| |
| |
| |
De doodrijder
Antwoord aan Raymond Brulez
En toch... Schop de mensen een geweten
Neem me niet kwalijk dat ik met vijgen na Pasen kom, maar ik kon werkelijk niet eerder antwoorden op wat mijn vriend Brulez in het N.V.T. schijnt te hebben geschreven. Ik kon dit niet, omdat ik jammer genoeg veel te weinig lees, en vrienden mij pas nu zijn komen zeggen dat Brulez zijn fijngescherpte pen ook naar mij heeft gericht.
Zelfs nù heb ik het bewuste artikel nog niet eens gelezen, maar ik zoek er naar en zal het wel vinden. Hij zou daarin geschreven hebben, Brulez, dat het ‘Schop de mensen tot ze een geweten krijgen’ hem wat Hitleriaans in de oren klinkt.
Ik ben blij dat ook hij, met deze bewering, enigszins vijgen na Pasen komt aanbieden. Immers, ik heb dat nu al, laat zien, acht jaar geleden neergepend in mijn boekje ‘Mijn Kleine Oorlog’. Dat boekje is inderdaad binst de oorlog ontstaan, en ook binst de oorlog neergeschreven. En het is mogelijk dat de schrijver zich op sommige ogenblikken al te zeer heeft laten meeslepen door de heilige gramschap, die zo een oorlog meebrengt. En het is ook mogelijk dat hij, aan het einde van dat boekje, iets te woedend, heeft gezegd: Schop de mensen tot ze een geweten krijgen.
Maar mijn vriend Brulez antwoordt hierop pas nu, omdat die uitlating van mij nogmaals gebruikt werd, en namelijk voor een circulaire van ‘Tijd en Mens’.
Ik heb anders voor dat boekje al meer dan genoeg op mijn kop gehad. Sommigen die er zich als ‘helden’ meenden in te herkennen, hebben gedreigd mij achter mijn schrijftafel vandaan te halen, mij eens te zullen aframmelen, mij te zullen kraken, enzovoort.
Enkele weken geleden ontving ik daaromtrent nog een brief
| |
| |
van een ‘zwarte’. Hij schrijft me, dat hij met vertraging dat boekje heeft gelezen, en er mij om gelukwensen moet. Alleen - zo schrijft hij - heb ik de oorlog veel te eenzijdig aan de witte kant bekeken. Ook de ‘zwarten’ waren niet allen smeerlappen, en ook onder de zwarten zijn er mensen die geleden hebben, die honger en miserie hebben gekend. Als schrijver zou ik ook daarvoor oog moeten gehad hebben...
Ik heb die man dadelijk geantwoord, dat hij voor een groot deel gelijk kan hebben, maar dat hij mij verontschuldigen moet het boekje - ik zei het hier reeds - tijdens de oorlogsdagen zelf te hebben geschreven. Ik zou het inderdaad wat breder kunnen bekeken hebben, als er reeds enkele jaren waren voorbijgegaan. Maar ik ben blij, het zo te hebben geschreven, in mijn woede, in mijn haat, in mijn verachting, zelfs als het nu blijkt dat ik te eenzijdig en te bitter ben geweest.
Doch, het gaat niet over al die mensen, welke mij geschreven hebben omdat zij iets van hun eigen ‘kleine oorlog’ in dat boekje hebben weergevonden... het gaat om die bewering van Raymond Brulez!
Van uw vrienden moet ge het immers krijgen! Doch inderdaad, als men onder ‘schoppen’ een werkelijke schop wil verstaan, zou het wel wat àl te Hitleriaans uitvallen. Al is de ene schop er, om het geweten te doden, en de andere schop om het geweten te doen ontwaken, het blijft in beide gevallen een al te brutale inmenging... vooral als men veronderstelt, dat de voet die schopt, bovendien van een gespijkerde laars is voorzien.
Ik moet hieraan echter onmiddellijk toevoegen, nog nooit in mijn leven gespijkerde laarzen te hebben gedragen. Zelfs als soldaat ben ik de oorlog ingegaan op mijn sloefen. God en mijn luitenant zouden dat kunnen getuigen.
Maar Raymond Brulez weet wel beter. Hij is een fijnzinnig man, die genoeg het onderscheid ziet tussen het een en het ander. Maar hij heeft een pen, die wonderwel geschikt is om olijk-sarcastische stukjes te schrijven in de rubriek ‘Zoek de mens’. En het is deze pen, die hem verleid heeft mij te betichten
| |
| |
wat al te Hitleriaans te willen optreden. Alhoewel hij ondertussen beseft, dat ik met die ‘schop’ eigenlijk iets anders heb bedoeld.
Immers, als Hitlerianen het over een schop hebben, dan bedoelen zij werkelijk een trap met een gespijkerde laars, en wat daaruit allemaal volgt: concentratiekampen, galgen en gasovens. En als ik ‘schoppen’ schrijf, dan bedoel ik slechts: het ingedommelde geweten te doen opschrikken, en dit zonder iemand zelfs met de vinger aan te raken.
