelaar blijft op de eilanden, en op het vaste land, als te huis. - De matigheidsgenootschappen zijn, zouden wij schier zeggen, eenige eeuwen te laat gekomen. - Als de menschen alles zelve willen, en hunnen wil niet meer afhankelijk maken van den wil van anderen - en in dien tijd van vrijen wil leven wij immers - dan willen zij ook drinken, en om dit niet te willen, behoort eene andere wilskracht, dan die van een, anders hoogst loffelijk en verdienstelijk, genootschap!
| |
| |
| |
Koninklijke kleerkas.
De garderobe van Koning george IV was zoo uitgebreid, dat men drie zeer groote wagens noodig had, om dezelve van Windsor naar Londen over te brengen. - Men berekende de waarde, ten minste, op 15,000 ponden sterling.
Glosse. Niemand zal ontkennen, dat de waarde van eenen dooden monarch eenigzins uit zijne garderobe kan afgeleid worden. - Gesteld, dat er 15,000 doodarme Engelsche onderdanen waren, die hun lompenkleed, als eenigste garderobe, op en aan het lijf droegen, blijkt daaruit dan, dat een mensch, al is hij ook Koning, en nu dood, toch zoo veel waardig is alleen, dan deze 15,000 half naakten te zamen? Men gevoelt hoezeer dit pleit voor het absoluut monarchaal begrip. Niets ware intusschen wenschelijker, dan dat de koningen, die zichzelven kleeden, met wagensvol, ook hunne onderdanen (quasi-kinderen) wilden kleeden - niet slechts bekleeden met lint, of titel, of brevet - maar werkelijk aankleeden, van het hoofd tot de voeten. - In dien zin, ware een echt Koning, in zijn rijk, de beste ‘meester kleedermaker.’
| |
Opvoedings-annonce van 1691.
Een oud Engelsch nieuwsblad, van het einde der 17e eeuw, behelst de volgende advertentie, reeds merkwaardig genoeg als tegenstelling der hedendaagsche couranten-uitnoodigingen:
‘Veertig mijlen van Londen verwijderd, biedt zich een schoolmeester aan; hij heeft zulk een' gunstigen uitslag zijner opvoeding ondervonden, dat bijna veertig predikanten onder zijne voormalige kweekelingen
| |
| |
worden geteld. Zijne vrouw onderwijst tevens ook de meisjes het naai- en breiwerk, wollennaaijen, pudding te maken, sausen, en de geheele kookkunst in alle deelen. De prijs is 10 of 11 pond sterl. 's jaars, benevens twee servetten, en een lepel, die, des verkiezende, teruggegeven worden. - De afstand is slechts eene dagreize van Londen.’
Glosse. O sancta simplicitas! - Heilige eenvoudigheid! Hoe geheel anders kenmerkt zich onze tijd, wat het vak der opvoeding betreft? - Het eigenlijke dresseren der lieve kinderen, het overvoeden met noodelooze kundigheden, het altoosdurend leeren, en in het brein stampen, - daarvan wist men in die booze dagen niets. - Verbeeld u eens, dat eene moderne institutrice, die geene school, maar een instituut heeft, die geene schoolhouderesse, maar eene dame is, die bepaaldelijk de aanzienlijke jonge dames voor de groote wereld repareert, instrueert, en organiseert, - verbeeld u, dat eene zoodanige patronesse der schoone kunsten en wetenschappen zich verbond, om de rijke nufjes puddingen en sausen te leeren maken, en de kookkunst doceerde? - O gruwel! ten jare 1691, mogten misschien de huismoeders zelve kunnen koken, en het huis van den zolder tot in den kelder bestieren, - thans doet de wereld andere eischen: de piano boven den zwarten kookoven! de dansschoenen boven de kamermuilen! het borduurraam boven een smakelijk geregt! de schildersezel boven den ijzeren pot, of aarden pan. - De vrouwen des huizes zijn, omdat ze zoo heeten, geene huisvrouwen meer; de opvoeding heeft hier weldra hare middaghoogte bereikt. - De kleine sultanes der kostscholen moeten in eere gehouden worden; want de papa's en mama's betalen dapper. - Leve hier onze cultuur - bovenal omdat men er zichzelven, wat den Mammon betreft, mede door cultiveert.
| |
| |
| |
Staatkunde en spoorweg-geestdrift te Parijs.
