De Tijdspiegel. Jaargang 3
(1846)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |||||||||
Kunst.
| |||||||||
[pagina 194]
| |||||||||
ander volkskarakter en in eene andere hemelstreek, slechts gedeeltelijk, slechts in de beginselen (principes), niet in de gewrochten zelve meer van toepassing waren. Eerst nadat de wijsbegeerte der XVIII eeuw ook op het gebied der kunst kritisch had gewerkt, den blik had verruimd en in de geschiedenis de ware pragmatiek aangebragt; eerst nadat godsdienstveeten en vreemde overheersching, met den gruwel der verwoesting, het westelijk Europa geschokt, beroerd en - weder verlaten hadden, schenen de weleer verachte middeleeuwsche kunst en geschiedenis meer gewaardeerd te worden. En toen met napoleon's val en de herkregen rust, de liefde voor een zelfherwonnen vaderland nieuwe vleugelen had aangeschoten, schenen ook de gedenkstukken van een vroeger volksleven, waarin het hedendaagsche geworteld was, de aandacht meer te boeijen. Behoefte aan geschiedenis, deed belangstelling in hare gedenkstukken en overblijfselen ook op het gebied der kunst herleven, en men begon het overgeblevene hooger te waarderen, naar mate men dieper besefte dat het verlies groot was geweest. Zoo vormden zich zelfs vereenigingen, en haar aantal neemt nog steeds toe, die zich de opsporing en bekendmaking van oude gedenkstukken ten doel stelden. Men begeert in onze dagen met ernst het heden bij het licht van 't verleden te kennen, om het daarnaar te beter te volmaken; en het zijn niet enkel taalgronden, godsdienst-, regts- en staatsbegrippen en vormen, zeden en volksgebruiken, die men aan | |||||||||
[pagina 195]
| |||||||||
de hand van geschiedenis en wijsbegeerte tot hunne bronnen vervolgt, ontwikkelt en van nieuwe toepassing maakt voor het heden; het zijn vooral ook de uitingen van een vroeger kunstleven, welke thans in eene veelzijdige belangstelling deelen. Op het gebied der middeleeuwsche kunst werd dan ook in den jongsten tijd menig kostelijk kleinood teruggevonden, van het stof der eeuwen gezuiverd en in een nieuw licht gesteld; en is desniettemin het geschiedkundig-wijsgeerig onderzoek dier kunst nog eene jeugdige wetenschap, zoo is toch uit de tot dusver in 't werk gestelde pogingen deze veelbeteekenende aanwinst ontstaan, dat men algemeener en beter dan voorheen het naauwe verband begint door te zien, waarin het hedendaagsche volksleven, ook ten aanzien der kunst, tot de middeleeuwen staat; dat men de punten van onderscheid en strijd grondiger erkent; dat men het voortreffelijke en navolgenswaardige uit dien vroegeren kunsttijd meer van toepassing tracht te maken, en dat men onbevangener oordeelt over hetgeen uit haar ten onregte in de hedendaagsche kunst is overgebleven, ingeslopen of nog dreigt in te sluipen. Uit zulke oogpunten hebben onderwerpen uit de christelijk-middeleeuwsche kunstgeschiedenis veel aantrekkelijks, en het zal daarom naauwelijks verontschuldiging behoeven, wanneer ik voor één van dezelve, hetwelk nog geenszins grondig genoeg bekend is, een paar bladzijden in dit Tijdschrift vrage. Wel is waar de aureool is voor zoo ver vrij alge- | |||||||||
[pagina 196]
| |||||||||
