| |
| |
| |
Teekenen des tijds.
I.
Het geld en de letteren.
Virtus post nummos.
Geld is de ziel van alles.
Zoo als er tusschen het magtige geld en alles, wat geen geld is, een zeer naauw verband bestaat, zoo bestaat er een geheim verband, eene heilige alliantie tusschen de letteren, en den ouden Mammon. De geest, het vernuft, de invallen, de uitvallen der letterkundigen kleeden zich eerst in letters: schrijfletters op het papier; vervolgens in drukletters; en eindelijk in de zilveren letters, het randschrift om de guldens en drieguldens. Inkt, lood, en zilver vertoonen zich hier in eene opklimmende, rekenkundige reeks. 't Is waar, men zegt, dat sommige schrijvers, en wel van naam, wier werken, als zij gedrukt zijn, ook het bijzonder voorregt genieten, om buitendien gelezen te worden, gratis, pro Deo werken;
| |
| |
dat zij het papier en den inkt betalen, en de koopers aan den boekhandelaar laten betalen, en alleenlijk met de eer, de recensie, en een twaalftal presentexemplaren daarheenloopen. Deze vrienden bederven, uit te groote edelmoedigheid, de markt der letteren. Wie heeft het ooit gehoord, dat men zijne waar weggeeft, als men regt heeft, om er klinkende munt voor te vorderen! Dergelijke schrijvers, die de boekhandelaren op zulk eene hemeltergende wijze bederven, moesten, om tot beter inzigt der zaak te geraken, en tevens tot hunne straf, gedurende twee jaren op een bureau van eenen minister van financiën arbeiden, om daar de waarde van het geld beter te leeren erkennen. Men moet en mag het geld niet van de letteren afscheiden; men mag ook hier man en vrouw niet separeren. Des schrijvers hoofd is hem zijne broodkas, - zijne hand, de vork, - zijne pen, het voorsnijmes, - zijne volgeschrevene bladen, de gevulde borden met vleesch en groenten. Wie werkt, mag eten, - wie schrijft, ook. Wie slechts om de eer, om den roem schrijft, is, in onze dagen, een hors d'oeuvre - een diogenes onder zijne broeders. Hij kent zijnen tijd niet; want hij kent het geld niet, en zonder geld beteekent zelfs de Tijd niets, - ook niet de Tijd van boudewijn, ook niet onze Tijdspiegel; want wij geven onze exemplaren niet present, maar laten ons betalen. Daarom hebt gij letters voor u, lezer, en met die letters gedachten en opmerkingen, of wederom letters, vertaald van andere letters: ingesmokkelde waren. Als ge dus geen geld hebt,
| |
| |
kunt ge niet lezen; want, om altijd van anderen boeken te leenen, en ze beduimeld of bevlekt terug te geven, - dat is beneden uwe waarde, en al de dubbeltjes voor de leesbibliotheek, deze zijn immers weder geld - altoos geld. Als ge dus schrijven wilt in onzen tijd, komt het geld in de eerste plaats. De echte boekhandelaar vraagt eerst naar het honorarium, dan naar den schrijver; - de schrijver vraagt eerst naar het geld van den boekhandelaar. Dan steken beide in zee, met vlag en wimpel, en het publiek verkrijgt nu letters, en boeken - maar alleen voor geld. De eer is een allerongelukkigst ding; - want de letterkundige eer geeft geen geld, maar kost geld: men moest dat verfoeijelijke ding verbannen. Een auteur, die, zoo als het heet, door de genade van den Gids, de vriendenhand der Letteroefeningen, eerst geruggesteund en geintroduceerd is geworden, later wordt gelezen, en herdrukt, dat is: zijn werk; die over geleerde zaken nog geleerder schrijft, dan zijn geleerde tijdgenoot; die in het voorbijgaan een eermetaal opsnapt - zulk een ongelukkig mensch wordt geeerd door een Lidmaatschap van het Utrechtsch Provinciaal Genootschap, of van de Leidsche Maatschappij, of van eene dito Zeeuwsche, of van eene andere, op contributie zettende vereeniging, waarbij men, buiten en voor de letterkundige eer, eene jaarlijksche bijdrage brengt à f 5 of f 6, of hooger, en des noods met de geleerde Heeren mede kan eten, praten, drinken, en zich onderling eeren, over en weder, zelfs met uitgezochte, brommende toasten. -
| |
| |
Neem het geld weg van de wereld: de letteren gaan mede weg. Zonder geld geen boekhandelaar, geen uitgever, geen drukker, geen recenserend tijdschrift, geene couranten-advertentien, zelfs geene recensenten, en vooral geen schrijver, die, wanneer hij met de eer en den naam overgevoed is, weldra tot den ouden vriend Mammon terugkeert, en het schrijvers hand- en hoofdwerk tot een' solieden tak van negotie maakt. Wij behoeven niet te herhalen, dat het er thans flaauw aan de markt uitziet. Het Roman-effect geeft nog altijd 5 pCt., en er is vraag naar; wetenschappelijke werken, zoo als de raap- en lijnolie, vliegend; wijsbegeerte, doodelijk stil, zonder handel, is niet meer te plaatsen; dichtkunde, genoeg aan de markt, met verkoopers, en zonder koopers. - Geld, geld, en nog eens geld; dan waarheid, wetenschap, vernuft. Wat thans het zwaarste is, moet het zwaarste wegen!