Er zijn nog eenvoudige menschen, die zich verwaardigen om acht te slaan op datgene, wat men noemt: staatkundige debatten - en de twisten in de Kamers. - Er zijn geene debatten, geene discussiën meer, - er is geene oppositie meer; - de oppositie is een oude boom, hol en inwendig verteerd, slechts de bast bestaat nog. Voor die menschen, welke uit de verte of slecht zien, heeft dezelve nog den vorm van een' boom. Catharina de medicis had zich omgeven met een' krans van zeer schoone staatjuffers, die de rol van sirenen moesten spelen, en met bloemenketens de aanzienlijke heeren moesten vangen, die der koningin vijandig waren. Heden zouden onze heeren zich niet meer laten vangen door dergelijk lokaas. - De liefde bezit, als liefde, niets meer dat hun aanlacht; de liefde is alleen het middel om tot gemeenschap van een zeker getal deuren en vensters te geraken, welke iedere vrouw moet bezitten, die niet als maagd wenscht te sterven. - De constitutioneele regering weet ander lokaas te vinden.
Zij heeft de speculatie in ijzeren spoorwegen opengezet.
Zij heeft gouden appelen overal heengeworpen, en hare tegenstrevers, bezig zijnde met die op te rapen, hebben opgehouden haar te bestrijden - en hebben de regering weder vergund adem te scheppen. Eenigen hebben gewonnen, anderen verloren, de hon- | |
| |
ger is hun al etende gekomen, de honger is aan anderen gekomen al vastende, en zij wenschen zich nu te verzadigen.
Het geheele land draait op de groote spil der berekening, der agiotage, van het spel. De benoodigdheden voor den middelstand zijn in ongehoorde mate toegenomen; - wat te voren als onnoodig werd beschouwd, is thans volstrekt noodzakelijk; hij, die te voren blijde was van een paar laarzen te bezitten, kan thans niet buiten een rijtuig. Het geheele leven wordt toegewijd om aan deze overspannen' eischen te voldoen; - de geheele omvang van menschelijke kracht, wil, verstand en hart, wordt gebezigd, om geld te winnen: men heeft voor de andere edele neigingen niets meer overig. Ieder leeft onverdeeld voor zijne geldelijke winst, voor het spel - niemand wenscht daarin gestoord of gehinderd te worden.
Heeft men een' beroemden naam verkregen, - heeft men een kerkelijk ambt, - wenscht men eereteekenen, - dat alles is slechts de wensch der ijdelheid; - de ijdelheid kost niets, en brengt niets in; 't is niet meer der moeite waardig, om de vrouw te betooveren, - wie zoude daar den tijd toe hebben? - neen, 't is om in eenige societeit als commandite te schitteren, om deelgenoot in eenige spoorweg-actien te zijn. Niemand bemoeit zich meer met de staatszaken. - Men valt het Ministerie slechts flaauw aan. - Dit doet men, omdat men het welstaanshalve doen moet, als gede- | |
| |
puteerde der oppositie, en zijne rol moet volhouden, maar men strijdt en vecht, zoo als de tooneelspelers, die de kling trekken; men brengt haar de slagen toe volgens bepaalde order. - Alles in schijn, men slaat haar zeldzaam op de vingers, en nimmer op het lijf.
karr, les Guêpes, Févr. 1846.
Glosse. Tot die hoogte van speculatiegeest, welke onze waarheidlievende Fransche Wesp hier mededeelt, zijn onze landgenooten nog niet geklommen. Men weet intusschen niet, wat er nog gebeuren kan, wanneer de koorts der ijzeren-gouden-wegen ook tot ons komt, en er voor de brave lieden meer te winnen is aan rook en stoom, dan aan Spanjaarden of Metallieken. Het geliefkoosde woord des tijds: spoorwegnet, is hier uiterst goed gekozen - in dubbele beteekenis; ook als net, waarin de argelooze visschen gevangen worden, die dan, op het drooge geworpen, versmachten. Wat vóór eeuwen de tulpen waren, worden thans de spoorwegen. De geest des tijds is treffelijk uitgedrukt door de ongetemde woede, om goud en zilver op ijzer te exploiteren, en eene denkbeeldige waarde aan eene onderneming te hechten, welke wederom, als stoom en damp, hoogst juist wordt gekenmerkt. Intusschen geven wij het onze waarde Wesp in bedenking, of het dan toch niet altijd beter is, om zich doodarm te speculeren, dan de regering, zoo als ze thans bedachtzaam, vredelievend, binnen Frankrijk wordt gehandhaafd, te bestrijden, waarbij men niet slechts, als het volk loskomt, fondsen en bezittingen, huizen en goederen verliest; maar armen, beenen, hoofden, en ledematen, welke door eene tweede of derde revolutie-speculatie toch niet weder kunnen gewonnen worden?
|
|