meen bekend, als men ongeveer weet wat daardoor verstaan wordt; maar haar geheele karakter, hare geschiedenis, oorsprong, beteekenis en vertakking met de hedendaagsche kunst, zijn nog niet naar behooren opgehelderd; en het nieuwe bewijs dat zij oplevert voor het onafgebroken snoer der kunstbeschaving, die Griekenland en Rome, geheel de middeleeuwen door, met het heden vereenigd houdt, zal wel slechts aan weinigen bekend zijn. De hiervan verkregen overtuiging gaf mij moed, om mij in het omslagtig onderzoek ten deze te begeven, en zij geeft mij dien ook thans, om van dat onderzoek eenige resultaten mede te deelen, voor zoo ver zulks zonder afbeeldingen doenlijk is. Die mededeeling is dus ver van volledigheid te belooven. Het ingestelde onderzoek zelf was daarvoor ook nog geenszins omvattend genoeg. Maar hoe bescheiden ook over mijn pogen oordeelende, mag ik toch de hoop niet laten varen, dat hetzelve medewerken zal, om de voorgestelde vraagpunten aangaande de aureool beter te beantwoorden.- Wat door aureool verstaan wordt, zal wegens hare groote bekendheid geene uiteenzetting vereischen. Wij verstaan er door hetgeen de Duitschers Heiligenschein noemen en hetgeen in de Latijnsche kerk door nimbus en gloria werd uitgedrukt; namelijk den stralenkrans of lichtglans, dien men om het hoofd van heiligbeelden aantreft. Ik zeg met opzet om het hoofd, omdat de cirkels die men soms om hunne andere ligchaamsdeelen of om het geheele lijf bespeurt, daar- | |||||||||
[pagina 197]
| |||||||||
toe, mijns oordeels, niet behooren, gelijk beneden blijken zal. Reeds om deze reden zou ik de onderscheiding tusschen aureool, nimbus en gloria, die de jongste schrijver over dit onderwerp, de Heer didron, gemaakt heeft, niet durven goedkeuren; eene onderscheiding, die men, zoo veel ik weet, in de geschiedenis der christelijke kunst ook niet gekend heeftGa naar voetnoot1). Het bepaalde onderwerp onzer behandeling zou kunnen worden uitgedrukt door kritisch onderzoek aangaande de christelijke middeleeuwsche aureool, en ten einde bij een zoo uitvoerig onderwerp zoo min mogelijk in omslagtigheid te vervallen, maar | |||||||||
[pagina 198]
| |||||||||
geleidelijk voort te gaan, zal ik achtereenvolgens bij de volgende hoofdpunten stilstaan:
| |||||||||
1. Geschiedenis der christelijke middeleeuwsche aureool.Om de geschiedenis der christelijke middeleeuwsche aureool volkomen te kennen, zou een chronologisch overzigt vereischt worden, van al hare vormen, kleuren en versieringen op elk gebied der beeldende kunst, op dat der beeldhouw- en schilderkunst en de daar tusschen liggende en daarmede verwante plastische kunsten. Dit zoude echter het bestek dat ik mij thans durf stellen, en zeker ook den omvang der bronnen welke mij toegankelijk waren, te buiten gaanGa naar voetnoot1). Slechts bijdragen tot die geschiedenis durf ik belooven; doch zal daartoe evenwel eenige voorname voorbeelden van aureolen chronologisch aanvoeren, van den vroegsten tijd der christelijke kunst af, met vermelding van de meest onderscheiden vor- | |||||||||
[pagina 199]
| |||||||||
men en van het personeel, hetwelk daarmede versierd ons te gemoet treedt. De vroegste christelijke aureolen van zekere dagteekening leveren ons de penningen. Want ofschoon de Heer didron er nog vroegere meent te vinden op een fresco in de catacomben van Rome, voorstellende den zittenden heiland tusschen paulus en petrus, zoo is die meening, zonder nadere bewijzen, voor onzeker te houdenGa naar voetnoot1). Den eersten christelijken nimbus vindt men op penningen van keizer constantinusGa naar voetnoot2) en van fausta zijne vrouwGa naar voetnoot3); voorts op die van constans en constantius, theodosius junior en placidius valentinianusGa naar voetnoot4). Ciampini, die ons in zijne Vetusta Monumenta zoo menig kleinood der christelijke kunst bewaard heeft, kende nog geene vroegere aureolen, naar het schijnt, dan uit de Ve eeuw. Uit dien tijd echter deelt hij een mozaïk mede uit de Liberiana (kerk della S. Maria maggiore) te Rome, waarop vele personen uit het Nieuwe Testament, vooral engelen, voorkomen, wier hoofd van eene ronde schijfvormige aureool voorzien isGa naar voetnoot5). | |||||||||
[pagina 200]
| |||||||||