| |
II.
Achter de krijtbergen.
Wat daarachter ligt, laat zich in geene tien, twintig, of vijftig volzinnen beschrijven. - Wij zouden schier zeggen: alles! wanneer wij daardoor het vaste land, dat ook niet weinig ter beschouwing aanbiedt,
| |
| |
niet eenigzins vreesden te beleedigen. Maar dit is zeker: achter de krijtbergen, aan gene zijde van het kanaal, ligt eene kleine wereld, op een eiland als besloten, en door de schuimende golven veilig bewaard. Wie uwer ooit dáár den voet zette, weet dit beter, dan wij het u kunnen zeggen. Laat ons intusschen even achter de krijtbergen heenblikken, en daar de teekenen des Tijds vinden. Spleen, roastbeef, Hollandsche jenever, Hollandsche druiven, savooi-, en bloemkool, voor Engelsche tongen en magen; Sir robert peel, die met onzigtbare hand tot over het vaste land in Indië reikt, en de oude john bull; koningin victoria, die jegens groote koningen beleefd, en jegens minder groote, maar daarom niet minder dappere koningen onbeleefd is, en voor kostbare geschenken een' leger-titel teruggeeft; - prins albert, die, als figurant in de constitutie, jaagt, toasten helpt instellen, en schaatsen rijdt, iets, dat hem dezen winter niet gelukt is; - de parlementaire wolbaal, en de schreeuwende troep: ‘hear, hear him!!’ - Verder: de stoom-wondermagt, en de alles overtreffende armoede; rebecca, met hare woeste zonen; en iets verder, ten westen, de oude hercules, niet de razende, de μαινόμενος, o'connell, die misschien op het steigerend staatkundig ros, 't geen hijzelf de sporen in de zijden drukte, zal doorgaan, en, wanneer de andere kabinetten niet te hulp komen, een zandruiter worden; - de mijnwerker, die alle uitzigt heeft om verstikt te worden door eene gasontploffing, en de adellijke lord, die met zijn geld, zijne
| |
| |
paarden, zijne beginselen, zijne jagers, honden, hazen, en herten, geen weg meer weet, en dien ten gevolge eerst den Rhijn op en nedervaart, dàn in Zwitserland, op de bergen, veel koude lijdt, dan weder veel warmte in Italië, eindelijk geeuwende en ontevreden te huis komt, drie dagen achter elkander leest in byron, en zich, pour la clôture finale, voor den kop schiet. - Achter de krijtbergen! Vrienden! daar heeft men het even ver in de kunst om te vloeken gebragt, als in de uitwendige vroomheid. De Zaturdagavond sluit de hel open, om den ganschen Zondag voor den hemel te leven. Daar staat de hooge geestelijke op den kansel, als hij er niet te traag toe is, en morgen zit hij, als staatsmannetje, nevens den wolzak, onder de pairs, en is alzoo te gelijk aan den staat en aan de kerk geparenteerd; - zijn rijk is wèl en niet dezer wereld. Daar schrijft, vermaakt, leert dickens, en wordt tegengesproken door eene Amerikaansche dame. - Daar komen van het Westen de ladingen met dollars, en katoen, en Oregon-quaesties, - van het Oosten het Chineesche opium- en bloedgeld, de verminkte of geleerde officieren, somtijds eenige leenpligtige Indische vorsten, om het eiland te bezien, dat, op eenige duizenden mijlen afstands gelegen, hen beheerscht en bedwingt. - Achter de krijtbergen verschijnt nu en dan een oude leeuw, shakespeare, en verbaast met zijne middeleeuwsche kracht de dandy's der negentiende eeuw, die zoo even te huis kwamen van den Rhijn, of uit het Oosten, een
