Tijd en Mens. Tijdschrift van de Nieuwe Generatie. Jaargang 4
(1953-1954)– [tijdschrift] Tijd en Mens– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
I
Na jaren was ons uur nog niet gekomen
Ik dacht met loos geweten aan 't uur U
Jij zei steeds nooit en ik dacht nooit of nu
Maar hing tot slot mijn klok toch in de bomen
Van mijn gewetenloze tuin
Achter mijn tuintje stond een hengst te blazen
Alsof alles rondom zijn eigen hijgen hing
Bij nader toezien was het slechts een ruin
Die rustig stond te grazen
Alsof 't alleen maar om zijn weemoed ging
Adieu zei ik al zuchtend hee en ha
Eerst zei je nee en nee en dan na jaren ja
| |
IIIk stond op drijfzand en ik riep om hulp
(Natuurlijk bij manier van spreken
Een vos verliest zijn haar en niet zijn streken)
Met zinloze woorden die gulp na gulp
Mijn dichterlijke mond ontsproten
Ja zei je ja de wereld levert idioten
Zoveel je wilt
Wat jij aan 't spel verspilt
Meer dan het liefdespel aan jou ooit heeft verspild...
Je weet de rest
Ik wist helaas de rest
Alsof het morgen gisteren was
Je wandelde op 't water alsof ik het was
| |
[pagina 129]
| |
IIIWij gaan naar boven om te zien of d'aarde rond is
En als wij boven zijn zien wij geen aarde
Wij weten niet de intrensieke waarde
Van 't boven-zijn noch hoe zijn ondergrond is
Dit zei je toen en ik begreep maar niet
Wat je bedoelde
Ik voelde
Alleen de vlakheid van mijn eentonig verdriet
Tot troost zei je 't is maar een theorie van ratten
Via de mensen
Die tijd had ik geen wratten
En weinig wensen
| |
IVDie tijd leidd' ik mijzelf nog bij de hand
Terwijl jij mathematisch juist de stappen telde
Die mij onhoorbaar vergezelden
Tot aan de rand
Van 't randgeval
Met als gemene deler ik van 't randgetal
De kleinste 't spreekt vanzelf zoals je zei
En dan herinner je je nog hoe jij
Van elke breuk de scherf was en de noemer
Je was zo nuchter toen als de gebroken roemer
| |
[pagina 130]
| |
VToen namen wij de bochten op twee wielen
De snelheid van de wagen liep ons voor
Wij waren op zoek naar het spoor
Van andere wagens met vluchtende zielen
Maar wij geraakten in een slop
Waarvan het einde was het einde der verdoeming
Toen gaven wij het op
En alles wat omheen je roem hing
Van femme fatale en zo
Het was - ik kon het weten - slechts een vuur van stro
Een spoedig uitgedoofde hinderlaag
Ten slotte voelden wij ons ver en vaag
Gedistilleerd tot 't laatste dampje H2O
Uit d'overwinning op de nederlaag
| |
VIEens was de schaduw van de bomen in de zwoelte
Zo zonder stilte zonder koelte
Dat wij geen adem haalden zonder zucht
Er hing een loomheid in de lucht
En over onze lamme leden
Dat wij niet wisten hoe of onze geest
Zoals het vroeger was geweest
Zich ooit nog zou verschroeien aan 't verleden
Wij leefden in twee sferen van één makelij
Als in een kamer zonder wanden
Met niets dan lucht in ons' luilekkerhanden
De gebraden vogels scheerden aan ons voorbij
gaston burssens |
|