Uit de VIe eeuw herinneren wij vooral aan het zeldzame mozaïk der kerk van den H. vitalis te Ravenna, waarop keizer justinianus en zijne vrouw theodora met eene aureool om het hoofd gezien wordenGa naar voetnoot1). In eene der nissen van de krocht der martelarenkerk te Napels, waarin twee bisschoppen zouden begraven zijn, ziet men twee geestelijken, bisschoppen volgens de kleeding, om wier hoofd zich een ronde gele nimbus bevindt, en welke afbeeldingen tot de VIIe eeuw gebragt wordenGa naar voetnoot2). Uit de IXe eeuw kennen wij een' nimbus van zeer zamengestelde soort. Op eene miniatuur namelijk der Koninklijke Bibliotheek te Parijs, bevindt zich om het hoofd van den heiland eene ronde aureool, die echter op drie plaatsen van een' bundel stralen doorsneden wordt, welke uit het midden van het hoofd naar beide zijden en naar omhoog uitschietenGa naar voetnoot3). Eene andere, in vorm zeer afwijkende, uit dezelfde eeuw, treffen wij aan op een mozaïk in de St. Marcuskerk te Rome; daar toch is de H. gregorius voorgesteld met eene langwerpig vierkante gloria om het hoofdGa naar voetnoot4). Ook de vrouwen van Keizer karel den Grooten, te Metz en Ingelheim, zijn met eene aureool | |||||||||
[pagina 201]
| |||||||||
in beeldhouwwerk voorgesteld; maar het is mij niet met zekerheid bekend of dat werk uit denzelfden tijd is; evenmin als ik zulks weet van de afbeelding van lodewijk II, zoon van lotharius, bij ciampini met eene aureool afgebeeldGa naar voetnoot1). In de Xe eeuw worden de nimbi meer zamengesteld en versierd. Een agnus Dei, op eene Italiaansche sculptuur van dien tijd, is om het hoofd van eene ronde aureool voorzien, doorsneden van een kruis welks vleugels waaijer- of wigvormig uitloopen, en die van binnen nog met een latijnsch kruis versierd zijnGa naar voetnoot2). Op eene miniatuur in de Koninklijke Bibliotheek te Parijs uit dezelfde eeuw, voorstellende abraham, zich buigende voor de drie hemelboden welke hem verschijnen, zijn de engelen van eene ronde aureool voorzien, van welke die des eersten engels, merkwaardig genoeg, nog van een kruis doorsneden is. Het verdient daarbij tevens opmerking, dat de eerste en derde engel zonder vleugels voorgesteld zijnGa naar voetnoot3). Om de hoofden der Porphyrogeneten (Byzantijnsche keizers) op penningen dier zelfde eeuw, is de ronde schijfvormige gloria soms merkwaardig versierd. Zij | |||||||||
[pagina 202]
| |||||||||
is van een kruis doorsneden, welks vleugels waaijer- of wigvormig uitloopen, en in die vleugels ziet men soms 1, 2, 4 of 5 parels, die op andere penningen wederom door vierkanten (edele steenen?) en kruisbalken afgewisseld wordenGa naar voetnoot1). Rijker nog is de gloria in de XIe eeuw, een tijd, toen met de bijgeloovigste godsdienstige geestdrift, waarvan onder anderen de kruistogten getuigen kunnen, ook de heilige kunst nieuwen luister ontving. Wij herinneren aan de beroemde gouden kist door keizer henderik II (1019), na eene ziekte, aan den H. benedictus als gelofte vereerd, welk kunstgewrocht langen tijd te Bazel bewaard gebleven is; een meesterstuk van drijfwerk, naar eene daarvan bestaande afbeelding te oordeelenGa naar voetnoot2). De heiland staat daarop in het midden, voorzien van eene aureool, die van een kruis doorsneden en met paarlen en edele steenen bezet is. Regts van hem de aartsengel michaël en links benedictus, beide met soortgelijke nimbi versierd, doch zonder kruis; ook gabriël en rafaël dragen gelijksoortige aureolen. Boven deze ziet men vier vrouwelijke medaillons, voorstellende de vier kardinale deugden der ouden, elke met eene ronde gloria om het hoofd. Intusschen waren er in dien tijd ook eenvoudiger voorstellingen. Dit hing niet zelden af van de stof | |||||||||
[pagina 203]
| |||||||||
