Tijd en Mens. Tijdschrift van de Nieuwe Generatie. Jaargang 5(1954-1955)– [tijdschrift] Tijd en Mens– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] [Willy Roggeman] Nuages (tempo: blues) voor wijlen Django Reinhardt a. Je droeg ook de stilte mee achter de hagen En nog bleven wij een uur een dag Wij bleven tot de roulotte het reizen verleerde En haar bestaan zich versteende De roulotte werd steen huis en wij bleven Omdat je achter de hagen was gelopen Met de gouden regen van de blues De grijze stilte die je schilderde In pastelkleur rood appel vrucht en kind b. En wij schermden met de oude idee Zij viel als kwikzilver dat wij niet vertrappen konden Ik vond: ‘het gaat wel zonder’ en de gaten in de jassen De oude werden met leugens gevuld Het was armzalig Hoe wij de dagen met elkaar verspotten Hoe de mazen doorzichtiger werden Hoe wij toch niet meer konden geloven ‘Dit is het nieuwe’ dacht er een En wij namen zijn woorden tussen de vingers En wij streelden zijn woorden Als zeldzame huiden van dieren die men lang had opgejaagd Als nekhaar van bloemende vrouwen Hoelang sloegen wij onze driften tam aan deze buit? c. De roulotte had zichzelf verloochend. Het huis-zijn kankerde haar uit. Wij maakten vuur en verbrandden haar. Wij stonden [pagina 4] [p. 4] gans buiten nu, ontdaan van het oude, dat smeulde, en zich aanspande om niet dood te gaan. En wij dansten in de asse de ritusdans van heidenen en vonden genoegen in het nieuwe spel. Wij stonden buiten alles. Waren wij buiten onszelf? Buiten het mens-zijn getreden?) Wij vloeiden alleen als de seizoenen in de kringloop van het jaar. In die winter moesten wij dood- gaan. Dit was een nauwe cirkel zonder traditie en met het blinde tasten in de winden van de toekomst. De landen werden een kaal schedelveld. Wij kregen zwarte barsten in de huid, waar de haat een uitweg zocht. d. En in de stad van nu: De magische lampions van het neurosennet Het stelsel van brandende bloeddraden Met de kinderen de kinderen met de bal de rode De tram de gele blokkendoos Iemand die zei: ‘God verdoem mij’ Een ander die bad: ‘Heilige Maagd’ Een plein met stofwolk paddestoel En ik in de stam van de zwam als worm Die viel uit een straat in een steeg Door de steeg op een plein met bomen Met bloeiende bomen met bloemen blauwe Liep en deed maar liep en deed maar enzovoort e. Je droeg de stilte mee, en wij laaiden op en werden vlam, vuur van onszelf. Welke rare gouddelvers wij waren in dit vijandige land? De dag in de bistro, waar ik je naam op de marmerplaat schreef, brak je terug in mij binnen. Ik had geroepen ‘Eli, Eli, lamma sabaktani’, omdat je achter de hagen was gelopen... (zie a) Je stond in holle ruimten, waar de blues in bruiste als een hoge fontein. Het water van de bewegende glazen plant steeg en viel in zichzelf. En wij speelden maar jazz. Was dit het [pagina 5] [p. 5] nieuwe spel van de steeds bewegende cirkel? Of gaf je een glimp van het eeuwig idool ten geschenke? In je handen trachtte ik het geheim te lezen. f. Ik zoek je nog in formule te brengen Begrijp je: dit is geen geloven. Ik zou toch weten moeten Dat 1000 handen analyse poogden En waren als kinderen die in onbegrepen boeken zagen. g. De angstlijken in de stildrijvende stroom De walgzweren in een metalen doos op de schouw: Ik weet, dit alles is mijn droom in 't land der mikroben. WILLY ROGGEMAN [pagina 6] [p. 6] Landschap (vier aspecten) a. Onze handen stootten zich als glas. Wij toonden eenvoudige lach van maskers. Stil en star. Kusten elkaar correct op houten lippen. Dit was de wet. En alles was eenvoudig. b. O maj ubo tib. Wij, doolaars in de mystische tuinen in de rode tuinen van mystische dromen, die rookten lang mutasigaretten van christelijk dogma, hoe waren wij eenvoudig en dom. En ik wist niet, dat je veld kon zijn, dat je ertsen onder je bast bezitten moest, dat je boom in elk seizoen was. c. Plots nam je de trein. Ik zag je door het raam. Een blauwe vogel steeg aan uit de verre rook. Maj uba tib, blauwe vogel. Ik neem je aan de kloof van mijn gelaat. In de splinters van mijn lippen. Je sterft in een verloren zaal ergens diep in bloedlanden mijn. d. In de morgen achter de hagen hebben de vrouwen onze lijven gevonden die als pas verlaten kleren lagen warm op bedauwde gronden. WILLY ROGGEMAN [pagina 7] [p. 7] Gewonde vogel van je oog Het glas van je huid Loop ik ongebroken door En schuil mijn bange honden Voor de lage regen van de dag Voor de blues van het denken In het duin van jebloed Het blonde duin van zon De open mond een kind En je wordt het bed Van humus waar ik leg Het grijze dikke zaad Van walg en ver Verwezende angsten In het land van je bloed In de zee van magie Drijft De vogel van je oog Dodelijk gewond weerom WILLY ROGGEMAN [pagina 8] [p. 8] Wordende nachtvormen a. Ik breek je borst Uit de steen Uit de nacht Van je bloed het kind En wandel met mezelf In de sokel van het niet In de rook van het woord Door het raam Van een droom en Langs de barst Van mijn geslacht Loopt het embryo verloren Op mijn ogen staat Het dagwater van de tijd Terug. b. Vreemd verlangen van wal te gaan In zee van niets en witgeweekte angst Elke avond de grijze grens te nemen Als een mond een lief Een breed vol veld Elke morgen een schuine lijn te schuiven Tot morgen langs de lijn te gaan En dit lichaam warm te verlaten Te vallen uit het vast bezit Het weten en het bidden Aan een krans van sperma verloren [pagina 9] [p. 9] c. In het schuim van de dode droom Het dragend schuim op klam strand In de herinnering van de morgen Ligt het lijk (lang en lelijk) Der intimiteit Mineur moment van euwigheid Spijker in het waterhout van het geslacht O de ogen van de zeezwammen Worden vuil en vel op drogend zand WILLY ROGGEMAN juli 54 Vorige Volgende