En nu, de oorlog is voorbij, en zowel over ‘Mijn kleine oorlog’ als over de gaskamers is reeds het stof der vergetelheid aan het neerdalen. Wij vergeten dat we eens woedend zijn geweest, en dat het werkelijk nodig was ons eens woedend te maken. Doch zie, sla de krant open, vriend Brulez, en ge zult dadelijk ontdekken dat er wel eens iemand - af en toe - een schop zou mogen geven, een kleine schop dan, een zinnebeeldige schop.
Lees nu even die geschiedenis met de beer! Een beer troont een jong meisje mee naar zijn hol, en - neen, peuzelt haar niet op - maar spreidt voor haar een bed van droge blaren, en voorziet haar iedere dag van voedsel. En dan komen de mensen, allen samen, allen gewapend met geweren, en schieten zij de beer in de rug. En zeg nu niet, vriend Brulez, dat de mensen de beer ‘een geweten wilden schieten’, zoals ik anderen ‘een geweten zou willen schoppen’.
Neen, zij deden hem eenvoudig dood omdat hij een beer was. En dankbaarheid omdat hij voor het meisje zo goed had gezorgd? Of een vreemde ontroering, omdat hij als stom dier een kind der mensen misschien zou hebben liefgehad? Geen spoor daarvan. Of alleen maar de gedachte ‘wij zouden hem misschien in een dierentuin kunnen onderbrengen’? Zelfs dat niet eens. Schieten maar, vernietigen maar, doden maar! Dat is de leuze.
En af en toe loopt daar eens iemand tussen zoals gij, vriend Brulez, die om dat alles ironisch glimlachen kan. Of iemand zoals ik, die mij dan kwaad maak, en zeg ‘Geef die lui eens
| |
| |
een flinke schop, zodat hun geweten wakker wordt’. Een figuurlijke schop dan.
Of... och, laat het soms eens wat minder figuurlijk zijn. Laten wij het hen af en toe ook eens doen voelen.
Het zijn immers niet allen Hitlerianen, die Adolf heten.
| |
De moord op het woord
Weer werd een nieuw ‘Algemeen’ en bovendien ‘Cultureel’ tijdschrift gesticht. Het heet de ‘Tafelronde’. Deze algemene en culturele Tafelronde gaat heel wat hooi op haar vork nemen, voor zover een tafelronde over een hooivork beschikt. Zij gaat namelijk het geestelijk patrimonium van het Europese Westen bewaren en uitbouwen. Dit echter als haar de tijd wordt gegund, wellicht naar Atlantische horizonten.
Ik weet dat dit reeds, op zichzelf bezien, straffe tabak is. Toch komt er nog meer! In een rondschrijven van deze Tafelronde, stelt men allereerst vast dat de jongste christelijk-gerichte kunstenaars onder invloed van een veelal verkeerd begrepen en daardoor verwarring stichtend existentialisme te zeer het pad opgaan van een modieus epigonisme.
Ik meen hieruit te mogen afleiden, dat het existentialisme heel wat is, doch dat die jongste christelijk-gerichte kunstenaars maar domkoppen zijn, die Sartre niet al te best begrijpen. Heidegger en Kierkegaard zijn je ware, maar hun leer brengt verwarring als al die aankomende dichtertjes haar niet te best snappen.
Elaas, het is niet dàt, wat de redactie van de ‘Tafelronde’ bedoelt. En of! Zij heeft zich in haar eerste alinea weliswaar verkeerd uitgedrukt, maar herpakt zich in de volgende. Daar zegt zij, noch min noch meer, dat in een periode welke door bureaucratisch-politionele dwang en anarchistische uitingen van angstgevoelens, de vlucht in het absurde als enige vrijheidsbeleving en draaglijkheid wordt betracht, en het accent
| |
| |
ligt op het pessimisme, oorsprong van een tot wanhoop drijvende levenskoorts of van een pedant vergankelijkheidsbesef...
Oef, dat is weer achter de rug, Jean-Paul zal nu deze avond niet gerust slapen, als hem dit rondschrijven onder ogen zal zijn gekomen. Zelfs als we deze ‘tot wanhoop drijvende levenskoorts’ blauw-blauw laten, en ook over dat ‘pedant vergankelijkheidsbesef’ heenstappen, blijven dan toch nog de ‘anarchistische uitingen van angstgevoelens’. Het schijnt mij echter eenvoudig genoeg om dat angstgevoel de kop in te drukken! Laten wij in onze bladen, in de radio, de film, nooit meer iets zeggen over concentratiekampen, over oorlog in Korea, over de atoombom, de kloof tussen Oost en West! Of als wij er tóch over beginnen, laat het ons dan doen op de wijze zoals ‘Signaal’ dat meesterlijk kon. Hoezo, ‘Signaal’? Welja, het geïllustreerde weekblad, dat door de zorgen der nazi-propaganda werd uitgegeven.