waaruit het kunstwerk vervaardigd was; zoo is het een bloote ronde schijf om het hoofd van johannes den Dooper op een' bloedkleurigen jaspis in het Koninklijk Kabinet van gegraveerde steenen te 's GravenhageGa naar voetnoot1). Het merkwaardige steenen beeld van johannes den Dooper uit dezelfde eeuw, te Utrecht opgegraven en op het stadhuis aldaar bewaard, draagt eene ronde aureool, goudkleurig geverwd en van een vermiljoenrood opschrift voorzienGa naar voetnoot2). In de XIIe eeuw was de gloria niet minder rijk, en soms vreemd zamengesteld. In den beroemden Hortus deliciarum, geschreven door herradis, abdis van Landsperg, en berustende op de bibliotheek te Strassburg, zijn de aureolen verschillend gekleurd, naar het karakter van het personeel, gelijk het schijnt, dat daarmede versierd is. De apostelen, martelaren, confessoren en heilige vrouwen dragen gouden schijf- | |||||||||
[pagina 204]
| |||||||||
vormige gloria's; de patriarchen en propheten zilveren, en de overige hemellingen geelkleurigeGa naar voetnoot1). Op de beroemde keizerlijke dalmatica te Rome, uit denzelfden tijd, naar het schijnt, heeft de heiland eene gouden gloria, doorsneden van een zilveren kruis, waarop de letters Ο Ω Ν (d.i. ὅ ὠν) gelezen wordenGa naar voetnoot2). Op eene glasschilderij in de kerk van St. remi te Rheims, is het hoofd van johannes den evangelist voorzien van eene aureool met dubbelen cirkelkring, terwijl uit elk dier kringen eene bloeijende zonnebloem (heliotroop) oprijstGa naar voetnoot3). Uit de XIIIe eeuw, waarin de gloria niet minder prachtig was, zal ik slechts een voorbeeld herinneren van eene schilderij van cimabue (1240-1300), waarop de H. Moedermaagd van eene met rozen versierde aureool voorzien is, terwijl die van elizabeth slechts met stralen doorschoten is. In het algemeen mag men het er voor houden, dat in de XIIe en XIIIe eeuwen, toen men de heiligbeelden meer en meer met kostbaarheden opluisterde, ook de nimbi kostbaarder en rijker werdenGa naar voetnoot4). | |||||||||
[pagina 205]
| |||||||||
In de grootste pracht echter verschijnt de aureool in de XIVe eeuw. Op de metalen deuren der kerk van johannes den Dooper te Florence, begonnen door andreas pisanusGa naar voetnoot1) in 1330, ziet men op de eerste deurGa naar voetnoot2) acht deugden met vijfhoekige gloria's voorgesteld; op de derde deur bevinden zich om het lijf van God den Vader cirkels, die in elkander sluiten, eens zeven in getal, welke echter klaarblijkelijk voor symbolen des hemels, des hoogsten hemels, des derden of zevenden hemels, waar God geacht werd zijne Heerlijkheid het meest te vertoonen, te houden zijn. Dat de ronde, of soms ook ovale cirkels, die men om het lijf van God en christus aantreft, den hemel of de hemelen beteekenen, wordt duidelijk bewezen door die voorstellingen, waar zij, behalve de gloria om het hoofd, ook nog cirkels om het lijf dragen. Wij herinneren ten deze uit vele voorbeelden aan de verheerlijking van christus op eene glasschilderij der cathedraalkerk te Chartres, uit de XIIe eeuwGa naar voetnoot3). Op eene miniatuur in de Koninklijke Biblio- | |||||||||
[pagina 206]
| |||||||||
theek te Parijs, uit de XIVe eeuw, is christus niettegenstaande hij om het hoofd eene gloria draagt, die van een kruis doorsneden is, om zijn geheele lijf van een dubbel ovaal omgeven, waaraan zwevende Cherubs hunne handen houden; hier schijnt de hemel in eene soort van schild ontaard te zijnGa naar voetnoot1). In de laatste helft der XIVe en in de XVe eeuw vindt men, zoo veel ik weet, geene van de beschrevene bijzonder afwijkende vormen; doch zou, volgens de opmerking van alt, in dien tijd de aureool, wanneer het beeld van den heilige zelf op goudgrond was voorgesteld, enkel