| |
| |
zeer uitvoerig Sketchbook medebragten, overal hunne guinjes achterlieten, en overal Engelschen trots, en Engelschen whim lieten beschouwen, waarmede de Duitsche, Fransche, en Zwitsersche ‘WelEdele Heeren’ kasteleins het zeer gaarne voor lief nemen, als zij den eeuwig ambulanten Brit, benevens zijne ambulance, slechts op tienvoudige logementen-tax hebben gesteld. - Achter de krijtbergen is de income-tax, en de oude regten van het volk; de kostbare kroon, het oude zwaard, het koninklijk speelgoed, dat bij eene publieke krooning weder wordt opgeschuijerd, en den jubelenden volke vertoond, en daarbenevens eene reislustige, jeugdige koningin, die haar welgelijkend portret aan mehemed-ali zendt, en zich gaarne door den ouden, vriendelijken lodewijk philips laat embrasseren, tot ergernis der patriotten aan deze en gene zijde van het Kanaal. Daar is de groote en kleine wereld der clubs, waar de staatkundige tinnegieters, dik, gezwollen, welsprekend door porter en ale, het land helpen regeren, en intusschen de jeneverpaleizen voorstaan, waar de hefboom voor de welsprekendheid aan ieder wordt aangeboden. Daar vloeijen duizendtallen te zamen, om de meeting te houden, iets, waarvan wij ons geen begrip kunnen maken, dan bij vergelijking van publieke verkoopingen, of verpachtingen in het opene veld. - Daar schuifelt en sist de boa constrictor onder de dagbladen, de Times, en vat het staatkundige volk, al de tallooze clubbisten, in zijne sterke kronkels, of opent den breeden muil
| |
| |
tegen den Franschen dierentemmer, den minister guizot, en deze werpt den Britschen Cerberus een' diplomatischen honigkoek voor, en het dier is weder stil. Daar rijst, te midden der half verfranschte zeden, het adellijk slot in Gothischen vorm, als eene satyre op de negentiende eeuw, en de renaissance-dolheid koopt bij oude, smerige, Amsterdamsche en Rotterdamsche Joden, oude stoelen, tafels, en kasten, die door de wormen half opgegeten zijn, voor handenvol guinjes, om ze als kostbare reliquiën in de Gothische zaal ten toon te stellen. - Daar wordt het oudvaderlandsche kabinet van schilderijen geplunderd, en een echte lord is even verheugd, als hij een' teniers of ostade voor echte banknoten binnenpalmt, als waar hij eene bill doordrijft, en zegepraalt in het Parlement. - Wat ligt er al niet achter de krijtbergen! - Gij noemt ons intusschen partijdig, lezer, dat wij u het schoone, en goede, en voortreffelijke ook niet noemen, 't geen daar te vinden, te koopen, te bewonderen, na te volgen is. Kom, wij zullen u voldoen.
Comfort aan alle zijden; helder gaslicht in en buiten de winkels; alles overmeesterende industrie; populaire wetenschappelijke maatschappijen; onnavolgbare haarolien; Kalydor en Macassar; scheer- en pennemessen; even onnavolgbare national spirit, en strenge regtsvormen - de galg bovenaan; rijke pensioenen voor dappere knevelbaarden; standbeelden voor dichters, wijsgeeren, natuurkundigen in de kerken, en voor helden buiten de kerk, op
| |
| |
de pleinen. Eindelijk de opperheerschappij over de zee, en de strenge godsdienstige vormen. - Waar zouden wij eindigen, om al het goede te noemen achter de krijtbergen? Scheep u in, lezer, en vul onze gebrekkige schets, op de plaats zelve, aan!
|
|