Leven en literatuur wijzen onafgebroken op uitbarstingen van orgiastische of van macabere aard. Wij vinden overdreven nihilistische bevliegingen bij vrijdenkenden, drukkende last van erfzondige aard bij gelovigen...
Ei, nu pas heeft de zetter opgemerkt, dat hij dit tussen haakjes had te brengen. Want niet ik heb die ‘erfzondige aard’ uit mijn botten gekraamd!
Leven en literatuur, zeggen ze. En die twee mogen niet zo streng aan elkaar gekoppeld worden. Laat het leven van een macabere aard zijn zoveel als het wil, de literatuur moet men er buiten laten! Laten wij een concentratiekamp oprichten en er alle anarchistische schrijvers en dichters opknopen, ondertussen zullen wij ons tijdschrift wel verder vullen met gedichten over Ons Lieve Vrouwke van Vlaanderen.
En verder wordt er aan toegevoegd - ik zie niet in, waarom het zou verzwegen worden - dat de humanitaire gemeenschapsidee waarnaar deze tijden hunkerden, niet in vervulling is gegaan. Het is niet moeilijk hiervan de waarom te achterhalen! Namelijk door de onveiligheid die de huidige dagen doordringt! Eigenlijk, tussen haakjes, een wereld met God
| |
| |
contra een wereld zonder God. Tevens heeft de mens van de XXe eeuw zulk verstikkend gevoel, dat het hem onafwendbaar heeft aangezet tot het kiezen van een partij of van een sociale en syndicale bescherming.
Dat is natuurlijk glad verkeerd vanwege de mens der XXe eeuw. De Tafelronde kan ‘vooralsnog’ niet voorzien wat dit gaat betekenen aan machtsmisbruik, verknechting, miskenning en machiavellisme. Neen, neen! Weg met die sociale en syndicale bescherming, en veel liever ‘een vertrouwen in een waardig geestelijk zowel als wereldlijk gezag’! Zo waar helpe mij God en Hitler.
En kijk, het is hierdoor dat de esthetiek van de laatste geslachten in gebreke is gebleven. Zij heeft de voorrang gelaten aan materialistische vormgeving, kenmerkend voor een barbaars denken en brutaal zich uitdrukken van een in het historisch verloop opgenomen proletariaat.
Ziet ge wel, dat is het wat wij steeds hebben beweerd: het socialisme is de fout van alles! Enkel en alleen geleid door de ontevredenheid van enige negentiendeeuwse romantici, heeft het proletariaat zijn contact met de constanten van de Westerse beschaving gemist! En wat erger is, dat het deze contanten - pardon, het moet constanten zijn! - als vijandig is gaan beschouwen aan de doorbraak van zijn eisen.
Ik geloof, dat dit het voornaamste is van wat de ‘Tafelronde’ hoopt te zullen veranderen. Zij spreekt er weliswaar ook nog over, om de kunst als lichtend baken op te stellen voor een wereld die eenmaal in andere spiegels zal kijken, maar dat is slechts in het voorbijgaan. En bovendien weten zij ook wel, dat het slechts kwatsch is, alleen bestemd voor de koster van Waaiendijcke en de ondermeester van Rolleghem, die mogelijke abonné's kunnen worden. Hén willen ze diets maken, dat zij weinig of niets zullen kapotslaan, en als er mogelijks tóch iets van die socialisten in scherven zou liggen, dat zij dan uiteindelijk nieuwe spiegels in de plaats zullen stellen.
Ook komt er nog wat andere snert: om te herstellen en te vernieuwen in een geest van eerbied voor de eeuwige waarden
| |
| |
die de cultuur moeten schragen en van genezend enthousiasme voor het leven. Zie, ik heb die onvolkomene zin zomaar lukraak weggesneden, want het heeft toch geen belang. Het dient alleen maar om het ergens ronkend en hartversterkend te kunnen uitgalmen. Klinkt het niet dan botst het toch. En het blijft ons, stambewuste Vlamen, nog steeds de bibber op het lijf jagen.
Enfin, zij menen alles wat zich reactionnair voordoet uit de weg te gaan. Jaja, niet met die reactionnaire C.V.P., maar met de Vlaamse Concentratie. En daarvoor doen zij beroep op de eerbiedwaardige Goethe ‘die gezegd heeft - maar hij heeft zoveel gezegd - dat ‘een verleden, dat men vurig terug mocht wensen, er niet is. Maar’...
Neen het geestesleven van ‘Volk en Staat' 'is niet meer, “Balming” en “Het Zwarte Korps” zijn van het toneel verdwenen, maar uit de verrijkte elementen van het verleden vormt zich steeds het eeuwig nieuwe’...
Heb ik reeds gezegd, wie aan deze ‘Tafelronde’ zullen meewerken? Albe, Jef de Beider, Andries Dhoeve, Adriaan De Roover, Bert Peleman, Dirk Vansina, René Verbeeck, Karel Vertommen, Paul de Vree...
En de bovenhand zullen wij halen, verdomme, al moeten wij daarvoor weer onze bespijkerde laarzen aantrekken!
l.p.b.
|
|