door eene cirkelvormige lijn om het hoofd aangeduid zijnGa naar voetnoot2). En dat men in de XVIe eeuw niet minder dan vroeger aan de gloria gehecht bleef, daarvoor zouden ontelbare voorbeelden kunnen aangevoerd worden. Wij herinneren alleen aan rafaël, bij wien men daarenboven verschillende vormen aantreft; soms toch drukte deze de gloria uit door eene ruitvormige schaduw, b.v. in zijn disputa, dan eens door een' enkelen lichtcirkel, dan door een paarlensnoer en dan door een' sterrenkransGa naar voetnoot3). Wij hebben bij dit tijdstip de beschouwing der middeleeuwsche aureool te eindigen; de voortzetting der voorbeelden tot op onze dagen, zoude onze kennis aangaande dezelve ook weinig verder brengen; | |||||||||
[pagina 207]
| |||||||||
de latere vormen wijken van de vroegere weinig af, en schijnen zelfs meer sporen van willekeur te dragen; iets, waarbij wij bij de vraag naar het voortdurend gebruik der aureolen in de hedendaagsche kunst nog zullen hebben stil te staan. Trekken wij dan in het kort zamen wat een overzigt der christelijke middeleeuwsche aureool leert, aangaande haren vorm en het personeel hetwelk er mede versierd is, zoo komt het hier op neder: De vorm is meestal rond, hetzij als schijf, of als stralenkrans, of als beide zamen; soms echter is zij ook vierkant, of veelzijdig, en de stralenkransen bestaan niet zelden in enkele bundeltjes van stralen, die op drie plaatsen van het hoofd goud- of geelkleurig uitschietenGa naar voetnoot1). De ronde nimbi zijn eenvoudig of zamengesteld en dikwijls prachtig en schitterend versierd; de kleur is doorgaans goud of goud nabootsend geel, soms echter ook wit, groen, blaauw, rood en zelfs zwartGa naar voetnoot2). De beelden welke gloria's dragen stellen wezens voor, die boven de gewone menschen hebben uitgemunt door goddelijkheid of Gode gelijkvormigheid, | |||||||||
[pagina 208]
| |||||||||
hetzij volstrekte of verworvene, hetzij wezenlijke of denkbeeldige. Behalve God zelven zijn daarmede voorzien, jezus christus, van zijne geboorte af, in alle levensbetrekkingen, tot aan zijn kruis toe; daarna zijne discipelen en aanverwanten; de martelaren en confessoren; de propheten der oude bedeeling, die in heilige geestvervoering op Hem gewezen hadden, en, nevens de hemelboden, ook aardsche koningen en keizers, niet slechts van het Israëlietische volk, maar ook christelijke, als gezalfden des Heeren. Intusschen vindt men de gloria soms ook bij een personeel, bij hetwelk men haar, uit hoofde hunner beruchtheid, geenszins zoude verwachten! Zoo ziet men in de Liberiana te Rome, op eene oude afbeelding van den Bethlehemitischen kindermoord, den stichter van het moordtooneel, koning herodes, met eene aureool versierdGa naar voetnoot1). In een menologium der IXe eeuw, op de Vaticaansche Bibliotheek, is niet slechts de gekruiste heiland, maar zijn ook de beide moordenaars aan zijne zijde van eene gloria voorzienGa naar voetnoot2); en op eene schilderij van giotto, is judas zelfs met eenen nimbus voorgesteld. Maar dit zijn uitzonderingen, waarvoor de redenen ligt te vinden zijn, en die aan den algemeenen regel geen afbrenk kunnen doen. Evenmin zullen daartoe de afbeeldingen van die heidensche goden ten bewijze kunnen aangevoerd worden, die in later christelijken tijd en | |||||||||
[pagina 209]
| |||||||||
door christelijke kunstenaars met eene gloria voorgesteld zijn, gelijk b.v. in den beroemden Codex van rhabanus maurus op Montecassino, van het jaar 1070, de lichtgoden eenen nimbus dragenGa naar voetnoot1). Die afbeeldingen toch zullen voor navolgingen van vroegere heidensche typen te houden zijn, gelijk ons, naar wij vertrouwen, blijken zal bij de beantwoording onzer volgende vraag. |
|