Niet alleen om de wil van een dode te eerbiedigen, wat een dood gebruik is weliswaar, mag slechts nog aan het Eerste boek van schmoll worden gedacht als oeuvre van de dichter. Zijn voorgaande poëzie was studiemateriaal. Toch beweren sommigen dat hij zich in dit definitief werk op een smallere basis zou hebben teruggetrokken. Och hij ging integendeel zo ver - dichtbij in zich om hen te verschalken? - dat zij hem niet achterna kunnen. Hij wist het ook: men komt moeilijk de dichter nabij. En: evenals de extase heeft de poëzie eigenlijk niets te vertellen, buiten het uitzeggen van het vervuld-zijn-door-het-onzegbare. En om glimlachende kritici tevreden te stellen: ik maak slechts nog liedjes voor mijn plezier.
Voorbij de scheiding van blijdschap droefheid en de andere ruwe gevoelens ligt het gebied van de poëzie die men niet kan omschrijven dan door de bepaling dat ze achter genoemde grens ligt. Maar waar? Wij weten ook nog dat de woorden ginder geen betekenis meer hebben - of welke dan toch? - dat ze er door onze vingers glippen en een stileigen leven beginnen zonder passie maar ook zonder moedeloosheid, zonder hiërarchie maar waardevol, als kinderen zelfzeker en beschroomd.
Enkele zulke woorden kon de dichter soms in zijn beste momenten en na vele en moeizame voorbereidingen vergaren en behoeden lang behoeden tot ze zich gaven. Maar wie zelf nooit ginder is geweest, moet de dichter niet lezen. Hij zou zijn taal niet verstaan.
Zijn poëzie heeft zich ontdaan van het intellekt, zij is een zich volledig overgeven aan het totaal aspekt van het woord in zijn onderling verband d.i. begrip, klank, beeld, intuïtie. En poëzie is vrouwelijk, als een vrouw. De idee blijft immer dezelfde. Alleen om de vormen kan het nog gaan. De inhoud van zijn gedichten is dus niet verbluffend, hij is eenvoudig voor zover er nog van inhoud sprake is afgezien van hetgeen overal aanwezig is in wat leeft; de schoonheid ontstaat uit het